25 jaar weidevogelgroep Hof van Twente, met Hengeveldse grondslag
De weidevogelgroep Hof van Twente bestaat dit jaar 25 jaar. Opgericht in 1996 door (de inmiddels overlden) Jan Koenderink uit Hengevelde (foto boven) als een enthousiaste groep vrijwilligers is de groep in 2003 overgegaan in de Stichting weidevogels Hof van Twente. Ook om de continuïteit van de groep te verzekeren in een veranderende wereld…. De weidevogelgroep houdt elk jaar bij hoeveel grutto’s, kieviten en andere vogels er zijn in de gemeente. Zo kunnen zij trends en ontwikkelingen volgen. Landelijk lijkt het slecht te gaan met de weidevogels, maar hoe zit dat in Hof van Twente? En wat kunnen we doen om de vogels te beschermen? We spraken Herman Kraak, coördinator van de weidevogelgroep over zijn passie.
Om te beginnen, kun je ons vertellen over hoe het gaat met de weidevogels in Hof van Twente?
Ik heb de indruk dat het dit jaar op sommige plaatsen stabiel is en op andere plaatsen toch wel weer achteruit gaat. Maar het is soms ook van plaats tot plaats zo verschillend. Zo sprak ik vorige week een vrijwilliger die nu één nest heeft in een gebied waar er voorgaande jaren wel twintig zaten.
Met welke vogels gaat het slecht?
Dan heb je het vooral over de kievit. Als je daarvoor naar de langjarige ontwikkeling kijkt, dan zie je toch steeds een neergaande trend. De grutto en de schoolekster zijn redelijk stabiel, maar wel op een relatief laag aantal. We zagen ook dat de wulp hier en daar een beetje terugkomt: met de nadruk op hier en daar.
Hoe vergelijken jullie de aantallen met elkaar?
We hebben van voorgaande jaren globale getallen over de vogels in de Hof van Twente. De laatste jaren zijn we gedetailleerder gaan vastleggen om zo beter inzicht te krijgen in de populaties en de ontwikkeling. Eerder werd er globaal per gemeente vastgelegd. In principe wordt er nu per gebied en per nest vastgelegd. Zo kun je nagaan hoe een nest zich heeft ontwikkeld: hoeveel eieren zijn er uitgekomen en zijn die jongen vliegvlug geworden? En zo kun je ook nagaan hoe de ontwikkeling in een bepaald gebied is.
Dat doen we van oudsher met papieren formulieren. Maar we werken nu steeds vaker met GPS op smartphones.
Waar kijken jullie precies naar?
Eerst kijken we of er broedparen in een gebied zitten. Dat begint al heel vroeg. Het kan dan nog een paar weken duren voordat er een nest wordt gebouwd. Als we een nest ontdekken markeren we dit en proberen we het te beschermen samen met de boer. Dan houden we bij hoeveel eieren er uitkomen. Dit kun je redelijk goed vaststellen. Maar om te bepalen of de jongen ook vliegvlug worden, dat is veel lastiger. Ze verplaatsen zich dan op zoek naar meer voedsel. Als je dan een vogel tegenkomt kun je natuurlijk niet even vragen: ‘Hee, waar kom jij vandaan?’ Dus soms overleggen we dan met de boer of hij iets heeft gezien.
Kun je iets vertellen over het samenwerken met de boeren?
Ik zou zeggen dat met 99 procent van de boeren het heel goed samenwerken is. Die zijn heel betrokken, ze waarschuwen je: ik ga maaien of ploegen, dan kun je het land nakijken en zo nodig nesten veiligstellen.
In één geval had de boer keurig om het nest heen gemaaid. Precies tijdens het gras verzamelen kwamen de kuikens uit. Toen zijn we samen op de knieën kuikens gaan vangen om ze veilig te stellen: die mentaliteit is er gewoon, ze doen mee.
Hoe kan het dan dat er een achteruitgang te zien is?
Dat heeft met meerdere zaken te maken. Ten eerste de ontwikkeling van het beheer van het grasland: zoals bekend wordt er gras ingezaaid waarin weinig ruimte is voor kruiden en andere soorten planten, derhalve ook weinig bloemen. Het gevolg is dat er weinig insecten aanwezig zijn en die zijn juist belangrijk voor de kuikens. Ten tweede: de boeren zijn nu verplicht om bij mais een gewas na te zaaien. In het voorjaar heb je dan soms tot kniehoog gras: daar wil een kievit niet in. Dan gaan ze ergens anders naartoe.
Moeten we dat dan maaien? Want het onderzaaien is verplicht.
Ja, de boeren kunnen er niet onderuit maar voor de vogels is het onderzaaien eigenlijk heel onhandig.
Het is natuurlijk ook afhankelijk van de soort die ingezaaid is. Als het eerst een beetje laag is dan komen ze ook nog wel. Maar het groeit soms zo hard dat het al snel te hoog wordt.
Wanneer begint de eerste leg?
Meestal is dat rond half maart. Vorig jaar was het eerste kievitsei in de laatste week van februari, maar dat was een uitschieter. Dus eigenlijk zou het land dan al bouwklaar moeten zijn.
En hoe zit het op grasland?
Het weiland is een ander verhaal. Hier is het probleem vaak dat er maar één soort gras groeit. Waar weinig kruiden, weinig bloemen en dus weinig insecten inzitten. Hierdoor is er ook weinig voedsel voor de kuikens. Het gaat dan ook om gras dat erg snel groeit. Grutto’s en wulpen kunnen daar nog wel mee omgaan maar kieviten hebben er meer moeite mee. Dat zijn echt liefhebbers van korte graslanden en vlakke bodem. Je ziet dan ook dat tegenwoordig kieviten vooral naar het bouwland trekken, daar voelen ze zich blijkbaar meer thuis.
Hoe zou je dat in de ideale wereld doen? Hoe kan een boer de leefomgeving beter maken?
Aangepast maaien (stroken of mozaïek) en bijvoorbeeld kruidenrijk grasland, zodat het wat meer gevarieerder is. Ook het aanleggen van plasdras gebieden helpt. Je ziet dat in de gebieden waarin dat gebeurd is: daar trekken de vogels massaal naar toe. Het probleem is alleen: hierdoor zal wel de opbrengst verminderen.
Heeft de droogte ook effect?
Ja, met name doordat er minder voedsel beschikbaar is. Je hoort dat de nesten wel uitkomen maar dat de helft van de jongen verhongert. Je ziet ook dat de dieren door de droogte ergens anders voedsel gaan zoeken en dan worden opgegeten door roofdieren.
Dat is een groot probleem. De vos en de marter, dat zijn natuurlijke vijanden van de vogels. Maar ook de ooievaars, kraaien en meeuwen eten de jongen en eieren op.
Ben jij als weidevogelspecialist voorstander van het afschieten van deze roofdieren, om de weidevogels te beschermen?
Alleen het oude landschap herstellen is niet genoeg: er zijn te veel predatoren. Dus daar moeten we iets aan doen, ja.
Ik heb wel moeite met het afschieten van de ooievaar. Het probleem is dat ze heel erg geconcentreerd zijn: als ze er zijn, dan zijn het meestal meteen meerdere. Dus het zijn er niet teveel, maar teveel in één gebied. Voor vossen en marters is dat een ander verhaal, daar zie je zo’n grote toename: soms wordt 80% van de nesten opgegeten.
Maar er zitten soms ook meer kanten aan het probleem: er was een boer die compost had opgebracht voor hij ging ploegen. Dan stikt het van de meeuwen en kraaien. Vorig jaar waren daar veel nesten, dus ik verwachtte dat die nu allemaal opgegeten zouden worden door de vogels. Maar toen hing de boer plastic zakken op om de vogels te verjagen. Aanvankelijk vond ik dat een slecht idee, want dan krijg je ook geen kieviten. Maar er zaten al nesten, en die kieviten die bleven daar gewoon zitten en de kraaien werden weggejaagd!
Uiteindelijk zijn al die nesten uitgekomen, dankzij het verjagen van de kraaien.
Hoe zit het met de subsidies voor maatregelen in de gemeente?
De gemeente is geen weidevogelgebied, ook wel genoemd ‘aangewezen gebieden’. Dus dat maakt subsidies van de provincie lastig. Er zijn wel regelingen voor wat wordt genoemd ‘witte gebieden’, maar dan zijn er strakke eisen. Zo kom ik bij boeren die wel iets willen doen, maar dan niet in aanmerking voor subsidie komen omdat het te kleinschalig zou zijn.
Maar er zijn ook stukjes land waar de boer niet of lastig met de tegenwoordige grote machines bij kan. Een hoekje bijvoorbeeld, dat is eigenlijk voor de bedrijfsvoering niet interessant. En daar wil hij dan een kikkerpoel aanleggen. Dat is ook interessant voor weidevogels, die komen daar ook op af.
Als er wel subsidiemogelijkheden zouden zijn dan zouden hier ook meer boeren aan meedoen: misschien dat de gemeente hier wat zou kunnen betekenen in het kader van biodiversiteit….
Waar komt de passie voor weidevogels vandaan?
Oorspronkelijk kom ik uit Fryslân: geboren en getogen. Daar woonden we middenin het weiland en dan keek je vanaf de keukentafel naar de weidevogels rondom de boerderij. Ik liep altijd met de baret van mijn broer eieren te verzamelen. Tot 19 april mocht je toen in Fryslân eieren zoeken. Mijn ouders waren daar wel heel streng in. Je kon ze dan verkopen, dan kun je je nu eigenlijk niet meer voorstellen! Er kwam elke week een veekoopman, en die verkocht de eieren op de veemarkt in Sneek weer aan Engelsen. Dat was écht een andere tijd.
Wat zou je als afsluiting nog willen zeggen?
Ik zou graag alle mensen die iets voor de natuur willen doen hierbij willen oproepen: sluit je bij ons aan! Het is goed voor de vogels maar ook goed voor jezelf: als je zo in het land loopt, raakt je hoofd helemaal leeg, het is heerlijk.
En vooral de jeugd wil ik vragen sluit je aan: wij zorgen wel voor een stukje opleiding!!