Op Bevrijdingsdag gesneuveld
Vandaag, 1 april, Bevrijdingsdag van Hengevelde en omliggende plaatsen. De vlag moet uit. Alweer 80 jaar vrijheid. Hoe bijzonder is dat, zeker in het licht van wat er tegenwoordig in Oost-Europa en het Midden-Oosten allemaal gebeurt.
80 jaar geleden was het Pasen, die eerste april kwamen de Wegdammers uit de kerk en zagen de bevrijders met legervoertuigen door het dorp rijden. Opgetogen gingen ze naar huis. Echter, achter de schermen was de strijd nog niet afgelopen. De Hengeveldse leden van de Binnenlandse strijdkrachten zaten nog achter een paar Duitse soldaten aan. Ik schreef er al eerder over. Onder hen bevonden zich ook jonge onderduikers als Frans Babeliowsky (16), die bij Doeschot onderdak gevonden had en Joop Dijkhuis (24) die bij Fluttert inwoonde. Op die eerste april werd deze uit Losser afkomstige jonge man op de bietenkuil van de familie Goselink door het hoofd geschoten door een vluchtende Duitser. Het is vandaag de dag nog steeds een trieste smet op de bevrijdingsdag van Hengevelde.
We denken op deze eerste april met plezier terug aan de Hengeveldse bevrijdingsdag, maar ook aan het tragische slachtoffer van die dag, Joop Dijkhuis. Over hem heb ik al enkele keren geschreven, maar dankzij wijlen Marie Laarman-Spekreijse kunnen we hieronder meer vertellen over Joop.
In de eerste jaren van deze eeuw was Frans Babeliowsky een dagje terug in Hengevelde en deed een oproep in de Höfte. Wie kon hem nog iets vertellen over zijn maat Joop uit de oorlog? Frans had het vele jaren erg moeilijk met zijn tragische overlijden. Marie Laarman-Spekreijse, geboren in Hengevelde, maar woonachtig in Sint Isidorushoeve, reageerde. Ze had Joop Dijkhuis heel goed gekend. Zo leren we de jongeman die zijn leven gaf op 1 april 1945, op de Bevrijdingsdag van Hengevelde, wat beter kennen. Het komt hem toe.
Hieronder het verhaal van Marie Spekreijse, dat ze destijds met behulp van haar buurvrouw Lucie Hubers, heeft geschreven en naar de Höfte heeft gestuurd.
ONDERDUIKERS
‘Ik ben Marie Laarman Spekreijse. Tijdens de oorlogsjaren woonde ik in ons ouderhuis in Hengevelde. Mijn vader stierf in 1941, mijn moeder was overleden aan kanker en ik had, als oudste meisje, de zorg voor mijn broers en jongere zusjes. Ik was 19 jaar toen de oorlog uitbrak. Ook bij Fluttert, onze jongere buren, waren de ouders al overleden, de moeder overleed in het kraambed. Het waren twee jongens en, als jongste, een meisje. Samen deden ze de huishouding en werkten ze op de boerderij.
Bij Fluttert en bij ons kwamen ze vragen of we soms een onderduiker in huis wilden opnemen. De onderduiker kon dan mooi op de boerderij meehelpen en wij zouden hen kost, inwoning en bescherming geven. Natuurlijk gingen wij hierop in, en zo kwam Joop (Jop) Dijkhuis uit Losser bij Fluttert terecht en namen wij Jo Dijkhuis, een neef van Joop, in huis op. Het waren jonge knapen. Joop was heel veel bij ons en het was een aardige jongen. Hij was wat zachter en gemakkelijker in de omgang dan Jo. Jo en Joop hadden allebei hun moeder verloren, hun vaders waren broers van elkaar en ze hadden allebei één zus. Jo en Joop maakten zelf een schuilkelder, gegraven in een hoge wal aan de kant van onze wei. Ze hadden het daar redelijk netjes. Ik gaf hen een bed, dekens en lakens, omdat ze ’s nachts daar sliepen. Dat was voor hun veiligheid. Er kon immers een razzia worden gehouden! Dat bed was van mijn broers die getrouwd waren en daardoor dus het ouderlijk huis hadden verlaten.
KWAJONGENSSTREKEN
Joop hing zijn kleren bij ons in huis op, in de schuilkelder was geen plaats en het was er vochtig. Jo en Joop kwamen niet van het platteland, het echte boerenwerk lag hen helemaal niet. Ze deden wat hen gevraagd werd, maar ja, meer kon je ook niet van die knapen verlangen. Kwajongensstreken uithalen, daar waren ze goed in, en we hebben veel om hen, en mét hen, gelachen. Zo ook op die zaterdagmorgen. Vlak bij ons huis hadden de Engelsen brandbommen neergegooid, zo op het erf. Dat was best gevaarlijk maar: de jongens zouden die wel eens even wegbrengen. Een flink eindje van het huis af, maar wel vlak bij een andere buur, (de bakker), werden de brandbommen onklaar gemaakt. Het gaf me een knal zeg! De ruiten van het huis en de molen van de bakker waren allemaal kapot. En dat in de oorlog! Er was immers geen ruit te krijgen. Woest was die man! De jongens moesten de ruiten betalen en dat hebben ze ook gedaan.
Stropen ja, dat deden die twee ook hoor. Maar wie deed dat nu niet in de oorlog? De buurman wilde een hert stropen en daar hadden de jongens wel oren naar. Er werd een strop in de boom gelegd, juist op het pad waar dat hert langs kwam. Jo en Joop letten heel goed op, dagenlang. Opeens een schreeuw van de buurman: “Joop, Joop, hij zit er in!” Joop rende naar het hert toe. Maar de buurman had er alleen een oud hertenvel in gehangen. Wat hebben we gelachen.

PATER HELERIDORUS
Och, en dan was er nog Pater Heleridorus. Hij werd tijdelijk in Hengevelde aangesteld maar toen de nieuwe (vaste) kapelaan was gekomen, was de pater overbodig. Hij werd toen de onderduikerspater. Hij praatte met de onderduikers en met de gezinnen waar de onderduikers verbleven, hij verrichtte hand- en spandiensten en je kon altijd een beroep op hem doen. Wat heeft die pater vaak met de onderduikers bij ons in de wei gevoetbald. De pater deed ook in hardlopen niet voor een ander onder. Ik zie hem nog achter zo’n knaap uit, ik geloof, Rotterdam aanrennen, rokken omhoog en rennen maar! De pater won! Ook Joop was vaak bij die pater te vinden. .. Overigens ging de pater na de oorlog naar de Tropen en is daar op 29-jarige leeftijd gestorven.
Op een morgen, ik was in de keuken bezig, kwam Jo vanuit de schuilplaats aanrennen. “Marie, Joop is helemaal niet goed. Kom toch eens gauw mee”. Ik ging natuurlijk meteen kijken en vond een doodzieke Joop op bed liggen. “Die komt bij ons in huis, wat er ook mag gebeuren”, besliste ik meteen. Bij Fluttert waren ze nog te jong om voor zo’n ziek iemand te zorgen. Ik belde dokter Schaf en vertelde dat er een onderduiker bij ons lag, ernstig ziek. De dokter kwam onmiddellijk en zag het meteen: Geelzucht! In die dagen was geelzucht heel gevaarlijk. Zeker zes weken lang heeft Joop pal op bed moeten liggen en ieder keer kwam dokter Schaf kijken. Ik zei hem dat hij de rekening maar naar ons moest sturen, op de een of andere manier zouden we het wel redden. Maar de dokter heeft nooit een rekening gestuurd. Ik ben hem daar altijd heel dankbaar voor geweest. De vader en zus van Joop zijn een keer op bezoek geweest. Een heel trouwe bezoeker van Joop was Pater Heleridorus. Hij heeft uren bij Joop aan het bed gezeten. In de oorlog werd zelf verbouwde pijptabak gerookt. Die tabak gaf enorm veel rook Op een middag kwam, nadat de pater al een hele tijd bij Joop in de slaapkamer was geweest, de pater naar me toe en zei: “Marie, nou moet je toch eens mee gaan naar Joop. Er is daar zo iets geks in de kamer!” Ik ging meteen mee en wat dacht je dat die kwajongens gedaan hadden? Ze hadden verwoed aan de pijpen zitten trekken en dan meteen de rook uitblazen. Ik kon geen hand voor ogen zien, en die twee maar lachen.
BEVRIJDERS
Joop kreeg verkering met Mina Kormelink. Hij was heel veel bij haar en bij haar thuis. En toen, op die goede en kwade dag, gebeurde het.
Het was 1 april 1945, de dag van de bevrijding. Pasen. De Engelsen kwamen via de Needsestraat Hengevelde binnen, richting café de Witte. Ik zie onze bevrijders nog over de Needsestraat aan komen lopen. De Duitsers werden achtervolgd door onze ondergrondsen. De wapens die de ondergrondsen gebruikten, hadden ze gehaald bij café de Witte. Joop kwam van Mina Kormelink en sloot zich meteen bij de ondergrondsen aan. Hij ging langs het café en zocht een schuilplaats op het kerkhof. De Duitsers zaten achter de bietenkuil bij Goselink. Toen Joop zich vanuit zijn schuilplaats op het kerkhof oprichtte… werd hij door Duitse scherpschutters door het hoofd geschoten. Hij was onmiddellijk dood……
(Vrijwel zeker is dit niet helemaal zoals het gegaan is. Joop sleepte een mitrailleur naar de bietenkuil aan de straatzijde (ongeveer 30 meter van het kippenhok verwijderd) en bracht hem daar in stelling. De Duitser heeft waarschijnlijk vanuit zijn dekking het gehele schouwspel gade geslagen en geconstateerd dat dit voor hem noodlottig zou aflopen. Hij schoot Joop vanuit zijn schuilplek dood.)
AVONDWAKE
De pater kwam bij ons in de keuken om het slechte nieuws te vertellen. Joop werd naar de niet gebruikte garage van de pastorie gebracht en daar heeft hij vier dagen opgebaard gestaan. De Pater vroeg of Riek (mijn jongere zus) en ik, Joop nog eens wilden zien. Dat wilden we, maar Riek viel flauw toen ze die arme Joop zag liggen. Haar verloofde Gerard Groothuis, was immers ook soldaat en over zijn lot was toen nog niets bekend. Later bleek Gerard gezond en in goede conditie te zijn.
Joop lag daar met zijn helm op de borst en de oranje sjerp om..
Als noaste naober werd me gevraagd of ik, naar goed Twents gebruik, de avondwake wilde doen. Daarvoor gingen we ’s avonds naar de kerk, knielden neer en baden Onze Vaders, Weesgegroetjes en Heer geef zijn ziel de eeuwige rust. Ik bad voor, dat was heel moeilijk. Ik, een jonge gezonde vrouw, bad voor zo’n mooie, jong gestorven man. We baden elke avond, tot de begrafenis daar was.
De tijd gaat door. Zijn verloofde Mien leeft nog. Ze is nooit getrouwd geweest. Ik ken haar een beetje en weet waar ze woont.
Ik vind het fijn dat er iemand is die nog aan Joop denkt. Was Frans Babeliowsky soms die jongen die met de pater en de onderduikers voetbalde? Was hij het die wel eens bij ons is geweest? Ik hoop dat Frans Babeliowsky iets aan mijn verhaal heeft en dat hij zijn verdriet om Joop een plaats in zijn hart kan geven.’
Aldus Marie Spekreijse. Ze is 26 december 2005 overleden op 84 jarige leeftijd.
Mina Kormelink is 100 jaar geworden. Ze is 11 december 2016 gestorven.
Frans Babeliowsky is 94 jaar geworden. Hij overleed in 2023.
NB. Tot slot nog een persoonlijke aanbeveling van mijzelf (Gijs). Het zou buitengewoon mooi en eervol zijn om in Hengevelde 80 jaar na dato een aandenken te creëren ter nagedachtenis van Joop Dijkhuis. Een bankje op het plein achter de kerk of op een andere plek opgedragen aan hem. Of een straat, een brug. Het komt hem toe, vind ik.