De man met  de kromme dissel

Op 17 juli 2009 schreef ik een artkel over Johan Escher, de man waaraan ik goede herinneringen bewaar. Hij is gisteren op 83-jarige leeftijd overleden (zie elders op Wegdam Nieuws het bericht hierover)).
Het verhaal uit 2009 staat in het boek Wegdammers I. Ter gelegenheid van zijn overlijden, heb ik het verhaal hieronder nogmaals geplaatst. 

Sommige tegenstanders liet hij tegen zijn eikenhouten heup opknallen, anderen gingen over de maaibalk en weer anderen werden geconfronteerd met zijn zogenaamde kromme dissel. Het zijn de speciale vaktermen van Johan Escher, alias n Ooln. Hij had zijn eigen jargon. Nobby. Zo noemde hij zijn vriend Gerrit Karnebeek, omdat hij leek op de befaamde Nobby Stiles uit het Engelse elftal. Meer voetballers hebben hun bijnaam aan hem te danken.
Half Twente kent hem, heel Goor ook en gans Hengevelde en Markvelde eveneens. ‘Ik kan wel een boek schrijven’, zegt hij. ‘Er kan niemand gekker zijn van voetbal als ik.’ De ene herinnering na de andere schiet hem te binnen. In zijn grote hoofd bevindt zich een gigantisch opslaggebied aan voetbalfeiten, verhalen en anekdotes. Groot hoofd? Inderdaad, zijn vrouw Lien is momenteel een pet voor hem aan het naaien. Er is namelijk nergens een hoofddeksel te vinden dat hem past.

Johan met broer Willy

We zijn nog maar nauwelijks binnen in zijn nieuwe, sfeervolle huis aan de Goorse Kerkegaarden of hij doet de veters van zijn rechterschoen los, trekt de grijze sok uit en showt de grote teen. ‘Ik heb er de laatste tijd last van. Hij kan alleen nog op en neer en is dik aan de zijkant. Verder heb ik weinig souvenirs overgehouden aan het voetballen. Hoe dat kwam? We speelden tegen de Hoeve. Op advies van Nobby gooide ik ‘n krommn dissel d’r in tegen een zekere Meijerink. Maar ik was iets te laat….’
Drie dagen later ging hij met de dikke teen naar het ziekenhuis in Hengelo. Dokter Boelens keek ernaar.
‘Wat moet eraan gebeuren, dokter’, vroeg n Ooln.
‘Weinig’, zei de dokter. ‘Die teen is compleet geruïneerd. Je moet ermee leren leven.’

Johan Escher (van 16 mei 1933) is geboren en getogen in Markvelde als zoon van Baas Graads en Marie. Als jongen van een jaar of vijftien begon hij in 1948 als leerling automonteur te werken bij Garage Hilverink in Goor. Daardoor kon hij niet meer bij de junioren van WVV voetballen. Op een dag, hij was een jaar of zeventien, mocht hij invallen in een wedstrijd tegen het eerste van Rood Zwart. WVV stond met 2-0 achter. Na vier minuten al kreeg WVV een penalty. Escher mocht hem nemen: 2-1. Later gaf Marinus Broshuis een voorzet. Escher kromde zijn toch al ietwat gebogen rug en nam de bal ineens op de slof. ‘Hee zoezn d’r in’, lacht hij. ‘Ik vergeet het van mijn leven niet meer. Ik voelde me een heel grote kerel, want de Deldense muziekvereniging Amicitia stond al klaar. Rood Zwart kon kampioen worden, maar dat ging dus niet door.’

Johan Escher (bovenste rij uiterst links) met een veteranenelftal van WVV.

Hij speelde jaren in het eerste van WVV als stopper. Snel was hij niet, zegt hij eerlijk. Wat dan wel? Hij was een meester in positie kiezen, het elftal neerzetten. Hij kon goed koppen, want dat is vooral een kwestie van timing, zo legt hij uit en ondanks dat echtgenote Lien vanachter de naaimachine roept dat hij niet moet overdrijven, noemt hij ook nog zijn harde schot. ‘Met strafschoppen had ik weinig moeite. Ze vlogen hoog in het dak van het doel.’ 

Lien hoeft zich geen zorgen te maken, overdreven is het zeker niet, ik kan er zelf over meepraten. Toen ik na de militaire diensttijd in WVV 2 terechtkwam, was n Ooln de laatste man. En eerlijk is eerlijk, hij was ook toen nog heel goed. Ondanks zijn drukke leven, kwam hij altijd trainen en wist hij zijn langzaamheid perfect te verbloemen door zijn inzicht.

Allerhande namen passeren de revue. Zijn voetballende broers Toone, Gerard en Willy. Hij heeft nog met Schöppn Herman gespeeld en met diens broer Arnold. Met Boontn Geit en Jan Eijsink Bekkedam die met een motor opgehaald werd bij Hotel Stadmünster in Winterswijk waar hij als ober werkte. Hij noemt Arnold Wegdam, Hendrik Schreijer, Tonie Smit en Kaank Theo die tegen De Tukkers een belangrijke winnende goal maakte. Bolschers Gerrard wordt besproken, Frans Eijsink Bekkedam en diens broer Piepelaa met wie hij nog steeds bevriend is. ‘Voetbal hield me op de been toen ik de zaak had. Het was mijn enige ontspanning. Later ging ik ook vaak naar FC Twente. Nee, nu niet meer. Die trappen zijn me te steil.’

Dat hij nooit geschorst is geweest, vervult hem met trots. Maar hij vertelt er eerlijk bij dat het twee keer kantje boord is geweest. ‘We speelden met WVV 8 tegen Hengelo 8. Ik liet die midvoor steeds tegen me aan lopen. En als er iemand tegen me aanliep, dan liepen ze dus wel tegen iemand aan, dat deden ze. Toen kreeg ik een officiële waarschuwing. Maar gelukkig zat een zwager van een kennis van mij in de strafcommissie. “Mijn zwager rookt sigaren”, zei hij tegen mij. Ik gaf die man dus een kistje met 25 sigaren en heb er nooit meer iets van gehoord.’
De tweede keer speelde zich af in Oldenzaal. ‘De scheidsrechter greep in zijn achterzak om het boekje te pakken en liet daarbij zijn pen vallen. Nobby dook op de grond en verstopte de pen. Zo ontliep ik toen dankzij Nobby een waarschuwing.’

Nog één anekdote uit de tijd dat ze met allerlei goede oud-spelers van het eerste en tweede het fameuze vierde elftal geformeerd hadden. Hun rugnummers correspondeerden met de leeftijden. ‘Het eerste jaar speelden we tegen DSVD 2. Mijn broer Theo was toen kapelaan in Deurningen. Het ging er hard aan toe. Tegen het einde van de wedstrijd gaf de midvoor van DSVD mij het advies eerst bij mijn broer te gaan biechten voor ik terug naar huis ging.’