De Wegdammer Club slinkt

De krantenfoto brengt ons terug naar 1998. De blijgestemde mannen, waaronder twee ooms van mij, vormen de Wegdammer Club. Het zijn de priesters die in de parochie Wegdam geboren en getogen zijn. Elk jaar komen ze één keer bij elkaar. Ze gaan dan bij een van de zes op bezoek voor een gezellige middag. Lekker eten, een borrel, een sigaartje, familiezaken bespreken, de stand van zaken in hun werk als pastoor en de totale RK kerk en de heren wisselden daarbij ook graag de laatste moppen uit. De foto is symbolisch voor de hoogtijdagen van het katholicisme in de vorige eeuw. Tijdens het zogenaamde Rijke Roomsche Leven inspireerde het geloof in elke stad of dorp talloze jongens en meisjes om hun leven in dienst van God te stellen. Ze werden non, broeder of priester. De mannen van de Wegdammer Club waren priester. Anno 2016 zijn Theo Escher (sinds enkele dagen 77), Ludger Brummelaar (sinds enkele dagen 90) en Herman Nollen (93) nog onder ons. Enkele weken geleden ontmoette ik het drietal.
(Foto uit de Twentsche Courant Tubantia van 5 juni 1998: vlnr Theo Escher, Gerard Pierik, Bernard Eijsink, Ludger Brummelaar, Harrie Eijsink en Herman Nollen)

Vlnr Theo Escher ( 76), Herman Nollen (93) en Ludger Brummelaar (90).

IN DIENST VAN GOD

We spraken af bij Herman Nollen. Hij heeft een appartement in Zorgcentrum en Verpleeghuis Gertrudis in ’s-Heerenberg en is door een afnemende gezondheid niet in de gelegenheid elders in het land af te spreken. Ludger Brummelaar kwam met zijn auto vanuit zijn woonplaats Achterveld gereden en Theo Escher werd door mij opgepikt in Groenlo, de plaats waar hij al sinds 1972 woont en werkt. Hij was medio 2015 50 jaar priester.

De voertaal in de ruime woonkamer van Herman Nollen is Twents. De taal die je met de paplepel is ingegoten, verleer je immers nooit. Omdat Herman niet meer goed ter been is, zet Theo voor ons vieren een kop koffie. Hij weet de weg, want hij bezoekt zijn voormalige dorpsgenoot wel vaker. Dat Herman in ’s-Heerenberg de dagen slijt, is niet verrassend. Hij was meer dan veertig jaar werkzaam in de parochie van de Heilige Suitbertus in het naburige Stokkum. Enthousiast vertelt hij over de tijd die hij in het dorp in het Montferland heeft gehad. Herman en mijn oom Harrie zijn in 1948 priester gewijd door Kardinaal De Jong. Hij herinnert zich nog dat zijn ouders erbij waren. ‘Ik was dertien jaar toen ik naar het klein-seminarie in Apeldoorn ging. Van kapelaan Oosterman had ik nog wat bijles latijn gekregen. Na zes jaar Apeldoorn doorliepen Harrie en ik de echte opleiding tot priester in Laag-Keppel en Rijsenburg. Op dat kasteel van Keppel zaten we in de oorlog. We hebben er veel plezier gehad. We hadden het er veel beter dan op het seminarie zelf. In Apeldoorn waren ze veel te zuinig. Het eten was slecht. Ik weet nog dat we soep van aardappelschillen kregen. Ik herinner me ook dat ik een keer bijna weggestuurd ben. Ik kreeg brood van huis en dat mocht niet.’

KAPELAAN, PASTOOR EN BURGEMEESTER
Herman Nollen (foto hiernaast) graaft in zijn geheugen de plaatsen op waar hij door de bisschop van Utrecht naar toe werd gestuurd. Hij was eerst kapelaan in Westervoort en was een jaar of tien rector van de Sint Nicolaas Stichting in Noord-Deurningen bij Denekamp. ‘In Westervoort was ik eigenlijk kapelaan en pastoor tegelijk en eigenlijk ook een beetje burgemeester. De pastoor was oud, dus moest ik hem vaak vervangen. Hij was trouwens behoorlijk streng op de huisregels. Ik mocht bijvoorbeeld niet op dezelfde wc als hij. Ik moest altijd naar beneden. Ongelooflijk. En een burgemeester hadden ze daar in Westervoort zo vlak na de oorlog ook nog niet. Op de Sint Nicolaas Stichting was ik heel gelukkig’, glimlacht hij. ‘Ik woonde er mooi en werd schatrijk, omdat ik 32 uur lesgaf aan de meisjes die daar op school zaten. Het was een drukke, maar prachtige periode van mijn leven.’ Na Denekamp was hij pastoor in Stokkum. Hoe is het zo gekomen, vraag ik hem, dat hij als twaalfjarige jongen voor het priesterschap heeft gekozen. ‘Ja, waarom?’ reageert hij nadenkend. ‘Ik was vanaf mijn zesde misdienaar. We woonden vlak bij de kerk. Daardoor ben ik op het idee gekomen. Dat zal het waarschijnlijk geweest zijn.’


1932. Niet altijd werden destijds de schoolklassen gefotografeerd. Soms ook werden groepjes kinderen uit dezelfde families bij elkaar gezet voor een groepsfoto. Op deze foto staan de latere priesters Gerard Pierik, Ludger Brummelaar en Harrie Eijsink. Meer over de kinderen en leerkrachten op deze foto vindt u onder dit artikel.

BUURJONGENS
Dezelfde vraag stel ik aan Ludger Brummelaar die in zijn jeugd nog Gerard heette, maar later zijn naam veranderde in Ludger. Hij had als kind ook graag misdienaar willen zijn. Dat kon echter niet, want vanuit Markvelde was dat geen optie. Te ver van de kerk. Hij vertelt dat van overbuurman Eijsink (Kagelink) drie jongens op het seminarie zaten, Bernard, Harrie en Theo. ‘Met Theo had ik veel contact. We zijn even oud, gingen samen naar school en speelden vaak met elkaar. Theo en ik gingen regelmatig op bezoek bij een oom van Theo die pastoor was in Vilsteren. En daar was een tante van mij als huisgenote werkzaam. Mij trok het werk van een priester wel. De sfeer in de pastorie en in de kerk vond ik goed. Ik ging altijd graag naar de kerk, vier kilometer op de fiets van huis naar de Wegdam. Zo is het idee bij mij ontstaan om naar het seminarie te gaan. Buurjongen Theo ging er ook heen, maar is na een paar jaar gestopt. Zijn broers Bernard en Harrie zijn wel priester geworden. Ze waren jarenlang heel fijne collega’s. In 2008 zijn ze in tien dagen tijd beiden overleden. Bernard was toen 94, Harrie 85.’

VASTBERADEN
Theo Escher, de benjamin van de Wegdammer Club, was ook afkomstig uit Markvelde. Sterker nog zijn moeder Marie en Ludgers moeder Mina waren niet alleen buurvrouwen, maar ook vriendinnen. Ze kenden elkaar vanuit n Broookn bij Rietmolen, waar ze allebei vandaan kwamen. Ook Theo (foto hiernaast) vertelt over zijn roeping tot het priesterambt. ‘Ik ben in 1952 naar het seminarie in Apeldoorn gegaan. Hoewel ik geen misdienaar was, ging ik vanuit Markvelde wel elke morgen naar de kerk in Hengevelde. Mijn broers voorspelden dan wel eens voor de grap dat ik later vast en zeker pastoor zou worden. Beide moeders spraken er ook vaak over. Mijn moeder bad ervoor. Ze zag graag dat ik het zou doen. Ik denk dat deze omstandigheden mij geleid hebben in de richting van het priesterschap. In de vijfde klas vroeg meester Wegdam wat ik wilde worden. “Priester”, zei ik vastberaden.’


Het gezin Escher waarin Theo opgroeide. Boven vlnr Willie, Theo, Harrie, Annie, Gerhard en Johan. Onder Toon, Marietje (Mieke), Graads, Marie, Aloys en Dinie. Harrie, Mieke en Toon zijn overleden. (plm 1951).

Theo vertelt dat zijn vader Graads twijfelde. Hij wilde dat zijn zoon nog een jaar wachtte. Hij deed dan ook de zevende klas, kreeg er van meester Wassenberg nog bijles Frans bij en ging na dat jaar toch richting Apeldoorn. Zes jaar later volgde hij twee jaar filosofiecolleges in Dijnselburg en ging daarna naar Rijsenburg voor de laatste vier jaar waarin het accent lag op theologie. ‘Daar was Harrie Eijsink hoogleraar kerkelijk recht en tevens onze rector en directeur. Ik was er nog maar pas toen de studenten in opstand kwamen. Dat was in 1961. De hogere jaars studenten mochten in de herfstvakantie niet naar huis en daardoor speelde er zich van alles af. Daarna is er wel veel veranderd op de theologie opleiding.’
In 1965 werd Theo door kardinaal Alfrink in Deventer tot priester gewijd en daarna begon ook voor hem het werkzame leven in het bisdom Utrecht. Hij begon als kapelaan in Deurningen, ging in 1968 naar Veenendaal en werd in 1972 overgeplaatst naar Groenlo. En daar is hij nog steeds. Theo begon er als kapelaan, werd in ’82 pastoor en in ’89 voor een periode van vier jaar deken. In ’93 werd hij weer pastoor. In 2004 werd hij 65 jaar en stopte. Hij verhuisde met zijn thans 93-jarige huisgenote Dinie Lenselink-Krebbers van de pastorie naar een gewoon woonhuis en daar woont hij bijna twaalf jaar later nog steeds. ‘Ik heb overal met plezier gewerkt. Toen ik in Deurningen weg moest, vond ik dat pijnlijk. Hetzelfde gebeurde ook bij mijn vertrek uit Veenendaal. Je hebt net een goed contact opgebouwd met de parochianen, hebt een band gekregen met hen en dan moest je weer weg’, zegt Theo. Hij krijgt bijval van Ludger die deze situaties ook meegemaakt heeft.


LUDGER
De loopbaan van Ludger Brummelaar (foto hiernaast) liep van De Meern (1954-1958) naar de Lourdeskerk in Haaksbergen. Daar bleef hij twee jaar en gaf er ook les aan de jongens van de LTS. ‘Ik weet nog goed dat het me veel moeite kostte om de jongens te motiveren voor godsdienstonderwijs’, zegt Ludger die van 1960 tot ’64 kapelaan was in Abcoude, waar hij een mooie tijd beleefde. Van 1964 tot 1971 was hij kapelaan in de Plechelmus parochie in Oldenzaal. ‘Dat was onder deken Van Burgsteden. Ik was er tegelijk met Gerard Pierik, die ook bij de Wegdammer Club hoorde. We hadden samen één auto, een Simca. De ene week was Gerard er de baas over en de andere week ik. Helaas is Gerard vorig jaar overleden. Hij is 89 jaar geworden.’

Ludger Brummelaar verkaste in ’71 van Oldenzaal naar Ootmarsum alwaar hij pastoor werd. ‘Ook dat was een fijne tijd. Mooi stadje met onder andere de Poaskearls. Ik las daar in één weekend vijf missen.’ Van 1985 tot 1990 was Ludger pastoor in Mariënheem. Daarna ging hij met pensioen en woonde tot 2006 in Heino. Toen koos hij voor Achterveld onder de rook van Amersfoort en daar woont hij nog steeds. ‘Het was jouw oom Bernard die me adviseerde op tijd ergens te gaan wonen waar je ook verzorging hebt als dat nodig mocht zijn. Toen ik een tip kreeg over een aanleunwoning in Achterveld waarbij eventueel ook verzorging mogelijk is, heb ik daarvoor gekozen en ik heb het er goed naar mijn zin. Af en toe heb ik wel eens heimwee naar het oosten des lands, want ik heb in Twente veel familie en bekenden. Maar ik ben ook graag in Achterveld en Amersfoort. Het is een mooie stad. Meestal ga ik zondags op de fiets ergens op de koffie.’


Het gezin Nollen waarin Herman is opgegroeid. Vlnr Truus, vader Dorus, Herman, Jo, Bertha, moeder Anna en Theo. (plm 1942)

De drie Wegdammer priesters komen uit grote gezinnen. Herman Nollen is de derde in een gezin van zes kinderen. Zijn zus Jo was jarenlang zijn huisgenote. Ze is overleden op 96-jarige leeftijd. Theo, de bakker uit Hengevelde, is nog altijd actief en bezoekt zijn broer in ’s-Heerenberg samen met zijn vrouw Minie eenmaal per twee weken. Hun zus Truus woont in Doetinchem. Ze is al jaren ziek.
Ludger Brummelaar was in Markvelde de zesde in een gezin met zeven kinderen. Sinds zijn zus Annie in 2014 op 92-jarige leeftijd is gestorven, is hij de enige die nog in leven is.
Theo Escher was de zesde in een gezin met elf kinderen waarvan er nog zeven onder ons zijn. Vrij recent zijn broer Toon en zus Mieke overleden.

Wat vonden jullie de aantrekkelijke kanten van het priesterschap?
Ludger: ‘Voorgaan in de vieringen. Het lesgeven aan scholen, waarbij je zomaar voor de klas werd gezet. Je moest het maar doen. En verder natuurlijk de contacten met de mensen. Ook de ziekenzalving, huwelijken, de contacten met mensen na een overlijden.’
Theo: ‘Hetzelfde eigenlijk. En ook de catechese die ik gaf op de zes basisscholen in Groenlo. Ik heb er nog aparte cursussen voor gevolgd.’
Herman: ‘Ik sluit me aan bij Theo en Ludger. Ik vond het trouwens ook fijn om te zingen tijdens de vieringen. Dat deed ik graag.’

<<1948. Twee neomisten (pas gewijde priesters) in één parochie kwam zelden voor. Rechts pastoor Kormelink van de parochie Wegdam, midden Harrie Eijsink, links Herman Nollen.

Hoe is de Wegdammer Club ontstaan?
Ludger: ‘Dat gebeurde ergens in 1953, ’54. Het was een initiatief van Gerhard ten Hagen, die pastoor was in Silvolde. Hij is net als ik afkomstig uit Markvelde. Hij riep de priesters van de parochie Wegdam bij elkaar. Soms kwam hij nog wel eens naar Hengevelde om daar een Heilige Mis op te dragen. Hij vond het mooi om ex-parochianen te ontmoeten. Gerard Seijger hoorde ook bij de Wegdammer Club. Hij was pastoor in Balk. Dat was ook een heel aardige man. Ik heb nog eens bij hem gelogeerd. Dan waren Harrie en Bernard Eijsink erbij. Bernard Geurs is er in het begin ook bij geweest, maar toen hij ging trouwen, was hij lid af. Gerard Pierik is als Wégdamse parochiaan naar het seminarie vertrokken, maar droeg, toen hij klaar was met zijn studie, in Bentelo zijn eerste Heilige Mis op. Bentelo kreeg pas na de oorlog een eigen kerk. Pierik mocht wel lid worden van onze club, maar dan moest hij secretaris worden. Dat deed hij graag. Zijn taak was om ons elk jaar de uitnodiging te sturen. We kwamen altijd op de woensdag voor Pinksteren bij elkaar.’

Gerard Pierik, Harrie en Bernard Eijsink die ook op de krantenfoto staan, zijn intussen overleden. Hoe typeren jullie hen? Eerst Pierik.
Herman: ‘Ik mocht hem graag. Hij was vriendelijk en meelevend. Dat hij vorig jaar overleden is, vind ik heel erg.’
Theo: ‘Hij had het moeilijk met de gang van zaken in kerk en geloof. Hij was nogal conservatief. Hij was gastvrij, hield van roken en dronk graag een glas wijn.’
Ludger: ‘En Gerard was gek op dobbelkoppen, een kaartspel. Toen hij met pensioen was deed hij het elke week een dag. En ook was Gerard een optimist tot in de kist. Jammer dat hij de laatste jaren achteruit ging.’

En Bernard Eijsink?
Ludger: ‘Hij was als pastoor in de Flevopolder een echte pionier. Hij heeft er drie kerken gebouwd. Hij had de bijnaam Ouwe Taaie, omdat hij pas op zijn 24ste naar het seminarie is gegaan. Hij heeft zich ook geliefd gemaakt als deken van Enschede en omgeving.’
Theo: ‘Bernard was een wijze man in de breedste betekenis van het woord.’


Na het opdragen van de eerste H. Mis door Ludger was er een groot feest op het erf van zijn geboortehuis in Markvelde waarbij ook veel bekenden van hem aanwezig waren. Zesde van rechts staat Ludger, rechts naast hem pastoor Kormelink, tussen hen in zien we Bernard Eijsink, als derde van links herkennen we Harrie Eijsink en vijfde van links is Gerard Pierik.

Zijn broer Harrie?
Herman: ‘We kenden elkaar heel goed, omdat we bij elkaar in de klas zaten. We waren vrienden. We konden allebei goed leren. Omdat kapelaan Oosterman ons hielp, kwamen we op het seminarie meteen in de tweede klas. Harrie is na een studie in Rome gepromoveerd in het kerkelijk recht en is hoogleraar geworden’
Theo: ‘Harrie was een ontzettend aardige man. Ik heb hem nog als professor en als directeur gehad. Hij had het in die tijd niet gemakkelijk. Hij moest ervoor zorgen dat alle studenten ’s morgens op tijd in de kerk zaten.’
Ludger: ‘Het was een geboren optimist. Hij was altijd enthousiast.’

Jullie zijn op leeftijd. Wat doen jullie zoal van dag tot dag?
Ludger: ‘Twee keer per week leid ik een viering in een verzorgingshuis in Achterveld en één keer in Lage Vuursche, ook in een verzorgingshuis. Ik zwem drie keer per week en lees veel. Ik spreek met mensen die daar prijs op stellen en ontmoet één keer in de vijf à zes weken een groep priesters die allemaal gepensioneerd zijn. We noemen het de antiekbeurs. En regelmatig bespreken we in het parochiehuis van Soest een boek.’
Herman: ‘Ik heb ook nog regelmatig contact met collega’s. Ik draag de Mis op in de kapel van dit huis en doe mee aan activiteiten in dit huis. En elke twee weken krijg ik bezoek van mijn Hengeveldse broer Theo en zijn vrouw Minie.’
Theo: ‘Ik heb tien jaar lang namens het bisdom priesters in Overijssel bezocht die met emeritaat zijn. Dat waren er zo’n dertig. Verder ben ik mantelzorger van mijn 93-jarige huisgenote en doe ik elk weekend nog twee vieringen in de parochie van de Heilige Geest of in een van de drie verzorgings- en verpleeghuizen. Af en toe gaan mijn zus Dinie en ik op vakantie naar ons nichtje Trudie die in Frankrijk een geitenboerderij runt.’


Eind juni 1954 droeg de net tot priester gewijde Ludger Brummelaar zijn eerste H. Mis op. De plechtigheid was traditiegetrouw een groot feest in de parochie.

LEGE KERKEN
De Wegdammer Club bestaat nog slechts uit drie priesters. De drie bejaarde leden zijn van een uitstervend ras. Jonge aanwinsten zijn er niet. Bijna geen jongere meldt zich ten huidigen dage voor het priesterschap. De kerken zijn vaak erg leeg bij de reguliere vieringen. Ik vraag de heren naar de oorzaak van dit verschijnsel dat al een jaar of twintig, dertig aan de gang is. Ludger noemt het een gebrek aan geloof en wijt de neergang van het katholicisme in dit land aan het materialisme onder de mensen. Theo heeft geconstateerd dat de God van zijn geloof tegenwoordig vaak vervangen wordt door de afgoden van deze tijd. Hij noemt geld, sport en vakantie als voorbeelden. ‘Dat soort zaken wordt door de mensen belangrijker gevonden dan de mensen. God wordt ingeruild voor andere dingen waar mensen voor leven. Ook het individualisme is een oorzaak van de ontkerkelijking.’ Theo verwijst naar een mening van Bernard Eijsink die het hedonisme van veel mensen als oorzaak aanduidde van het tanende geloof. ‘De mensen zoeken zoveel mogelijk genot, dat is hun enige streven’, zei hij. Jesus zei in de bijbel: “Waar je schat is, zal ook je hart zijn”. Als bepaalde zaken afgoden worden, vergeet je de ware God en dan gaat er veel kapot tussen mensen.’
Herman Nollen sluit zich hierbij aan. ‘Maar je moet niet vergeten’, zegt hij, ‘dat hierna weer een betere tijd komt. Dat leert de geschiedenis ons.’

Is er een oplossing?
Theo: ‘We moeten weer opnieuw leren dat we leven om te delen. Dat we mensen helpen die op de vlucht zijn of armoede kennen of ziek zijn. Wat de vluchtelingen betreft, Merkel is een moordwijf in de goede zin van het woord. Ze zei het hardop.’

Zijn jullie alle drie aanhanger van Paus Franciscus?
Herman: ‘Ja, hij is mens.’
Theo: ‘Hij staat met vertrouwen in het leven.’
Ludger: ‘Een betere hadden we niet kunnen krijgen.’

En van bisschop Eijk?
Ludger zegt: ‘Heb je Finkers gehoord? Hij zei op oudjaarsavond: “Onder eiken groeit niks”. Dat zegt genoeg.’ Ze glimlachen en zeggen dat ze het jammer vinden dat de bisschop zo weinig positivisme uitstraalt.

LUNCHTIJD
Het is lunchtijd. Herman moet eten. Theo rijdt hem naar de eetzaal. Daarna vertrekken we. De bijna 90-jarige Ludger rijdt door naar Wijchen om een kennis te bezoeken. Theo en ik rijden terug naar Groenlo en Hengelo en hadden dus nog mooi wat tijd om over Markveldse en andere zaken te praten.
Maar zal hij als jongste lid van de Wegdammer Club nog ooit weer een nieuw lid mogen begroeten?

PS. Nog wat meer gegevens over de schoolfoto uit 1932. Wie staan er allemaal op. De kinderen van toen zijn allemaal genummerd, zodat ze op de echte foto te herkennen zijn.
1. Lien, 2. Hendrik, 3. Gerard, 4. Willem, 5. Anne en 6. Trui Pierik (Bentelo) | 7. meester Wassenberg | 8. meester Wegdam | 9. Diene, 10. Riek, 11. Miene, 12. Marie en 13. Arnold Diepenmaat | 14. Gerard, 15. Theo en 16. Harrie Eijsink (Kagelink) | 17. Harrie, 18. Arnold en 19. Theo de Witte | 20. Albert, 21. Annie en 22. Rudolf Braakhuis | 23. Jan, 24, Riek, 25. Marietje en 26. Bernard Eijsink (Bekkedam) | 27. Jan, 28. Gerhard en 29. Leida Ottenschot (Bentelo)| 30. Marietje, 31. Arnold, 32. Jan, 33. Henk en 34. Dien ten Heggeler (Bolscher)| 35. Jan Eetgerink | 36. Arnold, 37. Bernard, 38. Jan, 39. Theo, 40. Gerard (Ludger) en 41. Anneke Brummelaar | 42. meester Roorda.
Lien Hampsink-Pierik, Annie Wegdam-Braakhuis, Jan Ottenschot, Ludger Brummelaar, Arnold ten Heggeler, Diene Vossebeld-Diepenmaat en Theo Eijsink zijn nog onder ons. Ze zijn allen de 90 gepasseerd. Marietje Eijsink-Ten Heggeler is 23 februari jl. in haar woonplaats Dieren overleden.


Juli 1947. Het priesterfeest van Bernard Eijsink. Hij poseert met alle genodigden voor het zg. KA-gebouw. Hij zit op de onderste rij tussen zijn vader en moeder in.


Een bekend beeld uit het midden van de vorige eeuw. Bij bijzondere plechtigheden in de parochiekerk waren vaak ook de zogenaamde bruidjes aanwezig. Ze leiden hier pastoor Kormelink en Ludger Brummelaar de kerk binnen tgv de eerste H. Mis van Ludger.


Theo als neomist met zijn ouders.


2015. Foto tgv het gouden priesterfeest van Theo Escher die hier poseert met zijn broers. Vlnr Willie, Theo, Aloys, Toon, Johan en Gerhard.


's-Heerenberg, enkele weken geleden. Theo en Ludger nemen afscheid van Herman. Het zijn de laatste drie leden van de Wegdammer Club. Over enkele maanden zien ze elkaar weer.