Ruben Sander vertelt

Ruben Sander, eerder al geïnterviewd door Gijs Eijsink, kwam vanmorgen een bezoek brengen aan groep 3/4 van de Petrusschool. De kinderen luisterden met open mond naar de indrukwekkende verhalen over het leven in Peking, zijn bezoek aan meer dan 50 landen wereldwijd, de ervaringen met wilde dieren, sandboarding in Nicaragua enz. enz.

De kinderen vroegen hem het hemd van het lijf.
“Kun jij Chinees?”,
“Hoe hoog is een vulkaan?”,
“Hoeveel zebra’s leven er in Afrika en hoe tel je al deze dieren die er precies hetzelfde eruit zien?”
“Hoeveel kost het om in al die landen te komen?”.
Geen vraag te gek, Ruben wist elke vraag te beantwoorden. De kinderen waren in de pauze hun eigen wereldreis al aan het plannen. Ruben bedankt voor je tijd en je leuke verhalen! Hieronder een filmpje van vanmiddag en de tekst van Gijs Eijsink met Sander:

       KLIK HIER VOOR HET FILMPJE

Wegdammers vind je overal in Nederland, maar vooral sinds de Tweede Wereldoorlog heeft een vrij groot aantal dorpsgenoten de landsgrens overgestoken om zich te vestigen in een ander land. Daar hebben ze een job of zelfs een eigen bedrijf. Daar bouwen ze verder aan hun toekomst, geven ze invulling aan hun leven. Ik sprak voor Wegdam Nieuws al eens met Hans Grefte in Londen. Dat smaakte naar meer. Ik zou hen, reislustig als ik ben, het liefst persoonlijk bezoeken in Canada, China, de USA en de UK, Zwitserland, Australië, op de Antillen, in Berlijn, Bogor, Singapore, Denemarken of Noorwegen, landen en steden waarvan ik weet dat er Wegdammers wonen. Maar dat kan de bruine niet trekken. Gelukkig kunnen we tegenwoordig skypen. Regelmatig zal ik dat in deze rubriek op Wegdam Nieuws gaan doen. We beginnen met een globetrotter van het zuiverste water: Ruben Sander, woonachtig in Peking.
Het grootste nadeel van China is het Chinees
Op de laatste zondag voor Kerst hebben we afgesproken in het ouderlijk huis aan de Bekkampstraat. Truus en Wim Sander hebben de i-pad al klaargelegd. Klokslag 12 uur meldt hun 43-jarige zoon Ruben zich, zoals hij meerdere keren per week doet om even bij te praten met zijn ouders. Bij hem in Beijing of Peking, zoals wij de naam van de Chinese hoofdstad beter kennen, is het 8 uur ’s avonds. Mooie tijd om uitgebreid te praten. Hij zit zo’n 8000 km of tien uur vliegen bij ons vandaan achter zijn computer. Toch zit ik oog in oog met hem. Hoe het kan? Vraag het me niet, maar het kan.
Ik praat met een echte globetrotter. Zo zijn ze nog zelden in Hengevelde geboren, dat zal blijken uit zijn verhalen, uit de vragen die ik hem mag stellen en ook over de reis die hij op het punt staat te gaan maken. Nog dezelfde avond komt zijn vrouw Lita per vliegtuig over vanuit haar woonplaats Phuket in Thailand. Een dag later vliegen ze naar Nicaragua voor een trouwerij en een vakantie van een dag of tien.In Managua, de hoofdstad van het Midden-Amerikaanse land, trouwt namelijk een vriend van Ruben die geboren is in Haïti en in het bezit is van een Nederlands en Belgisch paspoort. Hij gaat zijn Nicaraguaanse bruid het ja-woord gaat geven. Ruben zal de Kerst dus voor de verandering in Nicaragua gaan meemaken. ‘Ik zie wel hoe het daar gevierd wordt’, zegt Ruben. ‘Hier in China is het een commerciële gebeurtenis. Een kerstgevoel krijg je hier in Peking niet. De laatste keer dat ik het meemaakte was een jaar of zes geleden in Nederland.’ Hij mist het niet zo, zegt hij. Het is niet anders.
 
LATRELATIE
Voor de duidelijkheid, Ruben woont dus zelf in Peking, zijn Thaise vrouw Lita met haar 11-jarige zoon Copy in Phuket. Ze kennen elkaar negen jaar, twee jaar geleden zijn ze getrouwd. ‘Ik had de ijdele hoop dat ze bij mij zou komen wonen, maar ze vindt Peking veel te koud. Elke vijf weken ben ik een week bij haar. We hebben een soort latrelatie. Ideaal is het niet, maar er zal toch brood op de plank moeten komen’, glimlacht hij.
Ik vraag hem iets te vertellen over zijn huis daar in China. Ruben woont in een wijkje in de vierde ring. De wereldstad Peking heeft zes ringen. De derde ring is de oude stad. Alles daarbuiten is na 1985 gebouwd. Ruben woont op twee kilometer afstand van de oude stad. De Verboden Stad ligt op een kilometer of zes van zijn huis. In zijn wijkje staan vijf flats van 30 verdiepingen met elk acht appartementen. Dat zijn er dus 1250 in totaal. ‘In die vijf flats wonen dus meer mensen dan in Hengevelde. Ik had eerst een huis met drie verdiepingen, maar dat was veel te groot voor mij.’ Als Ruben uitgaat, doet hij dat graag in een paar straten op een kilometer of drie bij zijn huis vandaan. Meestal fietst hij. In een kwartiertje is hij er. De taxi doet er een half uur over. Er wonen en werken zo’n duizend Nederlanders en overigens nog veel meer andere buitenlanders in Peking. ‘Elke vrijdag klaverjassen we met een paar man’, vertelt Ruben.
Zijn werk ligt 45 km verderop, anderhalf uur rijden. Daar zijn we natuurlijk benieuwd naar. Wat doet Ruben in Peking? Hoe is de avontuurlijke Wegdammer daar terecht gekomen? Wat heeft hij  – in het kort – tussen zijn geboortejaar 1970 en 2013 zoal gedaan? Na de lagere school ging hij in Haaksbergen naar de Bouwmeester, het latere Assink en slaagde er zes jaar later voor atheneum B.  Hij studeerde op de UT en werd daar ingenieur in de chemische technologie. In militaire dienst was hij vrachtwagenchauffeur. Daarna moest hij aan het werk. Het is dan 1995 en de tijden zijn minder gunstig. ‘Ik deed wat in de mestverwerking, maar bedacht na ruim twee jaar dat het tijd werd voor een wereldreis van een jaar.’ Tijdens een stage in Zuid-Afrika in ’92 had hij een student uit Oss ontmoet en met hem wilde Ruben op reis. Ze togen naar Afrika en trokken daar een jaar rond. Ze kregen de smaak te pakken, want ze gingen daarnaast nog een keer of vijf van Nederland naar Dakar, de hoofdstad van Senegal. ‘Dan kochten we in Nederland een paar auto’s en verkochten die in Dakar.’

STORK
Hij werkte voor BOA, de machinefabriek uit Enschede en had daar als directeur Rob Spekreijse. Die ging op enig moment naar Rollepaal in Dedemsvaart, ook een soort machinefabriek. Spekreijse belde hem een paar jaar later op of hij zin had naar India te gaan. ‘Over zo’n vraag moet je niet te lang nadenken. Ik wist er niet veel van, maar wilde er wel naar toe. Rollepaal wilde een vestiging starten in Ahmedabad, een miljoenenstad in het westen van India. De vooroordelen die ik had over het land, klopten. Het is er smerig en veel mensen zijn vegetariër.’ Ruben bleef er als directeur van de vestiging vijf jaar en ontmoette er toen een vertegenwoordiger van Stork die hem vroeg of hij voor dat bedrijf naar Peking wilde verkassen. ‘Dat leek me prima. Is weer eens wat anders, dacht ik.’Zijn opdracht was ook daar een lokale vestiging op te zetten voor Stork Food Systems,dat tegenwoordig Marel Stork heet. Het bedrijf maakt machines voor vis-, vlees- en pluimvee verwerking, denk bijvoorbeeld aan apparatuur om hamburgers te maken of kipnuggets. Ruben is de general-manager van het bedrijf. Hij leidt de Chinese vestiging van de Brabantse firma. Er werken 35 Chinezen en vijf buitenlanders, 32 mannen en acht vrouwen.
Is het verschil groot tussen India en China, wil ik weten. ‘Het is hier beter geregeld’, zegt hij. ‘De infrastructuur in India is slechter. Elektriciteit, water, internet, enzovoort. Het grootste nadeel van China is het Chinees. Alles is hier in het Chinees. Maar verder is het goed geregeld. In Ahmedabad woonde ook een minderheid van moslims tussen de hindoes. Dat gaf wel eens rellen. Ik heb er nog een serie bomaanslagen meegemaakt.’

STEENKOLENCHINEES

Ruben prefereert Peking, dat moge duidelijk zijn. ‘In Peking is het prettiger wonen, comfortabeler. Wel is het hier in de winter koud. In India is het altijd heet. Maar wat hier heel lastig is, dat is de luchtvervuiling. In de zomer zie je een kwart van de tijd de zon niet. Ik kan soms de overkant van de straat niet zien. Het is vooral de stof. In de winter is het minder, dan is het heel droog en zie je het minder.’In de huiskamer van Truus en Wim horen we bij Ruben in Peking de telefoon gaan. Hij onderbreekt ons gesprek even. Zijn vrouw is aan de lijn vanuit Thailand. We horen hem Engels praten met haar.  
Even later vertelt hij dat hij wel een beetje Thai spreekt, maar dat ze onderling Engels als voertaal hebben. Ze skypen of bellen elke dag met elkaar. Maar hoe communiceert hij met al die Chinezen? ‘Ik spreek al wel een beetje Chinees, noem het steenkolenchinees.  Op de markt of in de taxi lukt het wel. Maar met mijn collega’s spreek ik Engels. In India heb ik Hindi leren spreken, maar daar had ik niet veel aan, want in Ahmedabad spraken ze Gujarati, de taal van die regio. In India worden achttien verschillende talen gesproken.’Leer je die Chinezen op je bedrijf goed kennen? Kom je erachter wat zo’n Chinees denkt en wil? ‘Nee. Het zijn werknemers. Ik heb ze zelf aangenomen. Ze moesten Engels kunnen spreken. Maar van hun cultuur kom ik niet veel te weten. We blijven buitenlanders voor hen. Ik heb een Taiwanese Nederlander als collega, hij ziet er dus uit als een Chinees en dat biedt hem een voordeel. Hij weet veel beter hoe ze denken en dat scheelt veel.’

WERELDBURGER
Ruben zal zijn verdere leven niet in Peking doorbrengen. Hij voelt zich een wereldburger, kan overal wel wonen. ‘Ik hecht me niet zo snel aan een bepaalde omgeving. Als ik morgen weer ergens anders heen moet of kan, doe ik het. Alleen naar de USA of Rusland zou ik niet willen. Die landen trekken me niet. Het is jammer van de goede kennissen die ik hier heb, maar ik denk dat ik hier nog een jaar of twee blijf en dan zie ik wel weer verder.  Als het dan maar een warm land is. Dat wel graag. In Nederland? Ja, dat zou ook zomaar kunnen. Ik heb nog een huis in Zwolle. Maar die kans is niet groot als je een Thaise vrouw hebt. We hebben als Stork Marel ook een kantoor in Bangkok en in Singapore. Dat zou wel kunnen. Dagelijks op een neer vliegen tussen Phuket en Bangkok is elke keer maar een uurtje. Ik ben hier ’s morgens en ’s avonds met de auto steeds anderhalf uur onderweg. Bangkok zou dus mooi kunnen, maar dan moet er wel een baan beschikbaar zijn, die me past.’

AUTOCROSS
Een keer of drie, vier per jaar is hij een paar dagen in Nederland en in Hengevelde.  Over een paar weken komt hij weer. Verder is skypen voor Wim en Truus of voor hun dochter Marion en ander zoon Coen de ideale manier om te communiceren met Ruben. Hij groeide in Hengevelde op en komt er nog af en toe. ‘Twee jaar geleden ben ik nog met mijn vader naar de autocross geweest en we hebben een tijdje geleden ook nog een reünie gehad van de basisschool. Ik wist het ver van tevoren en kon er dus rekening mee houden. Het waren twee klassen, 60 oud-leerlingen, waarvan er 40 nog steeds in Hengevelde wonen. Er verandert veel in Hengevelde, maar uiteindelijk verandert er weinig.’

GENEN
Mooie afscheidswoorden. Ruben moet verder. Hij maakt zich op voor de reis naar Nicaragua. We nemen afscheid. Ik praat nog even na met Wim en mijn oud-klasgenootje Truus. Ze spreken hem heel regelmatig via de i-pad, spelen potjes wordfeud met hun ‘Chinese’ zoon en zijn blij met zijn schaarse bezoekjes.
‘Het is niet anders’, zegt Wim.
‘Hij is gelukkig met zijn leven. Dan hebben wij er vrede mee’, zegt Truus.
Of het in de genen zit bij de Sanders of de Ottenschots, wil ik nog weten. Dat wel. Want Wim zag drie broers naar Australië emigreren, heeft neven en nichten in Afrika, Brazilië en Canada. Truus’ zus Annie heeft vier jaar in Oeganda gewoond. En wat dacht je van hun andere zoon. Coen (41) woont in Heinkenszand op Zuid-Beveland en dat is bijna ook een soort van emigreren. Marion (40) is dichterbij gebleven. Zij woont met partner en kinderen in Oldenzaal.

VLIEGREIS
Maar Wim en Truus zijn ook niet louter in de Bekkampstraat blijven zitten. Ze zijn al een aantal keren naar het Verre Oosten gereisd. Wim durfde aanvankelijk niet te vliegen, maar kreeg bij het 40-jarig huwelijk een vliegreis aangeboden van de kinderen. Hij deed het en vond het meevallen. Intussen zijn ze al drie keer in Thailand geweest en één keer in Peking. Bij de trouwerij van Ruben en Lita die volgens de boeddhistische rite werd gehouden, zoals op de foto te zien is, waren ze beiden present. Ook Marion en Rubens peetouders Frans Sander en zijn vrouw (en tevens Truus’ zus) Gerda waren erbij. ‘Ruben en Lita wilden het zo’, zegt Truus. ‘Dus gebeurde het ook zo. Het is hun leven, ze maken hun eigen keuzes. Lita is heel vriendelijk en lief. Het is een fijne schoondochter.’