Het verhaal van de dappere maar bescheiden familie Smit

Van de plaatselijke verhalen over de Tweede Wereldoorlog kan ik niet genoeg krijgen. Van de Wegdammers die onderduikers verstopten of een deel van het huis afstonden aan evacués, heb ik er al een aantal beschreven op het platform van Wegdam Nieuws. Indrukwekkend is ook het verhaal van de familie Smit, ook genoemd De Smitbaas. Het boerenerf dat gelegen is op de grens van Hengevelde en Wiene aan de Wiener Benteler Scheidingsweg , diende in de oorlog als gastvrij onderkomen van zowel evacués als van onderduikers.

Zomer 1944. Een klas van het Amsterdamse Ignatiuscollege bezoekt De Smitbaas. Onder hen is Theo Denkers, die een half jaar later lopend terugkeert bij De Smitbaas. Uiterst links Hanna, in het midden onderaan met de klompen Jannoaken en naast de pater staan nog Gerard en Jan.

WELKOM
Op een zaterdagavond in de eerste dagen van februari van het jaar 1945 zat de familie Smit in de keuken van de boerderij rond het warme fornuis. De oude moeder Jannoaken en haar volwassen kinderen Hanna, Jan, Gerard en Herman waren blij dat ze binnen zaten. Want buiten moest je niet zijn. Het erf lag nog vol sneeuwresten en het was koud. Plotseling ging de deur open. Ze schrokken een beetje. Wie zou hen op deze winteravond willen bezoeken?
Een tienerjongen van een jaar of 14 strompelde naar binnen. Hij droeg aan de ene voet een half kapotte klomp en aan de andere voet een pantoffel, omdat de wreef van die voet was gaan zweren. De familie Smit was verbaasd. De jongen wilde iets zeggen, wilde het verhaal vertellen van zijn omslachtige, helse voetreis vanuit Amsterdam. Maar hij was doodmoe, voelde zijn zere voet en begon te huilen. Het lukte hem niet om een woord te zeggen. Hij huilde en huilde, maar voelde tussen de tranen door wel dat hij van harte welkom was. De oude gastvrouw Jannao en haar gezin gaven hem één bord pap. Meer niet, want teveel ineens is niet goed. Daarna wezen ze hem een slaapplek aan.

Hij sliep meteen. De volgende dag vertelden ze hem dat hij mocht blijven. Er waren nog meer gasten op de boerderij, maar dat was geen enkele belemmering. Ze lieten bij hun neef in Hengevelde, die kleermaker was, een overall maken. Hij kreeg nieuw ondergoed en schreef een brief naar zijn moeder. De volgende dag kreeg hij goed zittende klompen en al gauw was de zweer op zijn voet genezen, waaraan Frits, de hond van de familie Smit een positieve bijdrage had geleverd door de voet telkens schoon te likken, als ze aan tafel zaten.

Theo Denkers op jongere leeftijd

GEEN ETEN
De Amsterdamse jongen heette Theo, Theo Denkers. Samen met Arie van de Polder, Ruud de Cleen en een meisje, Willy genaamd, waren de tieners van een jaar of veertien, vijftien op maandagmorgen 29 januari 1945 te voet naar het oosten des lands vertrokken. Nog langer thuis blijven was geen optie. Er was geen eten. De ouders van Theo en nog honderden middelbare scholieren stonden met de handen in de lucht. In Gods naam stuurden ze de kinderen op pad. Zoek het oosten van het land op. Sommigen waren er al in zomervakanties geweest. Die wisten de weg. Zo ging het ook Theo Denkers.
Er lag een dik pak sneeuw. Het viertal had de spullen die mee moesten, op een slee gepakt en zo legden ze iedere dag ongeveer 30 kilometer af. De oorlog was in een kritiek stadium gekomen. De geallieerden waren vanuit het zuiden volop bezig met het verdrijven van de Duitse bezetter, maar waren nog niet verder gekomen dan de grote rivieren. De winter eiste vooral in het westen van het land zijn tol. De mensen hadden honger. Er was geen eten meer te krijgen. Het viertal dat onderweg was, liep via Laren, Bunschoten, Nijkerk, Voorthuizen, Apeldoorn, Zutphen tot Lochem. Ze sliepen in hooibergen en in speciaal daarvoor ingerichte gebouwen, want ze waren niet de enigen die op zoek waren naar betere oorden aan de andere kant van het land.
Toen ze de IJssel over waren, zag het leven er een beetje rooskleuriger uit. De dooi was ingetreden, ze loosden de slee en hadden nauwelijks nog van de honger, want nergens klopten ze tevergeefs aan voor eten. Ze ontdekten ook steeds vaker dat het schoeisel dat ze droegen, niet geschikt was voor dit soort lange trektochten. Sommigen liepen op klompen, anderen hadden een soort schoeisel waarin meer karton dan leer verwerkt was.
Achter Lochem splitste de groep zich. Theo ging door naar Hengevelde, de andere drie liepen naar Rietmolen waar twee van hen een half jaar eerder in de zomer ook al geweest waren. Ze wisten de weg naar betere plekken. Zo kwam Theo Denkers op die late zaterdagavond half hinkelend aan bij De Smitbaas in Hengevelde.

Foto uit de jaren 60. De boerderij van De Smitbaas aan de zijkant. Gerhard brengt met de kruiwagen de melkbussen naar de weg.

KOBUS EN HENK
Hij had het goed bij de familie Smit. Theo merkte al gauw dat hij niet de enige was die op het erf van De Smitbaas gastvrijheid genoot. Er waren nog twee evacués woonachtig, Kobus Kroonenburg uit Millingen aan de Rijn en Henk Wieland uit Duiven. Alle bewoners in het gebied rond de Rijn hadden namelijk op last van de Duitsers hun woning moeten verlaten. Kobus en Henk waren overdag op de boerderij behulpzaam, maar tegen de avond vertrokken ze naar de Bolske, de boerderij van de familie Ten Heggeler waar een aantal familieleden was gehuisvest. Erve De Bolscher, zoals veel Wegdammers de boerderij aan de Wethouder Goselinkstraat kennen, heeft in de oorlog vreselijke toestanden meegemaakt, zoals al eerder door mij op Wegdam Nieuws beschreven is. Meer dan honderd Duitse soldaten vielen hun boerderij in Hengevelde binnen en voerden Jan en zijn jongere broers Henk en Arnold af. Ze moesten gestraft worden, omdat ze twee Poolse soldaten op de boerderij hadden verstopt. Een Hongaarse vluchteling had als laffe verklikker zijn werk gedaan. Jan ten Heggeler moest het met de dood bekopen.

GEBROEDERS GROENHEIM
Bij De Smitbaas had het net zo goed fout kunnen aflopen, want niet alleen de al genoemde evacués ondervonden de gastvrijheid van de familie, ook waren er twee Joden ondergedoken, de gebroeders Groenheim uit Delden. Theo Denkers schreef in 2001 een artikel voor het boek Delden terug naar toen. Onvergetelijke oorlogsverhalen. Over dit grote geheim van de Smitbaas zegt hij in het boek: “Er werd nooit openlijk over gesproken, maar ik wist over welke plaats het ging.  Op de deel, aan het einde van de rechterkant, boven de koeien.  Uiteraard was de familie Smit heel spaarzaam met het doen van mededelingen.  Van mijn kant had ik ook geen behoefte om het naadje van de kous te weten. Ik wist, afkomstig uit Amsterdam Zuid, wat de gevolgen waren als de Duitsers ontdekten dat je Joden verborg en had genoeg van de trauma’s die ik had opgedaan bij het waarnemen van het wegslepen van heel vredelievende gezinnen door grote kerels met geweer in de aanslag en SS tekens op hun uniform”, aldus Theo in het verhaal dat hij schreef voor het boek. Op het eind spreekt hij zijn bewondering uit voor de familie. “Met groot levensgevaar Joden huisvesten in de oorlog en daar gewoon met niemand over praten, ook na de oorlog niet. Ik heb wel eens geprobeerd me in te leven in de situatie van de familie Smit. Had ik mijn mond kunnen houden over wat ik gepresteerd had in de oorlog? Had ik niet minstens op een gepaste manier duidelijk gemaakt wat voor een flinke vent ik toch wel was geweest? Met niemand erover praten! Fantastisch! Wat een grootheid!”, zegt Theo. De uitroeptekens spreken voor zich.

De jongens van buurman de Roossnieder in de jaren dertig. Vlnr boven: Gerrit en Herman; onder Johan, Bernard en Arnold.

ROOSSNIEDER
Wie waren die bescheiden, eenvoudige en vooral genereuze bewoners van de boerderij waar zich dat allemaal afspeelde? Ik legde mijn oor te luister bij buurvrouw Annet Smit-Ten Heggeler die samen met haar man Gerrit het boerenbedrijf van De Smitbaas runde tot Gerrits overlijden in 2007. Ik sprak Gerrits broer Johan en zijn vrouw Agnes aan de Beldsweg. Gerrit en Johan zijn de zonen van de reeds genoemde Herman en ik sprak de 90-jarige Mien Smit-Borre van de Roossnieder, de buurvrouw van de Smitbaas en ging ook nog langs bij haar zwager de 89-jarige Bernard Smit uit Delden, die als enige van dit viertal het verblijf van Theo Denkers bij De Smitbaas van nabij heeft meegemaakt. De andere drie hebben Theo wel gekend, omdat hij na de oorlog nog vaak, soms wel twee keer per jaar, naar Hengevelde kwam om een bezoek te brengen aan De Smitbaas en ook aan hen.

Bidprentje van Gerard Smit die 1938 is overleden. Johanna Slaghekke - Jannoaken - was zijn vrouw. Ze hadden vijf kinderen Dika, Hanna, Gerhard, Jan, Herman. Hanna, Gerard en Jan waren vrijgezel en hebben hun hele leven op De Smitbaas gewoond. Dika trouwde met ene Lubberink, Herman met diens zus Trui. Ze kregen twee kinderen, Gerrit en Johan. Gerrit werd boer op De Smitbaas. Hij trouwde met Annet ten Heggeler. Ze kregen drie kinderen.

VRIJGEZEL
Op boerderij De Smitbaas woonden tijdens de oorlog Jannoaken, de vrouw des huizes, wier man overleden was in 1938 en verder haar kinderen Gerard, Jan, Herman en Hanna. Ze hadden ook nog een zus die Dika heette en getrouwd was met een Lubberink en in Bentelo woonde. Herman is kort na de oorlog getrouwd met diens zus Trui Lubberink en bouwde een boerderij aan de Beldsweg. Hun zoon Gerrit zou later boer worden op de Smitbaas.
Gerard, Jan en Hanna bleven wonen in de boerderij en waren hun hele leven vrijgezel. Zij waren achterneven/-nichten van de familie Smit van de Roossnieder en ook van de familie van kleermaker Smit die in Hengevelde tegenover de kerk een zaak had (thans Wolterinck).
Theo Denkers trof in die koude dagen van februari naast Jannoaken dus vier van haar kinderen aan in de boerderij van de Smitbaas die vrijgezel waren en de dertig al gepasseerd. Jannoaken was een aardige, eenvoudige boerenvrouw. Bernard herinnert zich dat hij altijd van haar een beschuit met suiker kreeg. Mien noemt haar een leuke, intelligente, maar ouderwetse vrouw. ‘Ze wilde graag van alles op de hoogte zijn.’ Op het eind van haar leven brak ze nog een heup en werd ze bedlegerig. Jannoaken Smit-Slakhekke is gestorven op 5 juli 1962. Ze was toen bijna 96 jaar.
Haar dochter Hanna deed samen met Jannoaken de huishouding bij De Smitbaas. Hanna was een bijzondere vrouw, een beetje eigenwijs. Mien: ‘Ze had een sterke eigen mening’. Annet: ‘Ze was vriendelijk en zorgzaam.’ Zowel Mien als Annet roemen haar zorg voor de tuin, waarin ze altijd mooie, bloeiende planten had staan. Ze was kritisch op de soorten die wel of niet in de tuin mochten staan.

Jannoaken (midden) met haar dochters Hanna (rechts) en Dika

ECHTE BOER
Hanna’s broer Jan was een echte boer. Met zorg runde hij samen met zijn broer Gerard het bedrijf. ‘Hij was goed bij’, zei Mien, ‘en hij stond in de buurt bekend om zijn kennis van het vee. Als er bij een naburige boer problemen waren met het kalven van een koe werd Jan erbij gehaald.’ Mien vertelde dat Jan de enige was die een wei met koeien durfde in te gaan waar een op het oog gevaarlijke stier bij was. Als hij ernaar toe liep was de stier rustig en benaderbaar. ‘Ik heb hem wel eens meegenomen naar een tuincentrum’, vertelde ze nog. ‘Jan vond het prachtig om dat allemaal te bekijken.’ Hij is 90 jaar geworden. Hij overleed in juni 1993. Zijn bidprentje vermeldde zijn liefde voor de boerderij en zijn hang naar een gemoedelijke sfeer in eigen huis en haard. Hij rookte pijp en sigaretten en stond bekend als een secuur man.
Gerard was een beetje bijzonder. Hij was op latere leeftijd krom van het harde werken, waaraan zijn vaste werkzaamheden op de boerderij zoals het uitmesten van de stallen zeker bijgedragen hebben. Zelfs met Kerstmis, Pasen en Pinksteren deed hij dat. Dat hoefde niet, maar Gerard deed het toch, omdat hij dat op de landbouwschool geleerd had. Althans zo had Hanna het wel eens uitgelegd.
Zowel Hanna als Gerard en Jan zijn hun hele leven vrijgezel gebleven. Gerard is 80 jaar geworden. Hij is in mei ’81 overleden. Hanna overleed in februari 1996. Ze was toen bijna 91 jaar.
Hun broer Herman trouwde dus wel. Hij was timmerman van beroep en bouwde zoals gezegd een eigen boerderij aan de Beldsweg. Zijn zoon Gerrit erfde De Smitbaas van zijn ooms en tante, zoals al vermeld is.

Jan, Gerard en Hanna Smit aan de maaltijd (foto uit de jaren 60)

TIEN MELKKOEIEN
Terug naar de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. Theo Denkers, de jonge evacué uit Amsterdam die later naar Badhoevedorp verhuisde, schreef erover. Hij kreeg zo zijn taken op het gemengde boerenbedrijf, want er was genoeg te doen. Hij noemt in zijn verhaal voor het boek met Deldense oorlogverhalen een aantal van tien melkkoeien, wat vaarzen en kalveren, twee hokken met kippen, wat varkens en twee paarden. Op het land verbouwden ze rogge, haver, aardappelen en bieten.’ s Morgens om vier uur werden de koeien gemolken. “Handmatig uiteraard”, schrijft Theo, “want om een uur of zeven kwam de zoon van de caféhouder Leusink van de Grote Vogel de melk al ophalen om naar de fabriek te brengen.”
Ook schrijft Theo over de zondagse rituelen. “Dan ging de oude moeder met de sjees naar de kerk in Hengevelde. Haar eigen naam was Slaghekke. Ik weet dat, omdat het vermeld stond op het zwarte huwelijksjubileumtableau dat op de prachtig betegelde muur van de huiskamer hing. De rest ging op de fiets, die we op het erf van de postbode tegenover de kerk neer konden zetten”, waarmee hij Herman Varenbrink bedoelde. “Op slot hoefde de fiets niet”, was hem ook opgevallen. “Op zondagmiddag toog ik meestal naar de buren, ook een familie Smit, ter onderscheiding Roossnieder genaamd.  Heel wat leuke tijden heb ik meegemaakt bij dat gastvrije gezin met al die kinderen. Imponerend was dat drie generaties daar zo natuurlijk in één huis met elkaar optrokken.”

VRIENDSCHAPPELIJK
De 89-jarige Bernard Smit uit Delden was een van hen. Ik noemde hem al. Ze waren met negen kinderen, drie meisjes en zes jongens. Hij en zijn in Rietmolen wonende zus Riek zijn de enigen die nog onder ons zijn. Bernard herinnert zich de oorlog nog goed en vooral ook het laatste jaar. ‘Ik heb Theo goed gekend’, vertelde hij. ‘Het was een fijne jongen, heel vriendschappelijk en makkelijk in de omgang.’ Hij vertelt over de situatie bij de Smitbaas, waar de Deldense broers Groenheim zich verstopten voor de Duitsers. Het waren slagers. Ze vonden aanvankelijk ergens in Deldenerbroek een schuilplaats, maar een zekere Naafs bracht ze op een nacht het Twentekanaal over, waar het veiliger was. De Groenheims zijn doorgelopen in de richting van Hengevelde en zijn tegen de morgen bij de opgang naar De Smitbaas op de schampsteen gaan zitten. Toen boer Jan naar buiten kwam, vroegen ze om onderdak. Dat kregen ze op de hooizolder. Overdag schoven ze vaak een paar dakpannen omhoog om te zien wat er buiten gebeurde. Zo hadden ze zicht op de boerderij van de buren. Bernard: ‘Daardoor kenden ze ons allemaal. Ze wisten precies wie van ons in hun gezichtsveld verscheen. Mijn zus Mien bijvoorbeeld haalde het paard van De Smitbaas wel eens op voor het werk of om erop te rijden. De Groenheims konden het haarfijn navertellen. Als we later wel eens bij hen in de winkel kwamen, kenden ze ons meteen terug. Via de opgeschoven dakpannen hadden ze ons leren kennen.’
Overigens kwamen ze af en toe ook wel buiten. Als de kust veilig was, liepen ze ’s avonds en ’s nachts wel even een tijdje op het erf.
Hanna bracht ze dagelijks eten. Zo werden de broers Groenheim door Jan, Gerard, Hanna en hun moeder Jannoa op voortreffelijke wijze door de oorlog geloodst.

Hanna aan het werk in de keuken (foto uit de jaren 60)

POES, POES…
Theo had op enig moment ook in de gaten dat er een geheimzinnige situatie gaande was op de deel van de boerderij. Dagelijks zag de jongeman dat Hanna met een bord vol eten en twee vorken de deel opliep. Daar pakte ze een ladder, zette die tegen de hilde, deed daar een deurtje open, riep poes, poes, poes en schoof het bord naar binnen. Daarna zette ze de ladder terug op de plaats. Theo, nieuwsgierig als hij was, vroeg haar wat ze daar deed. “Ik breng de kattn wat te etn”, was haar antwoord.
“Maar katten eten toch niet met een vork”, antwoordde Theo ad rem.
“Oonze kattn wa”,  reageerde Hanna.
Toen hij het enkele dagen later nog een keer vroeg, had Hanna gezegd dat hij dat niet weer moest vragen. “Ander goa ‘j terugge noar Amsterdam”, had ze strabant gezegd.
Theo deed er het zwijgen toe. Later, in 1981, toen Jan zijn tachtigste verjaardag vierde en Theo vanuit Badhoevedorp ook op het feest bij De Gebrande Waateren aanwezig was, ontmoette hij de broers Groenheim. Hij schreef: “Tijdens de maaltijd zit ik aan een tafel met vrijwel allemaal jonge mannen;  familieleden en buren. Op een gegeven moment breng ik naar voren dat de Joden ook aanwezig zijn. Alex en Bennie Groenheim hoorden namelijk ook tot de genodigden.  Ze keken me een beetje glazig aan. Waar had ik het over? Nooit had iemand hen daar ook maar iets over medegedeeld.  Stel je voor dat het ontdekt was. Toch was het na de oorlog wel bij een aantal familieleden en buren bekend. Bij de bevrijding, toen de broers terug naar huis konden in Delden, kwam een aantal mensen erachter waar ze zich verstopt hadden. Hun latere buurvrouw Mien Smit verbaast het niet dat zo weinig mensen het geweten hebben: ‘Het waren goeiige mensen bij de Smitbaas. Ze wilden graag andere mensen voort helpen, maar tijdens de oorlog waren ze wel zo slim om er niet over te spreken.’

GEHEIMEN
Overigens kende de boerderij nog meer geheimen. Theo schreef: “Iedere avond werd naar de radio geluisterd en wel naar Radio Oranje, die ons vanuit Londen altijd op de hoogte hield van het oorlogsgebeuren. Die radio was verstopt in de hakselkist, die aan de deur naar een varkenshok hing.  Nooit werd deze radio ontdekt, ook niet door de Duitse soldaten die enige dagen in de schuur ingekwartierd waren. De Canadezen echter ontdekten hem binnen een uur na hun inkwartiering.”
Dat kwam er dus nog bij. Nog meer spanning op het erf van De Smitbaas. De laatste dagen van de oorlog legerde een grote groep Duitse soldaten in de boerderij. Ze waren op de vlucht. Maar ze ontdekten de Groenheims dus niet en de radio evenmin.
Na de bevrijding van Hengevelde op zondag 1 april vestigde het Canadese leger zich in Hengevelde. Ook bij de Smitbaas, de Roossnieder en de andere buren stond het vol met legervoertuigen. ‘Ze verzamelden zich daar, omdat ze het kanaal niet over konden’, vertelde Bernard Smit. ‘Op dinsdagavond begonnen ze te schieten op de Duitsers die zich in Delden verschanst hadden.’

1981. Feest bij De Gebrande Waateren, Jan Smit wordt 80 jaar. Links Hanna. Henk en Grada ten Heggeler feliciteren de jarige.

BEWONDERING
Nog even terug naar het artikel dat Theo Denkers in 2001 schreef. Hij kwam na de oorlog regelmatig bij de Smitbaas en hun buren op bezoek. Vaak was hij voor zijn werkgever C&A toch al in het oosten van het land. Een bezoekje aan Hengevelde was dan gemakkelijk in te plannen.
In het reeds genoemde artikel overdacht hij ruim 55 jaar na de oorlog nog eens zijn tijd bij de Smitbaas. Hij schreef: “Was boerderij Smitbaas eigenlijk wel de juiste plaats om een jonge knaap uit Amsterdam, die de begrenzingen van zijn doen en laten steeds verder wilde verleggen, te huisvesten? Eigenlijk niet. Oudere mensen, bijna altijd aan het werk. Heel serieus en, afgezien van de gesprekken met buren, die ze bedrijfsmatig hadden ofwel bij toevallige ontmoetingen, leidden ze eigenlijk een enigszins geïsoleerd leven. Toch kreeg ik steeds meer bewondering voor hun levensstijl met een natuurlijke eenvoud, een zekere stoerheid en wars van alle uiterlijke schijn of protserigheid.  Hetzelfde gold voor hun godsdienstigheid. Iedere avond, hoe laat ook en hoe vermoeid ook, werd de rozenkrans gezamenlijk gebeden. Het bleef echter niet bij vroomheid. Ook de consequenties van een bewust afstemmen op God werden met de dezelfde bewustheid genomen. Overigens heeft het tijdens mijn verblijf ook niet aan sensaties ontbroken. De grote groep Duitse oude mannen, die Hitler nog op het einde van de oorlog had opgeroepen om het getij te doen keren en in de boerderij werden ingekwartierd.  De Duitse officier en onderofficier die op paasavond onderdak vroegen, op de vlucht voor de Canadese tanks.  Het prachtige moment op Paasmorgen in de kerk van Hengevelde toen we tijdens de eucharistieviering de tanks van de Canadezen hoorden rollen. Ik heb langzamerhand steeds meer bewondering gekregen voor de leden van de familie Smit. Ik heb steeds moeite om niet zulke superlatieven te gaan gebruiken dat het ongeloofwaardig wordt voor anderen. Tukkerland mag trots zijn op zulke mensen.”
Hij ondertekent met:
“Een in 2001 nog steeds dankbare Theo Denkers”

Theo Denkers op latere leeftijd. In 2014 is hij overleden.

GOEDE DADEN
Het laatste woord van dit artikel voor Wegdam Nieuws is voor de 90-jarige buurvrouw Mien Smit-Borre die prachtig kan vertellen over vroeger en ook van de verhalen over de oorlogstijd bij De Smitbaas veel heeft onthouden. Ze zei dat ze het altijd wonderlijk had gevonden dat veel mensen die goede daden hebben verricht in de oorlog of later in de maatschappij daarvoor geëerd werden en nog worden met onderscheidingen en andere blijken van verdienste. De bewoners van De Smitbaas echter niet. ‘Ik vind dat ze dat wel hadden moeten krijgen’, zei Mien terecht.

PS1 Theo Denkers is in augustus 2014 op 84-jarige leeftijd overleden. Hij was in 1960 getrouwd met de Ierse Risin McGuinness. Ze kregen zeven kinderen. Hij leidde een devoot leven, zo vertelde een vroegere vriend van hem. ‘Theo was minzaam en open. De katholieke kerk stond hoog aangeschreven bij hem.’ Hij zat in de organisatie van de Stille Omgang. Naast zijn job bij C&A was Theo ook vele jaren actief voor de voetbalclub Pancratius waar zijn vier zonen en twee van de drie dochters ook voetbalden en waar sommigen van hen momenteel nog steeds actief zijn.
Zijn zoon Adriaan vertelde me dat hij een paar keer met zijn vader bij De Smitbaas is geweest en dat hij vaak met veel waardering verteld had over zijn tijd in Hengevelde en over de Joden die bij zich bij De Smitbaas in de hilde verstopt hadden.

PS2 Van de boerderij Smitbaas is na het overlijden van Gerrit in 2007 de grond verkocht. Zijn vrouw Annet woont nog in de bungalow naast de boerderij die ze verhuurd heeft.
Verderop op het erf heeft dochter Ellen met haar man Thijs Asschert onlangs een fraaie nieuwe woning gebouwd.  Haar twee andere kinderen wonen elders.