Bommen in Markvelde

De Focke-Wulf Fw 190 F-8, het type bommenwerper dat op 12 maart neerstortte bij de boerderij van Varenbrink in Markvelde.

Het was in de slotfase van de Tweede Wereldoorlog nog spannend in Markvelde. Rond de boerderij van de gebroeders Zwierink met als bijnaam Varenbrink vielen op 8 maart liefst twaalf bommen. Vier dagen later stortte op hetzelfde erf een Duitse bommenwerper neer. Kort daarna werd de regio bevrijd. De families Zwierink en Dreteler op erve Varenbrink waren blij. De oorlog had hen in de maand maart nog hevig aan het schrikken gemaakt. De gevolgen waren nog zichtbaar op het erf.

Henk Dreteler, thans nog de enige bewoner van Erve Varenbrink in Markvelde.

 

Die achtste maart van 1945 gaat de geschiedenis in als een van de meest trieste dagen van de oorlog. Vanwege een aanslag op de Duitse SS-officier Hanns Rauter in de nacht van 6 op 7 maart bij de Woeste Hoeve op de Veluwe, werden op 8 maart nabij de plek van de aanslag als represaille 117 willekeurige voorbijgangers door de Duitsers gefusilleerd. Op een aantal plaatsen elders in het land gebeurde hetzelfde met nog eens 119 mannen.
Ook de buurtschap Markvelde zou die dramatische dag ervaren dat de oorlog nog gaande was. Maar dat had een andere oorzaak.
Het was mistig die donderdagmorgen. Niettemin besloot Hendrik Zwierink een paar bomen te kappen en toog zijn broer Gerrit-Jan met twee paarden voor de ploeg naar het land. Ineens vielen er bommen op het erf en verderop in een aantal weilanden. Het werd donker. De paarden bleven stilstaan. Hendrik kwam door de luchtdruk in een gat terecht van twee meter diep. De anderen zochten dekking in een sloot. Opa Zwierink was in de schuur en kon door de enorme luchtdruk niet naar buiten. ‘Dat was maar goed ook’, zegt Henk Dreteler (84), ‘want de bommenscherven scheerden langs de deurposten. Ze zaten overal in het hout.’

Dieka, de moeder van Henk.

AARDEDONKER
Henk is thans nog de enige bewoner van Erve Varenbrink, gelegen aan de Hengevelderweg. Zijn vader Beernd en moeder Dieka alsmede haar drie ongehuwde broers Gerrit Jan, Hendrik en Herman zijn al jaren dood. Hoewel hij pas zes jaar jong was, herinnert hij zich nog heel goed wat er ruim 78 jaar geleden op het erf van zijn familie is gebeurd.
Het was aardedonker, zo vertelt hij. De ruiten knapten uit de sponningen, dakpannen vlogen als luciferdoosjes door de lucht. De schade was groot, hoewel gelukkig geen enkel familielid slachtoffer was van de korte bommenregen. ‘In het kokhuuske bij de ingang van het bos hierachter speelden mijn zus Jo en ik regelmatig, maar die ochtend gelukkig niet. Een van de bommen viel er precies bovenop’, zegt Henk. Overal rond de boerderij zaten de bommengaten. In de tuin bevond zich een grote krater. Ook in het belendende Kagelinkbos kwamen een paar bommen terecht. Aan de rand van de vijver aldaar zaten een paar diepe kraters.
Buurman Gerhard ten Thije (88) weet het desgevraagd ook nog. Hij wijst naar verschillende plekken aan de overkant van zijn huis waar een of meer bommen terecht zijn gekomen. ‘Zelfs bij Pierik ’n Klookn vielen er een stuk of drie’, zegt hij.

PAARD
Een groot aantal bommen ontplofte niet. Dat was nog een geluk. Henk: ‘Ze werden een week later tot ontploffing gebracht. Berendsen, een buurman van ons, nam er eentje mee en zette die voor de schoorsteen. Ik neem aan dat hij dat ding daarna ingeleverd heeft.’
Henk herinnert zich nog een bijzonder feit naar aanleiding van die achtste maart. Een van de beide de paarden waarmee zijn oom Gerrit Jan het land aan het ploegen was, hebben ze nog zeker tien jaar gehouden. En elke keer als hij aan het werk was in de buurt van de plek, waar hij destijds stil bleef staan toen de bommen vielen, werd hij onrustig.

De plek in het bos van Varenbrink waar de Focke-Wulf Fw 190 F-8 neerstortte.

BOMMENWERPER
Dat was de achtste maart. Vier dagen later stond het erf van Henks familie weer in rep en roer.  Een Duitse bommenwerper stortte neer op enkele honderden meters van de boerderij in een stuk bos. ‘We wilden net gaan eten’, vertelt Henk. Zijn ooms waren aan het dorsen en stonden nog naast de dorsmolen van hun buurjongen Bernard Eijsink (Bekkedam). Het weer is deze maandag goed. In de verte naderen drie vliegtuigen uit oostelijke richting. Het zijn jagers. De achterste maakt ineens een vreemde beweging in de richting van de Zwierinks. ‘Het leek erop’, zegt Henk, ‘dat het hem om ons te doen is, maar enkele seconden later zagen we dat het anders liep. De piloot was in moeilijkheden. Zijn toestel, een Focke-Wulf Fw 190 F-8, stond in brand en was onbestuurbaar geworden. Hij probeert eruit te springen. Dat lukte ook, maar zijn parachute ging niet open. Hij en ook het vliegtuig komen neer in het bosperceel. Henk: ‘Op het moment van neerkomen, ontplofte daar een aantal lichtkogels. Dat was een mooi gezicht. Ik zie het nog voor me.’

Beernd Dreteler, de vader van Henk.

PILOOT
Zijn vader Beernd is er als eerste bij. Diens zwager Gerrit Jan komt er ook bij en even later ook een pater die bij buurman Hegeman ingekwartierd zat. Die stelde voor om naar mogelijke gewonden te gaan zoeken. Samen met Gerrit Jan en diens ook aanwezige zwager Boezewinkel vinden ze een tiental meters naar rechts het onthoofde lichaam van de piloot. Aan de andere kant van de jager lag vijftig meter verderop de motor. Bij de jager zelf lag nog onontplofte munitie Henk: ‘Kogels of bommen die eruit zagen als koffiekennekes’, vertelt Henk. ‘Het was gevaarlijk spul, dat hoorden we later wel.’
Na een paar uur kwam een groep Duitsers kijken naar het neergestorte wrak. Ze haalden het hakenkruis eraf. De piloot zou de volgende dag worden opgehaald, kondigden ze aan. Daarna kregen enkele mannen uit de buurt de opdracht beurtelings bij de restanten en het lichaam van de piloot de wacht te houden. Tijdens de beurt van buurman Toon Eijsink kwam een andere buurman die lid was van de NSB, een kijkje nemen. Hij zei dat hem toegezegd was de laarzen en jas van de piloot mee te mogen nemen, maar Eijsink verhinderde dat.

De plek waar het lichaam van de piloot gevonden werd.
Henk in zijn jongere jaren.

FELDWEBEL
De dag erna werd het lichaam opgehaald. De Duitsers vertelden dat het een heel goede piloot was geweest. Zijn naam was Nessler. Hij was getrouwd en vader van één kind. Hij had de rang van Feldwebel (onderofficier). ‘Ze zeiden dat hij al vier keer een geslaagde noodlanding had gemaakt. Achteraf werd bekend dat een collega en hij eerder die dag op het vliegveld Twente tegen elkaar gebotst waren toen ze terug waren gekomen van een operatie tegen de geallieerden. Waarschijnlijk was de schade van Nesslers jager de oorzaak van het ongeluk in Markvelde. De Feldwebel werd aanvankelijk in Enschede begraven. Later werd hij ergens in Duitsland herbegraven.

 

Gerrit Jan Zwierink, een van de drie broers van Henks moeder Dieka, was zelf in militaire dienst geweest.

JONGENS UIT HENGEVELDE
Bleef over het wrak van de jager. Liefst twaalf Duitse militairen meldden zich bij de familie Zwierink om de bewaking ter hand te nemen. Henk: ‘Ze wilden een verwarmd vertrek hebben. Ze logeerden in de grote keuken. Mijn ooms Hendrik en Gerrit Jan bleven er bij om ze in de gaten te houden.’ Beurtelings houden de Duitsers de wacht bij het wrak. Een van hen vertelde Henks vader Beernd dat ze de oorlog aan het verliezen waren. Na vier dagen vertrokken ze weer. En dat was het sein voor de jeugd uit Markvelde, Diepenheim en Hengevelde om op zoek te gaan naar het wrak. Henks neven van Boezewinkel namen wat onderdelen mee die ze thuis verstopten in een kippenhok, maar hun vader was minder gecharmeerd van deze acties en gaf het door aan SS’ers nabij kasteel Nijenhuis. Een groep jongens uit Hengevelde wilden een mitrailleur uit het vliegtuig halen. Henk: ‘Eén schroef konden ze niet loskrijgen. Daar moesten ze nog een passende sleutel voor zien te vinden.’

GEEN TIJD MEER
Maar ze waren te laat. Op 26 maart meldde zich een groep Duitsers om het toestel te bergen evenals de motor die een eind verder lag. En dat terwijl er al veel uit gesloopt was. De Duitsers maakten er geen groot punt van. Daar hadden ze achteraf de tijd niet meer voor. Ze lieten overigens het werk over aan een aantal Italiaanse krijgsgevangenen, laadden de restanten op en vertrokken.
Vijf dagen later, op 1 april, de eerste Paasdag, werd Markvelde bevrijd door geallieerden uit Groot Brittannië.