Het trauma van de familie Ten Heggeler
Een groep mannen en vrouwen verzamelde zich gistermiddag, zaterdag 23 november, op het kerkhof in Hengevelde. Ze schaarden zich rond het graf van Jan ten Heggeler, hun oom/oud-oom die 80 jaar geleden door Duitse SS-ers is doodgeschoten. Ze eerden hem met een graftak en een afbeelding van Erve De Bolscher waar Jan opgroeide en zijn werk deed. Zijn neef André ten Heggeler uit Markvelde nam het initiatief voor deze bijzondere reünie. De Bolscher is zijn ouderhuis. ‘Vaak heb ik erover nagedacht, over hoe mijn oom slachtoffer is geworden van de Tweede Wereldoorlog. Door met neven en nichten naar zijn graf te gaan, willen nog weer eens aandacht vragen over hem. Hij heeft zich opgeofferd voor de rest van de familie. We moeten dat drama niet vergeten’, zegt André.
VERRADEN DOOR EEN HANDLANGER VAN DE DUITSERS
Tachtig jaar geleden is het intussen. De ramp op Erve De Bolscher, op de boerderij van de familie Ten Heggeler, een van de grootste drama’s uit de geschiedenis van Hengevelde. In het kort: op voorspraak van kapelaan W. Span van de parochie Wegdam arriveerden in september 1944 twee Poolse soldaten bij De Bolscher. Ze waren op de vlucht voor de oorlog en kregen er onderdak op een geheime plek. Maar ze werden verraden door een Hongaarse handlanger van de Duitsers. Op woensdagavond 15 november zat de familie rond de kachel. Opeens bonkten tientallen Duitse soldaten op de deur en vielen de voorkamer binnen. De boerderij was omsingeld, de Polen werden opgepakt en meegenomen evenals de zonen Jan, Henk en Arnold. Jan werd vier dagen later doodgeschoten, hij nam de schuld op zich. Henk en Arnold werden na verhoor in Goor gevangen gezet in Duitsland en kwamen pas een maand later weer thuis, nadat hun neef Jan Brummelhuis hen als directeur van de melkfabriek vrij kon kopen voor dozen vol met pakjes boter.
ALLES WEG
De broers kwamen twee dagen voor Kerstmis thuis. De boerderij was leeg. De Duitsers hadden alles meegenomen. Er was geen vee meer, geen voedsel meer in de kelder, geen landbouwwerktuigen, geen gereedschap, geen huisraad, niks. Henk, de 24-jarige tweede zoon van het gezin, moest zijn geëxecuteerde broer Jan opvolgen en dat betekende dat hij compleet opnieuw moest beginnen. Hij en zijn zussen en broers die hem hielpen, hadden helemaal niets meer. Zie onderaan dit verhaal de lijsten die de achterblijvers hebben opgesteld met het vee en de voorwerpen die de Duitsers hadden meegerausd. Gelukkig voor de Ten Heggelers kwam er van alle kanten hulp. Boeren uit de parochie en ook van verder weg brachten koeien, varkens, kippen en landbouwwerktuigen om de familie weer op gang te helpen. Er waren echter ook mensen die niks deden. Eigen schuld, zeiden ze. Hadden jullie die Polen maar niet moeten verstoppen. André, een zoon van Henk, vertelt dat zijn oom Arnold hem dat meerdere keren verteld heeft en dat hij er steeds weer enorm kwaad over werd. Zo hadden ze aan een boer uit de buurt gevraagd of hij een paard beschikbaar wilde stellen. Het antwoord was keihard nee.
TERUGHOUDEND
André (67) en zijn één jaar oudere zus Annet vertellen over het grote drama dat de familie in de oorlog overkomen is. Ze hebben het van ooms en tantes gehoord, want hun vader Henk praatte er nooit over. Hij was erbij dat die Duitsers hen 80 jaar geleden overvielen. Hij werd vastgezet en daarna naar Duitsland gebracht om te werken. Daar wisten hij en Arnold niet dat hun oudste broer niet meer leefde. Dat hoorden ze bij thuiskomst.
Arnold vertelde er wel over en heeft tien jaar geleden ook meegewerkt aan het uitgebreide verhaal dat precies tien jaar geleden op WegdamNieuws te lezen was en ook opgenomen is in het boek Wegdammers II.
Natuurlijk hadden André, Annet en hun broers en zussen graag meer verhalen willen horen van hun vader. Maar hij deed het niet. Hij kon het niet. Het trauma van de tragische maanden november en december had hem in de greep.
Annet: ‘Dat kan ik goed begrijpen. Hij heeft vreselijke gebeurtenissen moeten meemaken. Dat grijpt je aan. Dat heeft invloed op je doen en laten. Hij was daardoor terughoudend.’
André: ‘Hij was altijd serieus. We waren een keer in Duitsland om een paar bedrijven te bekijken. Mijn broer Jan was de opvolger van pa, ik was een jaar of 24 en dacht er ook over om boer te worden. We kregen een fikse aanvaring. “Dacht jij dat ik me nog een keer in de schulden wil steken”, riep hij. Daaruit trek ik de conclusie dat hij het zwaar heeft gehad om het bedrijf weer op te bouwen. Daardoor is pa afstandelijker geworden. Ik herinner me nog een moment dat hij mijn stropdas knoopte en ineens heel dichtbij kwam. Ja, heel bijzonder dat ik dat onthouden heb.’
Het is vooral André die tachtig jaar na dato nog altijd bezig is met de ramp uit de oorlog. Zo hebben de vreselijke gebeurtenissen op Erve De Bolscher ook hun weerslag op de volgende generatie.
ARNOLD
Ze vertellen dat hun vader een vooruitstrevende boer was. ‘Daar hadden we grote bewondering voor. Hij was de eerste met een melkput. Hij was modern genoeg. Ook met de aanleg van een ligboxenstal was hij een van de eersten. Onze pa had ook graag meer willen leren. Dat heeft hij wel vaak verteld. Hij had het idee dat hij meer had kunnen worden.’
Ze vertellen dat vader Henk en zijn broer Arnold een bijzondere band hadden met elkaar. Arnold, die in Delden woonde, kwam zijn broer elke zaterdag helpen. Hij deed klusjes en at mee. ‘Dan haalde hij een dikke Agio sigaar uit de auto en had voor ons als kinderen een zak met lolly’s bij zich’, zegt André. ‘Om drie uur stopten ze. Dan dronken ze koffie en daarna een cognacje en een borrel. Ze vertelden verhalen, maar niet over het oorlogsdrama. Toen we wat ouder werden, zaten we er altijd bij.’
Annet: ‘Van oom Arnold en zijn vrouw tante Toos kregen we met Sinterklaas ook allemaal een cadeautje.’
Gerard, hun jongste oom, had eveneens een fijne band met zijn broers en zussen. Hij begon een boerenbedrijf op een kilometer afstand van het ouderhuis en moest daar dus ook een bedrijf opbouwen. Hij en Henk deden dat in goede samenwerking. Diverse landbouwmachines gebruikten ze samen.
KAPELAAN SPAN
André herinnert zich ook nog een bijzonder, ietwat wonderlijk voorval uit zijn leven. Zoals gezegd was het kapelaan Span geweest die in 1944 bij zijn oma het verzoek deed om de twee Polen op haar boerderij te verstoppen. ‘Het katholieke geloof was enorm invloedrijk. Oma was bang, maar vond het goed. Ze durfde geen nee te zeggen tegen de kapelaan.’ Op 27 juni 1984 trouwde André met zijn uit Oele afkomstige vrouw Siny. Kapelaan Span was intussen pastoor van de Pius X in Hengelo-Zuid en leidde de huwelijksplechtigheid. Traditiegetrouw werden we daarna in de pastorie uitgenodigd voor een kop koffie. Onze ouders waren erbij, pastoor Span ook, maar er viel nauwelijks een woord. Heel apart’, zegt André, ‘het bleef bij een paar standaardvragen, verder was het stil. Jaren later begrepen wij dit puzzelstukje. Het was dezelfde pastoor die in 1944 de Poolse soldaten op de boerderij had gebracht. Het sterkt me in de overtuiging dat pa enorm geleden heeft onder dat drama. Hij kon er niet meer over praten, ook toen niet in de pastorie van de Pius X.’
LEIDA
Adèle Baak uit de Deldeneresch was er gisteren bij op het kerkhof. Ze is een nicht van Annet en André en herkent hun verhaal. Haar moeder Leida was de oudste van het gezin dat opgroeide op de Bolscher. Na haar kwamen Jan en Henk. Adèle herinnert zich dat zij en haar broers en zussen nooit naar films over de oorlog mochten kijken. ‘Pas later kon ik daar meer begrip voor opbrengen. Ik ben vijftien jaar na het drama geboren. Voor je gevoel vond de oorlog in een ver verleden plaats. Als je dan ouder wordt, besef je pas wat er allemaal gebeurd is in het ouderhuis van onze moeder. Ze had destijds al verkering met mijn vader. Als er een oorlogsfilm op tv was en wij die film per se wilden zien, gingen ze met zijn beiden in het washok zitten. Dat voelt nog altijd heel dubbel.’
Adèles zus Joke vertelde haar dat ze nog goed herinnerde dat ze thuis nooit over oorlog mocht praten. Toen ze met verhalen over de oorlog van school kwam, werd haar duidelijk gemaakt daar nooit over te praten. Adèle: ‘Joke heeft er later tante Dien naar gevraagd. “Ze wilden en konden er niet over praten”, heeft tante Dien, ook een zus van mijn moeder, haar toen geantwoord.’
UITZET
Het drama uit het najaar van 1944 was verworden van een trauma. Bij Andrés vader Henk, bij Adèles moeder Leida en bij hun andere ooms en tantes. ‘We hebben er meer over gehoord van tante Dien en oom Arnold, dan van onze eigen moeder. Zij moest als oudste van het gezin op de boerderij blijven. Ze had eigenlijk graag in het onderwijs gewild, maar ze mocht niet verder leren. Haar vader was al in 1932 overleden, haar broer Jan werd gefusilleerd door de Duitsers. De ooms Henk en Arnold zaten ergens in Duitsland vast. Toen ze terugkwamen, moest alles opgestart worden. Stel je dat eens voor. Daar kwam nog bij dat mijn moeder en haar zussen Dien en Marie bezig waren met hun uitzet, zoals dat destijds ging met meiden die verkering hadden. De Duitsers hebben alles kapot gemaakt. Gelukkig kregen ze van een stichting die de mensen na de oorlog weer op gang probeerde te helpen, een nieuw servies. Ik heb nog wat bewaard van dat oude servies.’ Adèle koestert deze relikwieën. Ook zij en haar broers en zussen vergeten de oorlog niet, vooral omdat het voor hun ouders een verschrikkelijke tijd is geweest.