RIP Truus de Witte-Ottenschot, een schat van een vrouw
Vredig lag haar 97 jaar oude lichaam in de kist. Ik bespeurde een glimlachje op haar gezicht en dat paste bij haar, bij Truus de Witte-Ottenschot, in de Markveldse volksmond gewoon Truus van Botterhoes genaamd. Ik was in de dagkapel van de parochiekerk in Hengevelde net een rij kinderen en kleinkinderen langs gegaan met mijn hartelijke condoleances. Dochter Ria stond vooraan. Ze lachte en zei dat ze mij wel verwacht had. Ik zei dat het vanzelfsprekend was om mijn medeleven te tonen bij het overlijden van hun moeder, schoonmoeder en oma. Want Truus was een schat van een vrouw. Ik zal vertellen waarom.
STERKE ARMEN
In de eerste vijf jaar van mijn leven was zij bij ons thuis op Hof Kagelink mijn moeder en oma’s steun en toeverlaat. Ze was hun sterke armen bij het huishoudelijk werk op ons grote erf met een gemengd bedrijf, waar ze ook volop bij het boerenwerk ingeschakeld werd. Mijn opa en oma woonden er, mijn vader en moeder die er bij in getrouwd waren en na mij nog vier kinderen kregen en waarvan de oudste vier Truus hebben meegemaakt. Er woonde een oude, gepensioneerde knecht bij ons in, een drietal jongere broers van mijn vader en een knecht die hem assisteerde op de boerderij. Op enig moment was dat Gerhard de Witte van Flips oet n Brookn en met haar kreeg Truus verkering. Hoe makkelijk wilde je het hebben om de liefde van je leven te kunnen vinden. Ik heb daar zelf niet zoveel beeld meer bij, maar de verkering begon pas echt vorm te krijgen toen Truus na een jaar vijf bij ons vertrok om thuis op de grote boerderij van haar ouders te gaan werken. Dat vertelde ze later eens, toen ik haar interviewde voor de familiekrant die we toentertijd een aantal jaren twee keer per jaar uitgaven.
Van horen zeggen weet ik hoe hard Truus werkte, hoe attent en allround ze was. Mijn moeder heeft het later vaak verteld. Ook weet ik dat alle gezinnen die een zogenaamd dienstmeisje nodig hadden bij Botterhoes in Markvelde op visite gingen, want dat waren de besten. Truus’ zus Marietje heeft ook nog een tijdje bij ons gewerkt. Zij kwam een paar dagen per week. Later, toen de boerderij verkocht was en mijn ouders er iets verderop een bungalow hadden gebouwd, was Truus’ dochter Ria een dag in de week mijn moeders hulp. En mijn broer Jan en zijn vrouw Alda hebben al jaren eens per week een nicht van Truus ingehuurd voor huishoudelijke zaken. Hard en secuur werken, dat doen al die meiden van Botterhoes.
MAND VOL SOKKEN
Terug naar Truus. In het reeds genoemde interview in 2008 vertelde ze dat ze zich de eerste dag op Hof Kagelink nog goed herinnerde. ‘Jouw oma had de koffie klaar. “Wat wil je vandaag doen”, vroeg ze. Maakt me niks uit, zei ik. Toen kreeg ik een mand vol sokken voor me. “Van de zwartn”, zei ze. Zo noemde jouw oma de priesterstudenten altijd.’ Onze ooms Bernard en Harrie waren intussen in de laatste jaren van hun opleiding tot priester. Truus vertelde hoe oma altijd voor die ooms Bernard en Harrie in de weer was, als ze op bezoek kwamen en dan soms ook nog een paar klasgenoten meebrachten. ‘Dan deed ze voor hen een stuk of zes eieren in de pan.’
Aan oma Eijsink bewaarde Truus goede herinneringen. ‘Ze was heel zorgzaam, ook voor jouw moeder.’ Ze herinnert zich ook nog een mooie opmerking van oma over opa die nogal krom liep. “Hee löp met zien heufd al op ‘n es en is nog met ‘t gat in hoes”, zei ze dan.’
Erve Botterhoes, Truus’ ouderhuis, bevond zich op twee kilometer van Hof Kagelink, maar ze kon maar eens per drie weken naar huis. ‘Dan mocht ik zondagsmiddags na het eten weg.
Maandagmorgen was ik dan voor het melken terug. Rond de klok van half zes. Dan had mijn vader al gauw een kop thee gezet. Die stond dan extra voor mij al op.’ Tussendoor kon ze ook wel eens naar huis, maar dan moest ze wel ‘s morgens voor het melken terug zijn. Ze deed ook volop mee aan het boerenwerk. Hooien, rogge binden, alles. ‘Ik probeerde dan tussendoor ook nog dagen op te sparen, omdat ik thuis ook moest helpen met rogge binden.’
RESPECT
De bruiloft van mijn vader Toon en moeder Sientje was voor Truus een primeur. ‘Het was de eerste keer dat ik naar een bruiloft mocht. Ik was 17 jaar. Dansen kon ik nog niet eens.’ Voor moeder die op die beroemde zesde juni van 1944 op 23-jarige leeftijd het platteland van Weerselo inruilde voor dat van Markvelde, had Truus veel respect.
Ze vertelde in 2008 dat mijn moeder het niet gemakkelijk had gehad. ’Ik heb het vaker gezegd. Toen zij met jouw vader trouwde, waren Henk, Gerard en Theo nog thuis, je had de oude knecht Graads, opa en oma en nog één of twee knechten en een meid. Daar kookte ze voor. Koken kon je moeder als de beste. Je zag ze altijd even naar de tuin gaan. Dan kwam ze terug met een beetje prei, selderij en peterselie. Ze kon vooral een heerlijke soep maken. Maar wat ze ook kookte, het was altijd in orde.’
‘Je moeder kon ook goed naaien. Uit de kleinste stukjes maakte ze nog weer een schort. Werken op de boerderij deed ze minder. Ze voerde wel de varkens en de kippen en ze deed ook de tuin. Wat ze altijd deed, was op tijd koffie zetten. Ze hield van gezelligheid.’ Wat vond ik dat allemaal mooi om te horen van haar. Het emotioneert me anno 2025 nog steeds.
Gelukkig vond Truus mijn vader ook een gezellig mens. ‘Dat merkte je als we de koeien ophaalden om te melken. Dat deden we dan samen. En het melken deden we koe om koe, zodat we intussen ook samen nog wat konden bepraten.’
ANEKDOTES
We noteerden in 2008 ook allerlei amusante anekdotes en losse herinneringen over het leven van kort na de oorlog. ‘Ik deed jou eens een luier voor en nam bij het vastmaken van een van de spelden een stuk vel mee. Je zei niks, maar ik zag het vel oprekken en zag toen pas wat ik gedaan had.’
‘Jouw broer Jan was vaak benauwd. Dan zetten we het raam open voor hem. Vaak hielp ik moeder met het buiten zetten van de wieg die geen wielen had. Dan kreeg hij een paar kruiken mee en stond hij als baby buiten in de kou. Dat was beter voor hem.’
‘Jouw opa fietste veel. Dan ging hij naar Bekkedam, naar Deepn of naar Goor naar de Possnkearls. Op een dag moest hij vermicelli meebrengen uit Goor. Thuisgekomen vroeg oma of hij het meegebracht had. Nee, zei hij, ik kon in heel Goor nergens vermicelli vinden. Hij had het dus vergeten.’
‘Jouw vader bracht vaak op dinsdag biggen naar de markt in Neede. Maar het was een slechte tijd. Dan kwam hij soms thuis en hadden andere boeren hem stiekem een paar extra biggen op de kar erbij gedaan. Ik heb niks verkocht, mopperde hij dan, en heb nog meer biggen bij me dan ik meegenomen heb.’ Ik herinner me dat mijn vader toen ik een jaar of negen was, stopte met het fokken van varkens.
Truus vertelde ook dat ze eigenlijk niet naar een protestantse bruiloft mocht. ‘Daar hadden ze bij jouw thuis een hekel aan. Dat hadden ze liever niet. Van mijn eigen ouders mocht ik daar trouwens ook niet heen.’
Hendrik Scholten, een neef van je vader, was ook een tijdje knecht bij jullie, maar hij was niet zo secuur. Oma was daarom vaak een beetje boos op hem.’
‘Als de jacht open was, was je moeder er maar druk mee. Dan had ze een groot gezelschap over de vloer. De Possnkearls, de oale Krog, Hendrik Scholten, Jan Assink en nog meer kearls. Na terugkomst dronken ze koffie en een paar borrels. Doot mie nog nen borrel oet n laampnglas, zeiden ze dan. Dat betekende een borrel uit een groot glas.’
GLIMLACH
Truus diepte in 2008 nog meer anekdotes op uit haar geheugen en steeds was daar die glimlach.
‘We fietsten op een avond naar Haaksbergen, naar de bruiloft van Mieneke Baak. Jouw oom Henk was er ook bij, maar halverwege vloog zijn broekspijp tussen de ketting. Die scheurde helemaal open. Hij moest terug naar huis om een andere broek aan te doen en kwam later toch nog op de bruiloft.’
‘Scholtn-Hendrik, je vader en ik waren op 1 april met de deel aan het schoonmaken. Je vader stuurde Hendrik toen naar Wiedenbrook (Brummelaar) waar hij de slopscheare moest ophalen. Die stuurden hem naar Gierkink en die naar Keeznbreenk. Bij Keeznbreenk stuurden ze Hendrik door naar Hengevelde. Hij kreeg inmiddels door wat er aan de hand was en kwam de hele dag niet meer thuis. Nou heb ik mezelf te pakken, zei je vader. Trouwens, Scholten-Hendrik kon er zelf ook wat van. Ik vond regelmatig een gekookte aardappel in mijn klomp.’
‘Tonia Meijerink kwam oma ansprekn en ging dan ook altijd naar Brummelaar. Ze had twee koeken bij zich. Toen ze binnen zat, hebben jouw vader en ik de koek voorzichtig uit het papier gehaald en deden er een turf weer in. Daarmee ging Tonia even later naar Brummelaar (Wiedenbrook dus).’
‘Ken je het verhaal van jouw oom Henk? Hij ging op een dag biechten in Goor en kwam bij oom Harrie in de biechtstoel terecht. Hij wist niet hoe snel hij weg moest komen.’
Dat ze een paar keer benadrukte een mooie tijd gehad te hebben op Hof Kagelink, laat zich raden. ‘Ik had er goed en heb er veel geleerd’, zei ze. Mooie woorden. Fijn om te horen en nog eens te herlezen.

DIEPENHEIMSESTRAAT
Truus trouwde in 1957 met de reeds genoemde Gerhard de Witte. Ze runden samen een boerderij aan de rand van Hengevelde, die intussen geheel is opgeslokt door de nieuwbouw. Het mooie huis staat ertussen daar aan de Diepenheimsestraat. Daar kregen ze samen zes kinderen. Hun zoon Johnny is een zeventien jaar geleden overleden. Gerhard was al heel wat jaren daarvoor gestorven aan longkanker. Ze hebben twaalf kleinkinderen.
Van de familie Ottenschot uit Markvelde zijn haar jongere zus Dinie die aan de Gorsveldweg woont en jongste broer Bennie die in Markvelde is blijven wonen, nog onder ons.
Truus heeft vele jaren gewoond aan de Marksingel. De laatste maanden van haar lange leven woonde ze in Delden in de Wieken. Ziek was ze nooit. Daags voor haar overlijden dronk ze nog gezellig een kop koffie met Ria. Een dag later – op 30 maart – overleed ze plotseling. Ze is 97 jaar geworden. Mooi!
Dochter Ria woont in het huis van haar moeder aan de Markesingel.