De avonturen van Frans Babeliowsky in zijn tijdelijke woonplaats Hengevelde. Deel 2

Het is 1 april 1945. Eerste Paasdag. Het zou voor Hengevelde een belangrijke dag worden. Bernard en Dora Doeschot gaan naar de vroegmis om 7 uur. De onderduikers Frans Babeliowsky en Jan Kil melken de koeien opErve de Könnink. Even later wordt Jan opgehaald door andere onderduikers. Zij gaan naar de Mis van 8 uur. Dan komen Bernard en Dora thuis. “De Tommies zijn er, de Tommies zijn er”, roepen ze. Frans is niet van plan daar in te trappen. Het is immers 1 april. Maar als Bernard en Dora niet ophouden hun enthousiasme te uiten, pakt hij zijn fiets en racet naar het dorp.
(foto: Hengevelde is bevrijd. Een aantal onderduikers annex verzetsstrijders gaat op de foto. Vlnr Christ van Kaam, Frans Babeliowsky, Jan Kil, Piet Bakx, Nies Goederie en Frans Vervloet. Op Frans Babeliowsky na zijn het Brabanders) 

DE HECTISCHE EERSTE PAASDAG

Onderweg komt hij twee Duitsers tegen met revolvers in de hand. Het is menens, denkt hij. Hij rijdt door het dorp waarin het veel drukker is dan anders. Hij nadert het Zwarte Water, het bekende weiland van De Boonte, waar twee grote Duitse vrachtwagens staan en een Engelse gevechtswagen. Hij denkt dat hij droomt. Want even later ziet hij de Duitsers met de handen in de lucht staan en een Engelsman erachter met een revolver. Het is waar. Hij geniet van het tafereel, maar moet eerst naar de kerk. Het is immers Pasen. Snel gaat hij naar de Hoogmis om daarna meteen weer het dorp in te gaan. Hij schrijft in de eerder genoemde brief aan zijn Zuid-Afrikaanse familie: “Er was net een vuurgevecht geweest en de mensen waren hem gesmeerd. Ik had wel gezien dat er weinig geoefende mannen waren. Dus pakte ik ook een spuit en stond even later op wacht bij de auto’s en de moffen. Er kwam een boer vertellen dat er een mof ingegraven zat op het kerkhof. De hele troep erheen’, aldus Frans die tot de groep verzetsmensen behoort van de Binnenlandse strijdkrachten (BS) met mannen uit het dorp zelf en onderduikers. Hij blijft alleen achter op het Zwarte Water en sloot de moffen in een schuur op.

Frans als jonge twintiger>>

MOFFENJACHT
Frans helpt daarna een collega-BS’er. Hij heeft een mitrailleur, maar weet niet hoe hij die moet bedienen. Het is Joop Dijkhuis die even wat morrelt aan het wapen en hem dan al gauw onder de knie heeft. Ook deze BS’er vertrekt op moffenjacht, zoals hij het noemt in de brief. Even later hoort Frans het geluid van de mitrailleur en weet dat Joop er een op de korrel heeft. Hij ziet ook af en toe een Duitse soldaat door een greppel kruipen. Hij schiet, maar bukt zich snel, want ze schieten terug. De kogels gieren over zijn hoofd.

Al luisterend naar de 91-jarige Frans bedenk ik intussen dat hij destijds nog maar net 16 jaar was. Ongelooflijk. Wat is die jongen dapper geweest. En wat heeft er zich veel afgespeeld in Hengevelde.
Hij vertelt dat hij richting het dorp fietst over een zandpad als hij plotseling moet afstappen. Twee Duitse militairen houden hem aan. De fiets wordt in de greppel gegooid. Een van de twee richt een revolver op hem. Het ziet ernaar uit dat de laatste minuten van zijn nog jonge leven aangebroken zijn. Maar de andere Duitser redt hem. “Niet doen”, zei hij tegen zijn maat. “Als je schiet, verraden we onze plek”. Frans moet terugfietsen van hen, maar neemt met een omweg toch de route naar het dorp. Bang is hij geenszins.

NACHTMERRIES
Met een maat ontdekken ze verderop weer enkele Duitsers. Ze tikken bij een boer een paar halfronde stalraampjes in en nemen ze onder schot. ‘Ik raakte er een’, vertelt Frans. ‘Ze hebben hem gewond meegenomen. Nee, hij was niet dood. Later ben ik daar gaan kijken en vond zijn helm in een plas bloed. Die helm heb ik meegenomen als een soort oorlogstrofee. Ik heb van deze actie later behoorlijk last gekregen, had nachtmerries, zat erover in. Ik wilde er heel lang niet over praten, maar een jaar of twaalf geleden heb ik het allemaal verteld. Er is een film van gemaakt voor het Verzetsmuseum.’

<<Frans met zijn oorlogstrofee, de helm van de Duitse soldaat die door hem onschadelijk werd gemaakt
    
JOOP DIJKHUIS
Ik citeer weer zijn reeds genoemde brief. “Ik kroop een eindje verder en speurde weer op aas, terwijl een mof al die tijd naast me ligt te kreunen. Hij is in zijn buik geraakt. Opeens komen er twee moffen aan. Als ze vlakbij zijn, spring ik tevoorschijn en meteen gaan de handen omhoog. Geweer, handgranaten, revolver moeten ze laten vallen.” Frans laat hen het bovenlichaam ontkleden, maar kan ze niet fouilleren, omdat hij alleen is. Hij waagt het erop en hoopt dat ze niets tussen hun overige kleding verstopt hebben. Hij doet de schuur op slot en dreigt hen met de kogel als ze kunsten gaan vertonen. ‘Ik ben daar een tijdje gebleven tot ik afgelost werd en nam de Duitsers mee naar het hoofdkwartier in het dorp, café De Witte. Daar kreeg ik nieuwe instructies.’
Frans hoort daar ook dat de man die hij had geholpen met de mitrailleur, dood geschoten was door een Duitser. Joop Dijkhuis dus. Afkomstig uit Losser. Hij is bij de boerderij van Goselink door een Duitse soldaat die zich daar verstopt heeft, geraakt. We schreven daar al eerder over op Wegdam Nieuws. ‘Het trof me erg’, zegt Frans, ‘dat hij dood was. Het was een goede kennis van mij.’

FIETS
Vervolgens krijgt Frans een opdracht. Hij moet een aantal Duitsers wegbrengen naar Sint Isidorushoeve. Frans: ‘Dat was twee uur lopen verder. De Canadezen waren daar al door getrokken. Ze probeerden om te kijken en met mij in gesprek te komen, maar dat leerde ik ze heel gauw af, zodat ze zo mak als een lammetje meeliepen. Toen we in de Hoeve aankwamen, werden we van verre al toegejuicht door een grote groep mensen. Daar nam een collega ze van mij over en bracht ze verder. Ik heb er nog even gekeken naar het schouwspel van de doortrekkende Canadezen. Ze lachten en gooiden met sigaretten en chocola.’
Frans mag een fiets meenemen uit een magazijn dat vol staat met door de Duitsers gestolen fietsen. Zo kan hij terugfietsen naar Hengevelde, maar onderweg springt hij opeens van zijn fiets. De kogels vliegen langs zijn oren. Hij wordt beschoten door twee Duitsers. Hij duikt in de sloot langs de weg en kruipt met fiets en al verder. Als even later het gevaar geweken is, rijdt hij door. Thuis bij Doeschot wordt hij enthousiast ontvangen.

<<Dora en Bernard Doeschot in 1987. Dora is in 2000 overleden op 90-jarige leeftijd. Bernard is 93 jaar geworden. Hij stierf in 1991.

DELDEN
De volgende dag, 2 april, is Hengevelde alweer behoorlijk tot rust gekomen. Frans en zijn Brabantse maten maken foto’s bij de tanks van de bevrijders. Maar dinsdags de derde april krijgt de familie Doeschot weer te maken met een zogenaamde inkwartiering. “Het front zat vast”, schrijft hij in de brief. “Op twee kilometer van ons af bij het Twente-Rijn Kanaal zijn de bruggen opgeblazen. De tanks die overal bij ons in de wei stonden, hebben de boel daar even weggeblazen. Het was een angstige dag, want de moffen schoten nog drie tanks en verschillende carriers in brand. Maar ja, we leven nog en de moffen hebben hun portie van mij gehad.”
Delden wordt bevrijd en even later Goor. Frans kan gaan denken aan de vurig gewenste terugreis naar huis. Dat is echter nog niet mogelijk. Want het westen van ons land is nog niet bevrijd. ‘De Brabantse onderduikers gaan wel naar huis, maar Frans moet wachten. Een maand later onderneemt hij een poging. Samen met een even oude Amsterdamse jongen uit de buurt, die vanwege de hongerwinter naar Hengevelde verkast was, willen ze naar Noord-Holland vertrekken. Maar hij moet van Bernard Doeschot eerst nog even de waterput vullen. ‘Daar had ik helemaal geen zin in. Het was rotwerk. Toen ik hem halfvol had, ben ik ermee gestopt. Ik pakte mijn spullen uit het kamertje tussen stal en voorhuis, waar mijn bed stond, maar Doeschot kwam met een hooivork op mij af. Ik moest eerst de waterput vullen. Ik ontsnapte door het raam en ben weggefietst.’ 

Als ik (Gijs) dit voorval aan dochter Ans en schoondochter Josefien Doeschot vertel, verbazen ze zich hierover. ‘Zo was mijn vader niet’, zegt Ans. Beiden opperen dat het wellicht Bernards vader Naats geweest is, die destijds al op leeftijd was en niet altijd een prettig humeur had.

TERUG
Frans en zijn fietsmaatje rijden goed door en arriveren uren later bij Nijkerk. Ze mogen niet verder. Bovendien heeft Frans vanwege een infectie erg veel last van een ontstoken knie. Ze gaan terug en bezoeken eerst het ziekenhuis in Apeldoorn. Daar wordt hij behandeld en vervolgens fietsen ze terug naar Hengevelde. Hij heeft dan 180 kilometer afgelegd in twee dagen met een opgezwollen knie. Hij blijft dan nog een paar weken bij Doeschot en werkt mee op het boerenbedrijf.

Daarna gaat hij definitief terug naar huis. Een week later zit hij weer op de HBS - in de derde klas - en begint aan de rest van zijn leven. Op 30 juni 1956 trouwt hij met Lies van de Meer uit Haarlem. Ze krijgen vier kinderen, twee zonen en twee dochters. Matthijs (hier op de foto met zijn vader) die samen met zijn broer Robert nog een zevental jaren de drukkerij/uitgeverij van zijn vader heeft gerund, is de jongste. Frans is al bijna 25 jaar weduwnaar. Hij woont sinds een tijdje in Blaricum. 

PS1. Frans is in 2001 teruggegaan naar Hengevelde en heeft toen in de Höfte en in het Hoevetje een oproep gedaan om medestrijders van die laatste oorlogsmaanden op te sporen. Daarop is een uitgebreide reactie gekomen van Marie Laarman-Spekreijse, een geboren Hengeveldse die toen in Sint Isidorushoeve woonde en op tweede kerstdag 2005 op 84-jarige leeftijd is overleden. Haar reactie op de oproep van Frans Babeliowsky bevat veel interessante informatie over de laatste maanden van de oorlog. Het gaat vooral over Joop Dijkhuis, die op 1 april ‘45 bij de boerderij van Goselink werd doodgeschoten. Daarop kom ik (Gijs) binnenkort terug op Wegdam Nieuws.

PS2. Mochten Wegdammers zijn die ook over die tijd nog informatie kunnen geven, dan hou ik me zeker aanbevolen. Het is goed om het allemaal vast te leggen. Ikzelf heb intussen ook Nies Goderie opgespoord. Hij zat in de oorlog ondergedoken bij Dieks en Mina Vonder, niet ver van de boerderij van Doeschot, waar thans Clemens Leferink zijn veebedrijf heeft. Goderie kwam uit Steenbergen en woont nu in Roosendaal. Hij is 95 jaar en wil me per mail het een en ander vertellen over zijn verblijf in Hengevelde.
Wordt vervolgd dus.


De drukkerij van Nico Babeliowsky, de vader van Frans, drukte tijdens de oorlog anti-Duitse kranten en pamfletten en kreeg daar na 1945 de waardering voor


De bevrijding van Hengevelde is een feit. Trots poseren vier onderduikers/verzetsstrijders bij een Engelse tank. Vlnr Frans zelf, Jan Kil (boven), Nies Goderie en Christ van Kaam.