Wegdammer pater Gerard Westendorp is terug op het Twentse platteland

Van het platteland naar de stad en terug naar het platteland. Zo kun je in heel in het kort het leven van pater Gerard Westendorp (78) beschrijven. Tussen zijn jeugdjaren en zijn leven anno 2018 is niet veel verschil, althans qua locatie. Vanuit het raam van zijn kamer in het klooster te Zenderen kijkt hij uit over een fraaie, grote tuin en een rij imposante eiken, in de vensterbank staat een paar klompen. Het doet hem nog dagelijks denken aan de klompenmakerij van zijn vader tussen de eiken in het boerenland op de grens van Hengevelde en Sint Isidorushoeve. Het was de tijd dat bijna iedereen in de jeugd op klompen liep. Na de middelbare school in Zenderen leefde, studeerde of werkte hij in steden als Dordrecht, Rome, Amstelveen, Nijmegen en Amsterdam. Sinds 2015 is hij terug in Zenderen. Hoe groeide Gerard op, waarom werd hij priester, wat beleefde hij allemaal en gelooft hij nog steeds in God zoals hij dat in de jaren vijtig van de vorige eeuw deed? Dat wilde ik allemaal graag weten, toen ik hem onlangs interviewde.
(Foto: vlnr Minie, vader Johan en Truus, Bernard, Gerard zelf, Jan, Annie, Dinie, Riet, Herman, moeder Dina en Gerda) 

 

‘RUIMTE, EERBIED EN AANDACHT VOOR ELKE MENS’

 


Gerard Westendorp in zijn kamer in het klooster te Zenderen

Ruim drie jaar geleden keerde pater Gerard Westendorp terug naar Zenderen. Daar woont hij in het grote klooster bij de ingang van het dorp met een zuster en veertien medebroeders. Vanuit het raam van zijn appartement ziet hij links in de grote tuin de laatste rustplaats van talloze medebroeders. Maar dat perspectief maakt hem niet nerveus, want Gerard is met zijn 78 jaar nog vief en fit en zeer actief. Hij assisteert in de parochiekerken van Borne, Zenderen, Hertme en Berghuizen. Hij geeft cursussen en bijbeluitleg over schriftverhalen, over films en over spiritualiteit. Hij bekijkt dan met de belangstellenden een film en samen bespreken ze hem daarna. ‘Mijn bezigheden zijn inspirerend. Ik ben van plan om me nog wat meer te gaan richten op kleinere groepen, waarbij mensen hun eigen ervaringen kunnen inbrengen. Nee, ik verveel me beslist niet.’

WEGDAM
We bespreken zijn levensloop, zijn keuzes, zijn belevenissen als priester en kloosterling. Hij vertelt met een glimlach dat de familie Westendorp net als enkele buren, een grensgeval was. Ze woonden op de scheidslijn van de parochies Wegdam en Sint Isidorushoeve in de gemeente Haaksbergen. De Westendorps hoorden bij de parochie Wegdam. Gerard – van 9 juli 1939 - is daar gedoopt in de oude kerk die later in de oorlog door het bombardement op 17 juli ’43 grotendeels verwoest werd. Maar hij ging naar de lagere school in de Hoeve en deed daar ook de eerste communie en het heilig vormsel. Zondags gingen ze naar de kerk op de Wegdam. Gerard vertelt dat ze de fietsen altijd bij de smederij van Braakhuis neerzetten en ook dat de naam Wegdam vroeger algemeen gebruikt werd en dat pastoor Kormelink hevig zijn best deed om die naam te handhaven. Maar ook de pastoor kon niet tegenhouden dat het dorp onder de naam Hengevelde bekendheid heeft gekregen en dat de parochiegemeenschap Wegdam bleef heten. De parochianen woonden in een grote kring rond het dorp en hoorden onder de gemeenten Ambt-Delden, Goor, Markelo, Diepenheim en Haaksbergen.

TWAALF KINDEREN
Gerard was het tiende kind van Johan Westendorp en Dina Ottenschot. Zijn moeder was afkomstig uit de Hoeve. Ze kregen twaalf kinderen, vijf jongens en zeven meisjes. Twee kinderen zijn vrij jong gestorven. Johan was klompenmaker en hield daarnaast een koe, wat varkens en kippen. ‘Ik was een van de jongsten en werd dan ook voornamelijk door mijn oudste zussen opgevoed. Dinie, mijn oudste zus, is nu 92. Ze woont in Haaksbergen en was getrouwd met kleermaker Screever die alweer 47 jaar dood is. In haar jonge jaren werkte ze bij café De Witte. Dinie heeft mij de eerste weken van mijn leven verzorgd’, vertelt Gerard, die aan de buurt waarin hij opgroeide nog altijd met veel plezier terugdenkt. Hij roemt het vrije, aangename leven op het platteland. ‘We hadden het fijn thuis, prettig en gezellig. We waren veel bij de buren van Botterhoes of gingen naar de Geurker,het ouderhuis van mijn moeder.’
Ondanks de plezierige herinneringen aan de zijn jeugdjaren, weet hij ook nog goed dat het gezin een armoedig bestaan leidde. ‘Het was moeizaam. Mijn vader moest er in de crisisjaren werk bij zoeken. Dat waren de eind jaren dertig. Het waren zware tijden. Het was armoe troef bij ons, heb ik gehoord van mijn oudste zussen. Maar we hadden zelf aardappelen, varkens en groente. In de oorlog heeft mijn vader nog illegaal een varken gehouden, dat tegelijk met een ander varken werd geslacht. Hadden we een mooie voorraad. Eieren hadden we zelf genoeg. Mijn vader kon er zelfs nog wat verkopen.‘

HOEVE
Gerard ging naar de lagere school in de Hoeve en herinnert zich nog de meesters Wienk en Jozef Wegdam. Dagelijks moest hij twee kilometer heen en terug lopen. In 1951 ging hij in Zenderen naar het gymnasium van de paters Karmelieten. Dat was een internaat waar je tevens werd opgeleid voor priester. Hij had vaak heimwee, maar vond het een voorrecht dat hij er mocht studeren.

Hoe kan een kind van 12 jaar de keuze maken voor het priesterschap?
Gerard: ‘Ik had al een broer daar. Dat was Jan, hij was drie jaar ouder dan ik. Wat waarschijnlijk ook een rol heeft gespeeld, was dat de parochie Wegdam een pater Karmeliet als kapelaan had. Dat was Buijvoets. Hij was de favoriet van de jongeren. Hij kon ook goed schaatsen en dat vonden de mensen mooi.’

<<Een jeugdfoto van Gerard op 13-jarige leeftijd

Wat zeiden je ouders?

‘Mijn vader was er niet zo voor. Hij had wat tegen de clerus, de katholieke geestelijken. Hij geloofde wel in God, maar bad nooit voor. “Dan breek ik mijn tong”, zei hij. “Laat Gerard maar gaan”, zei mijn moeder. Dat we naar de Karmelieten gingen, was de goedkoopste oplossing. Mijn vader ging dan op bezoek bij pastoor Kormelink om een bijdrage in de kosten. De pastoor reageerde niet enthousiast. Ik begreep van mijn vader wel dat het onprettige gesprekken waren. Dat mijn ouders weinig geld hadden, was voor ons wel een drempel. Het ging me erom om priester te worden. Bij een wereldheer als pastoor Kormelink voelde je wat afstand, dat verschilde behoorlijk met pater Buijvoets. Die was veel gemoedelijker. Vandaar dat ik destijds gekozen heb voor het klooster.’

Hoe ging het verder?
‘Na het gymnasium studeerde ik in Dordrecht twee jaar filosofie en daarna in Rome vier jaar theologie. Toen ik in 1964 klaar was voor de priesterwijding, kon dat hier in Nederland niet plaatsvinden. Ik ben op 25 juli met enkele wereldheren (priesters die niet voor het kloosterleven kozen. GE) gewijd in het Duitse Süchteln, in de buurt van Aken. Omdat in Rome het Tweede Vaticaans Concilie aan de gang was, waren er in Nederland geen bisschoppen beschikbaar. Een paar dagen later droeg ik mijn eerste Heilige Mis op in de kerk op de Wegdam, want dat gebeurt altijd in de parochie waar je vandaan komt.’

Hoe was het om in Rome te studeren?
‘Dat was een heel interessante tijd. We maakten daar dus ook het Concilie mee, de vergadering van alle kerkelijke leiders onder leiding van de Paus. Dat was spannend en onvoorstelbaar voor ons als studenten. Wij gingen dan ’s avonds naar lezingen over nieuwe ontwikkelingen in de kerk. We zaten er bovenop. Heel boeiend. Ik was de enige Nederlander en was daardoor degene die kon vertellen wat de bekende professor Schillebeeckx had geschreven of verteld. Hij stond bekend als een van de grootste vernieuwers in de katholieke kerk.’

Daarna begon uw werkzame leven.
‘Ik ben begonnen met een pastoraal jaar in Aalsmeer met stages in Almelo, Oss, Den Haag en Rotterdam. Daarna was ik twee jaar kapelaan in Amstelveen. Vervolgens studeerde ik vier jaar godsdienstwetenschappen in Nijmegen. Het was een prachtige tijd. Daardoor kwam ik in aanraking met de religieuze kanten van de islam, het boeddhisme, hindoeïsme en andere godsdiensten. Ik heb toen een scriptie geschreven over de schrijver Gerard Reve. Hoe hij religieuze aspecten in zijn boeken verwoordde, hoe hij daarover dacht. Dat alle uitspraken over God symbolisch zijn. Hij ging dieper dan de wetenschappelijke visies daarop. Toen is pas goed tot me doorgedrongen waar de crisis in ons geloof vandaan kwam en daardoor de ontkerkelijking.’

Wat was het probleem?
‘Er ging een meer rationalistische benadering ontstaan van het leven. We raakten het contact kwijt met de menselijkheid. Zoveel mogelijk winst maken, dat was het streven. De mens, de zorg voor de mens stond niet meer centraal. Ook in bepaalde wetenschappen was er geen oog voor de menselijke aspecten. Neem de uitbuiting van het milieu. Daar is geen respect en ontzag meer voor. Het is langzamerhand verdwenen. In de kerk ook. De leer en de wetten stonden centraal en het was formalistisch geworden. De bijbel werd ook veel te letterlijk uitgelegd. Christus wordt als een soort tovenaar gezien, maar niet als een inspiratiebron. Men ziet niet zijn oog voor de mens in de mens. Het gaat namelijk altijd om het leven en niet om de leer.’

Het vervolg van uw werkzame leven?
‘Van 1971 tot ’80 heb ik gewerkt in een parochie in Amstelveen. Daar had ik de aandacht voor vier basisscholen. Dat was mijn voornaamste taak. Het was boeiend werk, maar het kostte me ook veel moeite. In 1979 werd ik op een van de scholen niet meer toegelaten, omdat ik niet geloofde in de biologische maagdelijkheid van Maria. Dat heeft een veel diepere betekenis. Door dat letterlijk op te vatten, doe je het geloof geweld.’
‘Van ’80 tot ’90 was ik pastor in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, een bekend Amsterdams ziekenhuis voor de gewone bevolking, gelegen in de binnenstad. Het was een mooie tijd. Je hebt dan direct contact met mensen die zich niet meer kunnen verschuilen achter schijn. Ze zijn teruggeworpen op het diep menselijke dat vooral naar voren komt bij een geboorte of bij menselijk lijden. Ik woonde toen in Amstelveen.’
‘In 1990 ging ik naar het VU Medisch Centrum, een academisch ziekenhuis dat van oorsprong protestant is. Ik wilde een nieuwe uitdaging en kwam daar in een team te werken als enige katholieke priester met vijf dominees. Het was een grandioze tijd. We hadden een heel fijn team. We hadden elke zondag woord- en tafelvieringen, waarin geen verschil te zien was tussen hen en mij. De dominees deden ook ziekenzalvingen en woord- en tafelvieringen. De pastorale werksters ook. Ik werd toen op het matje geroepen door bisschop Bomers. Dat mocht niet van hem. Bomers was een conservatieve bisschop. Maar Lescrauwaet , de hulpbisschop, was altijd bij de besprekingen van het ziekenhuispastoraat en hij zei er niets van.’

HARTOPERATIE
Het werkzame leven van Gerard duurde tot 1999. Hij was toen 60 jaar en ging in de vut. Een maand later onderging hij een hartoperatie waarbij zes bypasses werden aangelegd. Na de herstelperiode werd Gerard gevraagd vormingsverantwoordelijke te worden in het Karmelietenklooster in Boxmeer voor mensen die willen intreden in hun orde of geïnteresseerd zijn in de Carmel. Er zijn thans nog honderd leken-karmelieten. ‘Ik heb in die tijd wel eens gedacht dat ik priester wilde worden, maar ik koos toen voor de orde van Karmelieten en toen ik het was, wilde ik eigenlijk weer leek worden. In het Vaticaans concilie kwam het accent te liggen op het volk van God. Vroeger had je de hiërarchische priesters die het voor het zeggen hadden. De leken mochten het aannemen. Mijn vader verzette zich daar al tegen. Alles moet juist vanuit de gelovige gemeenschap geregeld worden. Dus de voorgangers moeten ook uit het volk komen. Het katholieke geloof moet veel democratischer worden, moet meer van onderaf functioneren.’

Wat ziet u als positieve aspecten in de huidige maatschappij?
‘Het is een grandioze tijd. Alles is in beweging gekomen. Je hebt de Acht Mei beweging, de vrouwenbewegingen, de vredesbeweging, de milieubeweging. Dat is enorm goed, want het leven is beweging. In de jaren vijftig was de kerk altijd hetzelfde. Het was zo leerstellig, het leven was eruit.’

Negatieve aspecten?
‘Daar hou ik me eigenlijk niet meer zo bezig. De enorme ongelijkheid. Hoe we omgaan met het milieu. Maar de tegenbewegingen zijn op gang gekomen.’

Uw oudere broer Jan (foto links) is ook Karmeliet geworden. Maar hij leeft niet meer. Wat is er gebeurd?
‘Hij werkte al 19 jaar op de Filippijnen toen hij in 1983 verongelukte met een overvolle veerboot. De bemanning had veel te veel mensen toegelaten. Er zijn 500 mensen verdronken, waaronder ook mijn broer. Hij heeft een zeemansgraf gekregen. Slechts honderd mensen overleefden het. Achteraf bleek dat de bemanning dronken was. Hij is maar 46 jaar geworden. Toen hij verongelukte, had ik net een afspraak met hem gemaakt om erheen te gaan.’

Hoe was hij?
‘Hij woonde daar gewoon tussen de mensen in een hut, omdat hij vond dat je je moet vereenzelvigen met de mensen. Zijn lijfspreuk was: “Je moet niet iets doen voor de ander, maar samen met de anderen”. Jan zat daar in de Filippijnen ook in het ondergrondse verzet. Ik ben er geweest en heb daar kennis gemaakt met de basisvoorwaarden van het leven. Dat was een rijke ervaring.’

Naast Gerard leven nog vier zussen van hem: Truus, Gerda, Riet en Dinie. Met de Kerst gaat hij altijd een paar dagen naar Haaksbergen. Dan logeert hij dan bij een schoonzus. In Hengevelde woont op de Pellehof zijn schoonzus Dinie Westendorp-Grefte. Verder heeft hij geen contacten meer in het dorp.’

Wat is vandaag uw slotwoord?
‘Ruimte, eerbied en aandacht voor elke mens.’

NB. Een pas gewijde priester wordt traditiegetrouw in de parochie waar hij opgroeide, feestelijk ingehaald om daarna voor het eerst voor te gaan in een Heilige Eucharistieviering in de parochiekerk. De parochie Wegdam bracht in het verleden naar verhouding een groot aantal wereldheren voort. Dat zijn priesters die zich niet aan een kloosterorde hebben verbonden, ook wel seculiere priesters genoemd. De enige van die nog leeft, is Theo Escher. Hij woont in Groenlo. Vrij kort geleden zijn Herman Nollen en Ludger Brummelaar overleden. 

Jan en Gerard Westendorp zijn toegetreden tot de orde van de Karmelieten en ook zij droegen enkele dagen na de priesterwijding hun eerste H. Mis op in de kerk aan de Goorsestraat. Hieronder enkele foto's van de eerste H. Mis van Gerard in juli 1954.


Hier wordt Gerard Westendorp bij de ingang van de kerk begroet door de heer Eenhuis, de burgemeester van de gemeente Haaksbergen


Bij zo'n plechtige viering van de eerste H. Mis wordt de neomist (zoals een pas gewijde priester genoemd wordt) geassisteerd door twee andere priesters. Hier zijn dat pastoor Kormelink (links) en Gerards broer Jan (rechts).


Na zijn eerste H. Mis verlaat Gerard, lopend tussen zijn ouders, de kerk. Links achter zijn vader loopt Jan. 


Ook de noabers van de familie spelen een belangrijke rol bij het feest rond de neomist. Rechts op de voorgrond zien we buurman Johan Aalderink die Gerard op de grens van de parochie nabij het voormalige café Roescher namens de parochie welkom heette. Uiterst rechts zien we op de rand van de foto buurman Hendrik Botterhuis die bij het versierde ouderhuis van de familie Westendorp een welkomstwoord sprak namens de buurt. Gerard zelf spreekt hier een dankwoord.