Oog voor alles, oor voor velen

“Oog voor alles, oor voor velen”, staat er op de rouwbrief en boven de advertentie. Een voortreffelijke typering van tante Toos Leferink-Bebseler in slechts zes woorden. Want zo was ze. Tot bijna haar laatste dagen toonde ze haar scherpe waarnemingsvermogen, vroeg ze belangstellend naar je gezin en je plannen en luisterde ze met volle interesse naar je verhaal.
Ze is bijna 94 jaar geworden, dat is natuurlijk prachtig, maar toch brengt haar overlijden een verdrietige stemming bij mij teweeg. Ik ging regelmatig een uurtje bij haar en haar zoon Clemens langs. Even praten, even infomeren hoe het met haar ging, de perikelen van het melkveebedrijf bespreken en even horen wat er in de familie zoals gebeurt. Dat waren altijd fijne uurtjes.
(De foto is uit 2007)

Mijn moeder was in april alweer 23 jaar uit de tijd, ze overleed destijds aan maagkanker. Tante Toos, die aan dezelfde rotkwaal gestorven is, woonde dichtbij. Als ik op de terugweg van Hengevelde/Markvelde naar Hengelo even bij haar langs ging, zag ik partjes van mijn moeder. Haar ogen, delen van haar gezicht, nog lange tijd haar donkere haar. Beiden hadden ze interesse in mensen en in belangrijke gebeurtenissen in de regio en de rest van de wereld. Tante Toos was kleiner van stuk. Mijn moeder was forser en had een ander karakter.  Ik moest ook altijd kijken naar de grote, sterke handen van tante Toos die haar als boerenvrouw zo typeerden. Ze stonden symbool voor het harde werken dat ze haar hele leven gedaan heeft  en ook  voor haar innerlijke kracht en voor haar gastvrijheid.
Omdat ze zo dichtbij woonde, bleef je via haar ook goed op de hoogte van het wel en wee van de familie Bebseler.  Inmiddels zijn ze bijna allemaal uit de tijd. Nu tante Toos niet meer leeft,  blijft er nog één tante over, Sannie in Utrecht. De vorige generatie – ook aan mijn vaders kant - is klein geworden, de laatste jaren. Dat doet pijn, maar is de realiteit. Het hoort bij het leven. Als je zelf ouder wordt, vallen er steeds meer dierbaren weg.

2010. Drie zussen op een rijtje. Vlnr Sannie, Annie, Toos. 

TANTE MINA
Medio april, een paar dagen nadat ze voor het laatst in het ziekenhuis lag, waar ze de fatale mededeling te horen kreeg, was ik ook een uurtje bij haar. Ze vertelde nog eens hoe ze vanuit Weerselo naar Hengevelde was gekomen. Haar tante Mina en oom Dieks woonden daar. Die hadden hun enige zoon op tragische wijze verloren. Hij was verdronken. Mina ging op bezoek bij haar broer en schoonzus met hun grote gezin vol jonge meiden. Tante Toos wist niet meer precies hoe het gegaan was, maar wel dat ze met lichte drang naar Hengevelde was gestuurd. Ze was enkele jaren eerder op de Ulo in Borne na twee jaar gestopt, waar ze trouwens nog altijd spijt van had, want ze kon goed leren.
In Hengevelde hielp ze haar oom en tante op de boerderij en kreeg er al gauw verkering met mijn oom Gerard, een jongere broer van mijn vader. Op de ijsbaan leerden ze elkaar kennen.

VAN GERARD NAAR GERARD
Even tussendoor. Dat mijn vader en moeder elkaar gevonden hebben, kwam door Tante Toos en oom Gerard. Ze wist het nog precies, zo vertelde ze me jaren geleden al eens. Het was de 15e augustus in 1942. Ze waren een dagje in Weerselo en hoorden dat mijn moeders verkering uit was. Omdat mijn vader ook zonder partner zat, zijn ze samen naar Hengevelde gefietst om de twee bij elkaar te brengen. Er kwam verkering van en op 6 juni 1944 de bruiloft. Dat hebben we toch maar mooi aan haar te danken. Tante Toos zelf en mijn oom die intussen in de Noordoostpolder werkte, zijn aan het eind van ’44 uit elkaar gegaan. Een paar jaar later trouwde ze met Gerard Leferink met wie ze meer dan vijftig jaar samen is geweest.

DANKBAAR
Terug naar die avond in april toen ik bij haar zat en we over haar leven spraken. Over de valse start van haar gezin met de eerste twee kinderen die ze maar kort bij zich gehad hebben, Trudy en Annie genaamd. ‘Trudy had een open ruggetje. Daar was ik heel druk mee, maar ik denk er nog vaak met dankbaarheid aan terug’, zei ze. Ze vertelde van die drukke en moeilijke tijd in en na de oorlog. En over de andere zeven kinderen die een goed leven leiden. ‘Daar ben ik ook dankbaar voor’, zei ze.

JAMMER
Wat me opviel in dat gesprek, was het woordje “jammer”. Ze gebruikte regelmatig het woord “jammer” om aan te geven dat ze helemaal niet zat te wachten op de ongeneeslijke ziekte die haar ten deel gevallen was. ‘Ja, dat zeg ik steeds’, zei ze, ‘want dat is het ook. Ik was er nog zo graag en had hier al die jaren een fijne tijd met mijn zoon Clemens. Maar ach, ik ben wel 93 jaar….’
Ze laat Clemens, de andere kinderen en de kleinkinderen  met een gerust hart achter, zei ze. ‘Clemens en ik waren een mooi duo. We waren goed op elkaar ingespeeld. We begrepen elkaar. Ook de andere kinderen toonden initiatief en hebben veel bereikt. Ik heb hen altijd gestimuleerd om te studeren, om hun best te doen.  Dat hebben ze zeker gedaan. Daar ben ik heel tevreden over’, zei ze.

KRITISCH
Een week later was ze moe en een beetje benauwd. Mijn broer en zus waren er geweest, enkele buurvrouwen en haar zus Sannie. Ik sprak haar maar heel even. ‘Fijn dat Sannie er geweest is’, zei ze. ‘Ik heb veel gehad aan het gesprek met haar. Daar ben ik haar heel dankbaar voor.’ Hetzelfde zei ze over het bezoek van een zwager en van een schoonzus met haar dochter.

Ze was ook nog even kritisch toen het verschijnsel ter sprake kwam dat tegenwoordig veel mensen voornamelijk met zichzelf bezig zijn. ‘Dat wordt alsmaar erger’, zei ze, ‘en dat zal anders moeten in de toekomst, want  dat soort mensen zijn niet goed voor de maatschappij. Vind jij dat ook?’ Die vraag stelde ze wel vaker. Dan wilde ze ook jouw mening horen. 

<<2010  

BEDANKT VOOR ALLES
Vorige week donderdag heb ik nog een tijdje aan haar bed gezeten. Ze had een betrekkelijk goeie dag. We hebben nog wat gepraat. Soms was ze wat kortademig. Soms vielen haar ogen even dicht. Toen ik wegging zei ze: “Bedankt voor alles. Doe de groeten aan Inge en de kinderen”. Dat zei ze. Ze wist dat het laatste keer was dat we elkaar spraken. Zo verdrietig, maar ook zo deugddoend, terwijl ik het eigenlijk de omgekeerde wereld vond. Ik moet juist haar bedanken. Voor al die waardevolle uurtjes en voor het fijne contact. Voor haar wijsheid en liefde.

“Oog voor alles, oor voor velen”. Dat klopt helemaal. Toen ik die avond na haar terugkeer uit het ziekenhuis bij haar zat, belden twee vrouwen van de andere kant van het dorp haar op. Tot op de hoge leeftijd die ze bereikt heeft, was ze geliefd bij veel mensen. En dat is ook zo’n troostrijke gedachte nu het afscheid daar is.