Grote Wegdamse gezinnen, aflevering 11 – familie Groothuis (de Roze)
Een serie over grote Wegdamse gezinnen is niet compleet zonder Hanna en Jans Groothuis en hun veertien kinderen. U weet wel, van De Roze, Bentelosestraat. De ouderen kennen nog de kruidenierszaak, waar vooral de buurtbewoners hun boodschappen deden. Veertien kinderen. Kom daar tegenwoordig nog eens om. Vier is al heel veel. Daarom ook wilde ik deze alom bekende familie graag in de serie opnemen. De dochters Jo (als gastvrouw), Lies en Betsie waren zo aardig om hun herinneringen aan het grote gezin met de lezers van WegdamNieuws te willen delen. Hun jongste broer Rudie, de laatste uitbater van de winkel, was er wegens ziekte niet bij. Hij woont in Hengelo. Tien zussen en broers zijn intussen overleden.
STAPELGEK OP ELKAAR
Allereerst gaan we honderd jaar terug in de tijd. Jans Groothuis (van 12 mei 1893) en Hanna Leusink (van 20 juni 1901) trouwden op 10 november 1921. Betsie, Jo en Lies vertellen dat Jans de enige zoon was in het gezin van hun opa en oma. Ze woonden op Erve Moatjan in Markvelde. Hij had vier zussen. Drie ervan werden non, Trui trouwde met Herman ten Thije en woonde aan de Bentelosestraat. Jans bouwde pal aan de straat zelf het huis dat er nog altijd staat. Hij was metselaar en ondernemer en begon er meteen een winkel.
Hanna was altijd al dichtbij, want haar ouderhuis stond nog geen twee kilometer verderop. Zij kwam uit een gezin van zeven kinderen, drie meisjes, vier jongens.
ZEVEN KLASSEN
Gelukkig konden we ook nog info over het gezin vinden in een nummer van In en Um de Höfte uit november 1976 met daarin een interview met Jans en Hanna. Ze waren toentertijd 55 jaar getrouwd. We gaan allereerst nog verder terug in de tijd, naar Roelof Groothuis, de vader van Jans. Hij was knecht op de boerderij Hof Kagelink in Markvelde en ontmoette daar zijn toekomstige vrouw, die daar als dienstmeisje werkte. Zo kwamen de ouders van Jans bij elkaar. Ze trouwden in Markvelde, maar vertrokken kort daarna naar Hengevelde, waar Roelof De Roze kocht aan de Bentelosestraat, twee hectare en een boerderij. Hij kocht er voor 300 gulden nog een zogenaamde wenderplaats bij (een huisje voor een eventuele knecht).
Jans was elf jaar, toen hij zijn enige broer verloor. Hij maakte de zeven klassen lagere school vol en moest toen thuis het werk doen. Hij leerde metselen en deed boerenwerk. In 1913 ging hij in dienst en moest vanwege de mobilisatie tot 1917 onder de wapenen blijven vanwege de Eerste Wereldoorlog. Kort na zijn huwelijk met Hanna Leusink openden ze samen het winkeltje van drie bij drie meter. Ze namen de kruidenierswaren over van Assink, die de spullen met paard en wagen uit Goor haalde. In 1930 begon Jans ook met de verkoop van kippenvoer. Dat deed hij eerst met de fiets en daarna met de transportfiets, waarvan hij er twee had, die hem overigens aan het eind van de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers afgepakt zijn. Hij leerde in de buurt, bij De Mulder (Eetgerink) het malen van graan. Daar werkte zijn vader Roelof.
ONDERNEMENDE OUDERS
Hanna is in Hengelo geboren en verhuisde in 1908 met het gezin van haar ouders mee naar Bentelo, waar ze een boerderij huurden. Ook zij zat zeven jaar op de lagere school en leerde vervolgens het vak van naaister. Toen ze 15 jaar was, ontmoette ze Jans op de bruiloft van Jans de Witte. Vijf jaar later trouwden ze.
Hoewel Jo, Lies en Betsie tot de jongste kinderen behoren, kennen ze het verhaal over de beginjaren van hun ondernemende ouders. ‘Kort nadat moeder haar tweede kind had gekregen, wilden de boeren in de omgeving niet alleen koffiebonen en suiker, maar wilden ze ook meel hebben. Moeder bracht dat meel dan naar de boeren en soms moest ze de zakken zelf afladen. Daarom begonnen ze ook met een meelzaak. Vader maalde daar ook’, vertelt het drietal. ‘In de winkel moesten ze in die tijd alles zelf afwegen. Dat hebben wij in onze jeugd ook nog gedaan. Het was toen heel anders dan nu. En soms kwamen de boeren met de vraag of ze een pond neagelholt wilden snijden. Dat deden ze er dan ook nog bij. Toen er een derde kind op komst was, kregen ze hulp.’
LOF
In het begin van de jaren twintig waren Jans en Hanna ook vaak met een kraam present op de boerenbruiloften. ‘Dan verkochten ze daar snoep en vis, haring en rollmops. Alles werd aangepakt om geld te verdienen’, zegt Jo.
De dochters zijn vol lof over hun ouders. Jans was druk met de boerderij. “We hadden alles zelf. Twee koeien, een paar varkens, kippen en een groentetuin”, vertelt Betsie. “Hij was altijd bezig. Wat werkte hij hard”, vullen Jo en Lies aan. “Hij was zachtaardig en rechtvaardig. Moeder was harder. Zij was meer de zakenvrouw.”
Lies: “Als je veertien kinderen hebt, moet je af en toe wel een beetje hard zijn.”
Jo: “In de oorlog zorgde moeder ook voor de Joden die bij Ten Elzen ondergedoken zaten. Ze regelde extra bonnen. Dan streepte ze bij sommigen wat bedragen door in het boodschappenboekje of deed ze extra boodschappen in de tas.”
We zetten de veertien kinderen van Jans en Hanna op een rijtje, negen dochters en vijf zoons. Heel handig is het familieboek van 12 mei 2013 dat samengesteld is ter gelegenheid van een grote reünie. De drie zussen geven per broer of zus nog extra informatie.
GERARD
Het oudste kind heette Gerard. Hij is geboren op 19 november 1922. Op 23 oktober 1951 trouwde hij met Riek Spekreijse. Ze kregen zeven kinderen. Gerard is op 12 juni 2011 overleden. Riek, die een half jaar jonger is dan Gerard, is inmiddels 99 jaar. Ze woont in het stadje Kitchener, niet ver van Toronto. Het echtpaar emigreerde in de jaren vijftig naar Canada. Daar werd Gerard vertegenwoordiger. Anne Spekreijse zat er al. Gerard en Riek dachten zich daar beter te kunnen ontwikkelen. Ze probeerden in Ontario een toekomst op te bouwen, maar hebben het wel moeilijk gehad. Later runden ze een garage. Gerard was de peetoom van zijn jongste zus Betsie. Hij was een tijdlang keeper van WVV 1. In de oorlog was hij lid van de ondergrondse. “Hij was ondernemend en lief”, zeggen zijn zussen tot slot.
OUDSTE DOCHTER
Annie is de oudste dochter van Jans en Hanna. Ze is geboren in 1924 en trouwde in februari 1946 met de bijna zes jaar oudere Johan Kuipers uit Zenderen. Ze kregen zes kinderen. Johan is eind december 2009 overleden, Annie in februari 2015. Ze was een soort van tweede moeder voor de jongste kinderen. Ze was 21 jaar toen ze trouwde.
Johan en Annie begonnen in Delden, verhuisden naar Goor. Ze begonnen eerst met bomen spuiten en aardappelen verkopen. Het bedrijf werd groter en groter en hadden ze ook een bedrijf in Lent en België. Ook was het bedrijf enkele jaren hoofdsponsor van een eredivisie volleybalclub onder de naam Kuipers Holland | Dynamiek Goor.
In totaal zijn Annie en Johan dertien keer verhuisd .
JAN & GRADA
Jan was de derde in de rij. Hij is geboren op 4 juni 1926 en trouwde in november 1957 met de bijna drie jaar jongere plaatsgenote Grada Rotink. Ze bouwden een huis nabij het ouderhuis. Daar kregen ze acht kinderen: Berndien, Jos, André, Lisette, Huub, Sandra, Fons en Nico. Hun zoontje Huub verongelukte in september 1968 op vierjarige leeftijd. ‘Hij wilde oversteken en wachtte netjes tot de aankomende auto voorbij was, maar toen kwam er helaas nog een’, weten de zussen nog goed.
Lisette overleed in 2007, ze is net geen 45 jaar geworden. De jongste zoon Nico is eveneens niet meer onder ons, hij overleed in 2018, 48 jaar jong.
Jan, die als militair van juli 1947 tot begin 1950 in Nederlands Indië vertoefde vanwege de onafhankelijkheidsoorlog, runde op het ouderhuis de meelhandel. ‘Hij had een absoluut geheugen, hij las iets en wist het meteen. Zo haalde hij menig vakdiploma’, vertellen de zussen vol trots over hem. ‘Jan was een goed mens.’ Hij overleed op 23 augustus 1998, ruim twee maand na het overlijden van zijn vrouw Grada.
Grada dreef overigens in de voormalige kruidenierszaak na het vertrek van haar zwager Rudie in 1974 een stoffenzaak. Later begon haar dochter Sandra in de zogenaamde meelschuur nog een kledingwinkel. In 2005 stopte ze daarmee. Ze woont met man en kinderen in haar ouderhuis. Op hetzelfde terrein woont haar broer André met zijn gezin in de voormalige woning van zijn grootouders Jans en Hanna.
HENDRIK
Hendrik is geboren op 30 januari 1928. Hij was metselaar. Op 3 februari 1954 trouwde hij met Marietje Spenkelink uit Delden. Ze kregen vier kinderen. ‘Hendrik trouwde er bij in’, zeggen de zussen, ‘aan de Sluisstraat in Delden. Er woonden daar toen ook nog twee broers van Marietje en haar vader en moeder. Hendrik was een harde werker. De oppermannen konden hem niet bijhouden.’ Hendrik is op 24 augustus 2013 overleden, Marietje op 24 december 2011.
MARIETJE
Marietje is de volgende in de rij. Ze is geboren op 23 oktober 1929. Ze was verpleegkundige. Op 8 februari 1956 trouwde ze met de ruim zes jaar oudere Ab Koperberg uit Lichtenvoorde, die bakker was en oa bij Nollen en Te Winkel heeft gewerkt. Later werkte hij bij Hoogovens. Ze woonden toen in Maassluis en kregen zes kinderen. “Marietje was een heel lieve vrouw en een harde werker’, zegt het drietal.
Marietje en Ab kregen zes kinderen en waren oa de grootouders van de voormalige topschaatser Mark Tuitert, wiens moeder Annemarie op 15 januari 2012 is overleden. Marietje zelf stierf in hetzelfde jaar als haar dochter, ruim tien jaar na haar man Ab.
FRANS
We zijn toe aan de nummer 6 in de rij van 14. Frans (van 25 april 1931) was metselaar. Hij trouwde op 10 augustus 1959 met de ruim twee jaar jongeren Riky Pierik uit Bentelo. Frans werkte bij Haafkes. Ze bouwden in Goor een huis aan de Irisstraat en kregen twee zonen. ‘Onze Frans was vroeger een losbol’, zeggen zijn zussen. ‘Hij hoorde in Hengevelde bij de rebellenclub. Moeder zei dat hij moest sparen en dat heeft hij gedaan.’
Frans overleed op 25 januari 2016. Riky is thans 89 jaar.
RIKIE
Jans en Hanna kregen vervolgens zeven dochters op rij.
Op 9 januari 1933 kwam Rikie ter wereld. Ze was gezinsverzorgster en trouwde in oktober 1957 met Marinus Kamp uit Borne.
‘Rikie heeft heel lang verkering gehad met Gerrit Velthuis uit Hengevelde. Met de even oude Marinus woonde ze in Borne. Hij was kapper. Ze kregen drie kinderen. Dochter Bernadet is in 2008 overleden. ‘Rikie heeft geen gemakkelijk leven gehad’, zeggen de zussen. ‘Op latere leeftijd maakte ze zich heel verdienstelijk met allerlei vrijwilligerswerk.’
Op 18 mei 2019 is Rikie overleden. Marinus was toen al bijna 20 jaar eerder gestorven.
TRUUS
Dochter Truus (van 8 september 1934) was verpleegster en later operatiezuster. Ze leerde haar man, de ruim drie jaar oudere Ton Rosenkamp uit Deventer, kennen toen ze hem in het ziekenhuis ontmoette, waar hij lag wegens rugproblemen. Hij werkte bij de PTT, waardoor ze nogal eens verhuisden. Ze trouwden in juni 1958 en hebben oa in Den Haag gewoond en in Dieren. Ze kregen twee kinderen. ‘Truus was van ons allemaal de kleinste. Het was een leuke, gezellige, aardige meelevende zus,’ aldus Jo, Betsie en Lies.
Ton overleed in 2011, Truus op 18 december 2020.
CHRISTIE
Christie is geboren op 24 juli 1936. Ze trouwde op 7 januari 1959 met de bijna zes jaar oudere Antoon Hafkamp, die op 2 november 1930 in Twello is geboren, maar vanaf zijn zestiende in Hengevelde woonde en werkte. Zelf werkte Christie thuis aan de Bentelosestraat in de winkel en in de huishouding. Na haar huwelijk met Antoon werkte ze bij Rotink.
Ze kregen vier dochters (Annelies, Astrid, Carla, Wilma) en één zoon (Eddy). De zussen: ‘Christie was een lief mens. Haar deur stond altijd open en alles kon daar. Ze zorgde jaren voor de aula, ze maakte zelf kleren, waste de shirts van de WVV-spelers en maakte de school schoon.’
Antoon is op 18 november 2009 overleden, Christie op 3 mei 2017
JO
De nummer tien van de kinderschare van Jans en Hanna luistert kort en bondig naar de naam Jo. Ze is geboren op 10 juni 1938. Ze werd kleuterleidster. Op 19 januari 1961 trouwde ze met kunstenaar Toon Klaver (van 20 januari 1933) uit Hengevelde. Lochem werd hun woonplaats en daar wonen ze nog steeds.
Jo heeft ruim drie jaar in Enter gewerkt en daarna in Lochem, waar ze meteen hoofd werd. In totaal heeft ze 41 jaar op school gestaan. Toon en Jo hebben twee dochters.
Lies en Betsie zijn eensluidend over de persoonlijkheid van Jo. ‘Het was een ondeugend meisje vroeger. Ze klom in bomen en haalde van alles uit. Na het uitgaan meldde ze zich bij haar ouders en ging vervolgens door een andere deur weer naar buiten. Jo is een mensenmens’, zeggen de zussen. ‘Ze houdt van gezelligheid. Alles kan bij haar. En ze is heel rechtvaardig.’
LIES
De ook aanwezige Lies volgde Jo op. Ze is geboren op 25 oktober 1939. De vijf jaar oudere garagehouder Bé Wiegerinck uit Goor werd op 12 februari 1963 haar echtgenoot. Ze kregen één zoon, Bart die intussen drie garages bezit. Bart is het 51ste en jongste kleinkind van Jans en Hanna. Lies werkte mee in de zaak van haar man. Ze bediende vooral de benzinepomp en de winkel. Haar zoon en een zwager wonen nog steeds bij haar in huis. Bé is 11 juni 2021 overleden.
Betsie en Jo karakteriseren haar als en heel tevreden en fijn mens.
WILLIE
Willie (van 29 juni 1941) is de twaalfde telg van Hanna en Jans. Ze woonde ook in Goor. Haar bijna twee jaar oudere man Joep Leemreize, met wie ze op 10 oktober 1963 trouwde, kwam uit Enter. Hij was constructeur/tekenaar bij Akzo en Stork. Ze hebben twee kinderen. Joep woont nog steeds in Goor. Willie is in augustus 2007 overleden. ‘Ze was mannequin en stond bij Koning in de winkel. Willie was een zachtaardige vrouw. Ze leek veel op vader. Ze had altijd alle tijd voor iedereen.’
BETSIE
Betsie is ook present bij het gesprek over haar bijzondere familie. Ze is geboren op 2 november 1942. Op 20 april 1966 trouwde ze met de zeven jaar oudere Leo Cent uit Goor. Hij was smid van beroep. Ze kregen één zoon. Betsie werkte altijd in winkels, oa mode- en bloemenzaken. ‘Willie en ik zaten op de kostschool in Koningsbosch in Limburg. Dat was een Ulo. Jo had er ook op gezeten, maar zij werd al na drie maanden naar huis gestuurd’, vertelt Betsie.
Jo: ‘Ik vond het een nare tijd. Je moest er allemaal rotklusjes doen.’
Betsie: ‘Marianne Bekkers zat ook op die school. We hebben er veel lol gehad.’
Jo en Lies over Betise: ‘Ze is goudeerlijk. Het was vroeger een vaderskindje.’
Leo is in maart 1992 overleden.
RUDIE
Tot slot de benjamin van het gezin. Rudie, de jongste van de veertienkoppige kinderschare van Jans en Hanna. Hij is geboren op 10 augustus 1944. Zijn vader was toen 51 en moeder 43. Rudie woont met partner Johan Papenborg (73) met wie hij in mei 1998 getrouwd is, in Hengelo. Beide mannen zijn aan het dokteren.
Rudie was eerder getrouwd met zijn even oude buurmeisje Ans Tuinte. Dat was op 8 november 1965. Ze kregen twee kinderen, Sjoerd en Kristel.
‘Onze Rudie heeft eerst een jaar op het seminarie gezeten. Hij nam na zijn schooltijd thuis de winkel over. Daarmee stopte hij in 1974. Hij begon vervolgens een Spar-supermarkt in Hengelo met postagentschap en werkte daarna op het postkantoor in Hengelo en Goor. Rudie is een lolbroek, hij is altijd goed te pas, maar is ook een gevoelige, emotionele jongen.’
BEWUST?
Dat waren ze alle veertien. Jo heeft haar moeder ooit eens gevraagd of zij en Jans bewust gekozen hebben voor zo’n groot gezin. ‘Daar hadden ze nooit over nagedacht, antwoordde ze. Het ging gewoon zo. Ze wilde iedere baby zo lang mogelijk zelf voeden. In die periode wilde ze niet in verwachting raken, vertelde ze. Meestal zat er daardoor wel een jaartje of anderhalf, twee tussen elk kind.’ Jo schroomde niet om haar moeder naar intieme zaken te vragen, zo vertelt ze. ‘Ik was zo vrij en durfde zulke dingen best aan te roeren toen ze wat ouder waren. Onze ouders waren stapelgek op elkaar. Ik heb ’s avonds laat onze vader wel eens slapend in de armen van mijn moeder zien liggen, als ik hun kamer binnenkwam.’
Betsie: ‘Dat deed jij gewoon. Ik ging nooit in hun slaapkamer naar binnen.’
VANZELF
Waren er veel regels in de periodes van opgroeien en uitgaan?
Betsie: ‘Je moest je fatsoenlijk gedragen.’
Jo: ‘Je moest alles eten.’
Lies: ‘Streng waren onze ouders niet. En wij waren allemaal heel volgzame kinderen.’
Betsie: ‘De oudsten deden ons in bad en voedden ons op.’
Jo: ‘Ik kan het geen opvoeding noemen. Het ging vanzelf. Moeder was in de winkel, vader was buiten.’
Betsie: ‘Elke zondag moesten we naar de kerk. Als ik zei dat ik buikpijn had, zei moeder dat ik dan ’s avonds ook niet uit mocht. En dan ging je toch. Meestal moest je zelfs twee keer, want s ‘middags was er ook nog een Lof.’
Lies: ‘Je wordt er niet slechter van. Ik ga nog steeds elke zondag.’
Jo: ’We kregen het met de paplepel ingegeven.’
Betsie: ‘Die rozenkrans ’s avonds! Op je knieën voor de stoel op die harde matten.’
Jo: ‘We konden vader niet bijhouden.’
Betsie: ‘Hij raffelde die weesgegroetjes in hoog tempo af en wachtte de antwoorden niet af.’
Ze vertellen dat hun ouders ook heel behulpzaam waren. ‘Moeder hielp overal in de buurt. Ze heeft bij Heijmer nog meegeholpen met de geboorte van een van de kinderen. De Roze was het middelpunt van de buurt’, zegt Jo.
‘Dat kwam door de winkel’, zegt Lies. ‘Daar sprak ze de mensen. Soms werd ook even een kopje koffie gedronken.
Bespraken je ouders de toekomstplannen met jullie?
‘Nee’, antwoorden de zussen. ‘Meestal kwam meester Wassenberg bij ons. Dan zei hij tegen onze ouders dat ze ons moesten laten doorleren. “Ze kunnen goed leren”, zei hij dan. De oudsten mochten het niet, want die moesten werken. Maar die hebben wel bijgeleerd met cursussen en korte opleidingen. De jongsten mochten het wel, maar die wilden het niet.’
VRIJERS
Met al die dochters was het een komen en gaan van vrijers en huwelijkskandidaten. Leuk gespreksonderwerp. Betsie: ‘Als je met een nieuwe vriend in huis kwam, kreeg hij een emmertje water op zijn hoofd.’
Jo: ‘Willie kwam met een jongen. Wij sloegen met deksels en zongen “Daar komt de bruid”.
Betsie: ‘Die jongens moesten wel even wennen. Ze werden geplaagd en werden getest of ze daartegen konden.’
Toon Klaver, de man van Jo, speelde als ceremoniemeester altijd een bijzondere rol bij trouwerijen en ook bij het gouden huwelijksfeest van Jans en Hanna. ‘Soms maakte hij een complete revue.’
Toon, de man van gastvrouw Jo, vertelt dat het zeer aangenaam was om op vrijersvoeten bij de Roze langs te gaan. ‘Keus genoeg’, lacht hij. Maar hij richtte zich op Jo. En Jo op hem. Het klikte. ‘Ik ben er elke dag nog blij mee’, zegt de 89-jarige kunstenaar. Hij kwam destijds graag bij de Roze. ‘Ik had als jongen van de ambachtsschool postduiven en haalde elke week een zakje voer bij de Roze. Jans had me door en Hanna ook, denk ik.’
Hij en Jo kregen verkering en hij ging zoals dat toentertijd de gewoonte was, elke woensdagavond en in het weekend naar zijn lief. ‘De sfeer met al die jongens was altijd goed. Ik trok veel op met Antoon Hafkamp en met Bé Wiegerinck. Er waren nooit narigheden. Het was altijd fijn om er te komen. Mijn schoonmoeder zei als ik gearriveerd was:
“Wil je een boterham?”
Ik antwoordde: Nee, dank u.
“Wil je een beschuit?”
Nee.
“Wil je een koekje bij de koffie?”
Nee. Maar even later stond er toch een bordje met twee boterhammen naast de koffie. Mooi hè?
Mijn schoonvader was een prachtman’, zegt Toon. ‘Zij was de baas. Hij was tevreden. Jammer dat ik nooit een tekening van hem gemaakt heb. Leo, de latere man van Betsie, kon ook goed met hem. Ze hebben heel wat kaartjes gelegd. Het was een mooie tijd, daar bij de Roze.”
PARANORMAAL
Over Jans gesproken. Hij had paranormale gaven. Dat onderwerp mag niet onbesproken blijven. Het bleek toen hij al 54 jaar was, dat de zachtaardige Hengeveldse ondernemer dingen kon waarnemen, die een normaal mens niet kan zien. Langzaam drong het ook door tot zijn dorpsgenoten en tot de wijdere omgeving. Jo, Lies en Betsie herinneren zich nog hoe hun vader erachter kwam dat hij deze bovenzintuiglijke eigenschappen bezat. Hun tienjarige zusje Rikie leed aan vliegende reuma. Jans en Hanna lieten magnetiseur Beersma uit Hengelo komen. ‘Deze man ging op zoek naar plekken in ons huis waar geen wellen waren. Misschien konden aardstralen een oorzaak zijn van haar aandoening. Enkele broers probeerden het ook, maar bij hen gebeurde er niks. Vader liep naast hem, waarop de man zei: “Jij kunt het nog beter dan ik”. En zo is het gekomen en begonnen. Een zoon van onze zus Annie was de eerste die ervan profiteerde. Vader hielp mensen van hun kwalen af. Zelfs dokter Booijink stuurde mensen langs bij hem.’
Dankzij Jans konden mensen weer lopen of waren ineens verlost van hun blaren. Zelfs moeilijke problemen als eczeem en rugklachten of darmstoornissen loste hij op. Jans beschouwde het als een gave en geloofde ook dat God en Titus Brandsma hem een handje hielpen. Er gingen weken voorbij waarin hij wel zestig mensen kon behandelen. ‘Hij deed het altijd gratis’, vertelt Betsie. ‘Vaak deden de mensen een paar munten in een spaarpotje voor de missie. Het ging vader niet om het geld. De inhoud van het spaarpotje ging naar de missie in Burundi, waar zuster Angela, de zus van moeder werkte.’
Jans en Hanna stuurden niet alleen het geld uit het spaarpotje naar Burundi, ook werden er veel kleren heen gestuurd. In 1983 ging Jo ernaartoe om eens te kijken wat er met de gulle gaven uit Hengevelde gebeurde. Vervolgens begon ze acties te houden voor het land. ’Ik heb geld ingezameld voor consultatiebureaus, heb een school ingericht waar 125 kinderen opgeleid zijn, heb een ziekenhuis ingericht en een voedselfabriekje opgezet. Via vrijwilligers zijn er twaalf waterputten gecreëerd.’ Jo heeft zich ruim 35 jaar ingezet voor het land en kreeg daarvoor in 1999 een lintje van de koningin. ‘Ik ben er zeven keer geweest en heb die reizen zelf betaald. Ook portokosten en dergelijke heb ik altijd uit eigen portemonnee bekostigd. Het was fijn dat we veel hebben kunnen doen voor de arme mensen daar. Als je het vertrouwen van de mensen hier en daarginds maar hebt, dan lukt het.’
1976
Nog even terug naar het interview met Jans en Hanna in In en Um de Höfte van november 1976. Het is mooi om daaruit nog even te citeren. Ze waren toen respectievelijk 83 en 75 jaar. Beiden roemden ze de betere tijden waarin ze destijds leefden. ‘Vroeger was het armoe’, zei Jans. ‘Dat is nou nergens meer. En vroeger was alles geheim. Tegenwoordig is alles opener. Dat is beter. Men gelooft ook bewuster. Vroeger werd ons qua geloof alles voorgekauwd. Je moest de catechismus van buiten kennen, maar je begreep er niets van.’
Hanna vult aan met de opmerking dat men vroeger iedereen bang maakte. ‘Als je fouten maakte, moest je biechten. Onze kinderen gaan bewuster naar de Heilige Mis dan wij vroeger. Als je het kerkboekje uit had, was je klaar.’ Maar Hanna keurde niet alles goed omtrent de leefwijze in de jaren zeventig. ‘Ze preken niet meer en ze zeggen niet meer wat niet mag’, zei ze. Wel was ze te spreken over de hoeveelheid vrije tijd die ze inmiddels had. ‘Vroeger waren we van half zes in de morgen tot tien uur ’s avonds bezig.’
Jans vertelde dat hij graag televisie kijkt en dagelijks twee kranten leest, de Twentsche Courant en de Telegraaf. Hanna las geen krant en keek op tv alleen het journaal en zondags de heilige Mis. ‘Die moordfilms boeien me totaal niet. Dat moest niet mogen, want de jeugd leert ervan, vooral degenen die zwak zijn. Ik luister liever naar de radio, want daar kan ik bij handwerken. En elke dag jokeren we een uurtje.’ Ze hadden ook elke twee weken een kaartmiddagje of een soos middag.
Dat er geen meisjes meer naar het klooster gingen om non te worden zoals twee zussen van Jans en één van Hanna, vonden ze niet gek. ‘Vroeger deed men de gelofte om vanuit de communiteit in het klooster de maatschappij te dienen. Dat was toen veel waard. Maar nu gaat niemand meer.’
Jans vulde aan dat het celibaat voor priesters afgeschaft moet worden. ‘Een priester die getrouwd is, kan zijn werk net zo goed doen. Dan hadden we veel meer priesters gehad. Maar leken kunnen in de kerk ook hun werk doen.’
Geconcludeerd mag worden dat beide oudjes met de tijd meegingen en dat ze zeker een moderne visie hadden.
MEER DAN 135 ACHTERKLEINKINDEREN
Veertien kinderen hadden Jans en Hanna, 51 kleinkinderen en meer dan 135 achterkleinkinderen. Zo ontstond in honderd jaar tijd een grote, ondernemende, maar ook sociale familie. Ze zwierven uit over heel Nederland en hebben een familietak in oa Canada, Duitsland, Mallorca en Singapore.