Barakken aan de Koude Dijk

Aan de Koude Dijk werden halverwege de jaren twintig van de vorige eeuw een aantal barakken gebouwd voor de huisvesting van de “polderjongens”. Deze jongens en mannen werden hier te werk gesteld in het kader van de werkverschaffing. Het daarvoor gebruikte perceel was eigendom van Gradus Nijhuis, beter bekend als “Timmer Graads” de grootvader van Harold Nijhuis. De barakken mochten destijds op dit perceel worden gebouwd achter schildersbedrijf Lentelink, onder voorwaarde dat Nijhuis het alleenrecht kreeg om melk en eieren te leveren, tegen een van tevoren afgesproken prijs. Tevens werd bedongen dat alle etensresten door Nijhuis werden opgehaald, om te dienen als varkensvoer.Via mondelinge overlevering is eveneens bekend dat er twee rijen met barakken hebben gestaan tot in de tweede helft van de jaren dertig van de twintigste eeuw. Dit wordt min of meer bevestigd door een topografische kaart die in 1935 verscheen.

Als er destijds een vernieuwde versie van een topografische kaart op de markt kwam, dan waren de gegevens meestal al weer iets verouderd. Dit kwam doordat de veldwerker het gehele gebied moest controleren en de wijzigingen in kaart brengen. Daarna werd het een en ander uitgewerkt en eer de kaart bij de drukker lag dan was men vaak al weer geruime tijd verder. Hieruit mag men redelijker wijs aannemen dat de informatie op de kaart uit 1935 reeds in 1933 of 1934 werd opgetekend. Op een kaart, dagtekening 22 januari 1931, staan op de plaats waar de barakken hebben gestaan een aantal onscherpe lijnen getekend.

Waarschijnlijk gaat het hier om de voornoemde barakken. Feit is wel dat de contouren slecht te onderscheiden zijn en dat het erop lijkt dat hier één barak gestaan heeft. Waarschijnlijk heeft de kaartmaker het complex in zijn geheel weer willen geven in plaats van de details te vermelden. Kijken we naar het doel van deze kaart: dan was het niet eens nodig geweest deze barakken in te tekenen, want deze kaart werd vervaardigd met als doel de percelen aan te geven met vermelding van de eigenaren.

Het kerkbestuur besloot in 1935 een aantal extra banken te plaatsen in de kerk. Dit ten behoeve van de mensen die hier werkten in het kader van de werkverschaffing  Naast de mondelinge bronnen zijn er dus ook een aantal schriftelijke bronnen die lijken te bevestigen dat er in Hengevelde mensen werkzaam waren in het kader van de werkverschaffing. Eveneens lijkt het bestaan bevestigd van tijdelijke bebouwing aan de huidige Koude Dijk, waarin de “polderjongens” werden gehuisvest.Op het barakkenkamp was een vaste kok aanwezig die hier met zijn gezin woonde.

Voor het schoonmaken van de barakken werden meisjes uit de omgeving ingehuurd. De jongens en mannen die hier hun onderkomen vonden werkten onder andere aan de kanalisering en verbreding van de Boslschersbeek en de Wegdamsbeek. Het tijdens het verbreden van de Wegdamsbeek vrijgekomen zand werd voor een gedeelte gebruikt voor het ophogen van het erf van de familie Grefte aan de huidige Kerkstraat. Het zand werd met polderkruiwagens vervoerd over smalle houten planken. Men gebruikte deze planken als tijdelijke verharding van de soms drassige bodem. Jan Nijhuis “Timmer Jan” heeft circa 1934 een oude kolk, die als vuilstort diende voor de Hengeveldse middenstand, uitgegraven en bouwrijp gemaakt. Ook hij maakte hierbij gebruik van de werkverschaffing. Op de plaats van deze voormalige kolk annex vuilstort zou later de bekende kruidenierszaak en meelhandel Nijhuis verrijzen.

Op korte termijn zal bouwbedrijf ten Heggeler hier van start gaan met het bouwen van woningen.

Bron: Bennie Brummelhuis