De onwaarschijnlijke avonturen van Hennie ten Buuren (deel 5)

 


Herman Rupert, de ex-Ajacied
Herman, een autoriteit in het voetbal. Hij speelde voor het grote Ajax. Dat is de vertaling van de krantenkop in de grootste krant van Brazilië op 13 februari 1973. Op die pagina  staat een interview met Herman Rupert en mij. Mocht je het niet geloven, Herman heeft hem ingelijst. Hij hangt nog steeds ergens aan de muur in zijn huis. Onder de foto van Herman staan portretten van Günther Netzer, Johan Cruijff en Wolfgang Overath en daaronder staat dan weer de foto van mij. Geen half werk. De Braziliaanse journalist José Márcia Mendonça, die dit verhaal geschreven heeft, moet enorm onder de indruk geweest zijn.  
Gaat dat artikel dan echt over Herman Rupert uit Hengevelde met de bekende bijnaam Wietse?
Jazeker.
Heeft Ajax een Rupert in haar gelederen gehad?
Nee, dat niet. Maar in Brazilië dachten ze in het begin van 1973 van wel.
Hennie ten Buuren, waarover ik al vaker schreef op WegdamNieuws, was de aanstichter van het interview.  Het ging als volgt.
Toen wij in 1972 waren gearriveerd op Holambra, waar we een half jaar zouden blijven om er te werken als vrijwilliger, bleek al gauw dat ze daar elke zondagmorgen een potje voetbalden. Dat zal niemand gek vinden, want voetballen doen ze in Brazilië overal. Je had de jeugd, die om acht uur een wedstrijd speelde. Je had de veteranen met oa Hennie ten Buuren en ook mijn oom Gerard in de gelederen, die om 10 uur hun wedstrijd hadden op het terrein naast het hoofdveld waar op dezelfde tijd de hoofdmacht speelde, waarvoor Herman en ik al snel een uitnodiging ontvingen en waar we trouw aan meededen. Meestal kwam er een elftal uit de buurt, dat als tegenstander fungeerde. Een officiële competitie was het niet, maar het waren vaak pittige wedstrijden. Er was altijd veel publiek. Herman speelde meestal linksback of linkshalf en ik stond voorin. Vooral na de wedstrijd was het in de Club (zo heette het centrale café van de Nederlandse immigranten op Holambra) zeer gezellig. Zo ging dat elke zondag. ‘Gingen jullie dan niet naar de kerk?’ Jazeker. Dat was daar ook vaste prik, maar dat gebeurde op zaterdagavond.

Speersnelle neger
Op een dag moest ons elftal een wedstrijd spelen in Campinas, de grote stad die verderop lag. Dat zou een feestelijke dag worden die elk jaar in februari plaatsvond. Het was de bedoeling dat de sinaasappelboeren een elftal samenstelden. Dat werd dus gewoon het elftal van de zondagmorgen. De plaatselijke harmonie ging ook mee in de bus. Ikzelf was er niet bij van wege een liesblessure. Herman deed wel mee en ook Hennie ten Buuren was van de partij. Hij trad daar op als een soort manager. De wedstrijd werd in het stadion van Campinas gespeeld. Herman kreeg  daar te horen dat de rechtsbuiten van de tegenstanders – een grote, speersnelle neger – hun beste speler was. Zoiets  hoefde je hem maar één keer te zeggen. Ondanks dat het lengteverschil tussen de beide opponenten bijna een halve meter was, was Herman de baas. Van meet af aan pakte hij de zwarte buitenspeler hard aan en toen deze na een half uur door een stevige ingreep van de kleine Hengeveldenaar op de sintelbaan terechtkwam, was het gedaan met de man. Holambra won de wedstrijd met 3-0.

Na afloop kwam de journalist José Márcia Mendonça op Herman af. Hij wilde een interview met de onbekende uitblinker van de wedstrijd. Herman was de ontdekking van de dag. De 4000 toeschouwers spraken maar over één man en dat was die kleine, spijkerharde linksback van Holambra, die af en toe ook nog gevaarlijk mee naar voren ging. Mendonça  wilde zijn verslag aan hem ophangen,  maar Herman weerde hem af. ‘Geen interviews’, zei hij in zijn beste Engels.
Hennie ten Buuren trad echter onmiddellijk als vertaler op en vertelde de journalist dat Herman geboren was in een dorp in het oosten van Nederland en dat hij onder contract stond bij Ajax, de club die in die tijd de Europa Cup in bezit had. Mendonça was door het dolle heen. Hij stond daar plotseling oog in oog met een speler van het grote Ajax. Nu moest dat interview zeker doorgaan. Ten Buuren nodigde hem toen uit om de andere dag naar Holambra te komen, want daar bevond zich nog een tweede voetballer uit Nederland die van wege een blessure niet bij deze wedstrijd was. José Márcia Mendonça wist niet wat hij hoorde en ging op de invitatie in.

.

Interview
Gelukkig voor de goede man konden wij wat tijd vrij maken en zo ontspon zich de volgende morgen een prachtig interview met Hennie ten Buuren als tolk. Ikzelf sprak toen al een aardig mondje Portugees en ik betrapte hem er regelmatig op dat hij onze uitspraken wel erg vrij vertaalde. Hennie deed er regelmatig een vette knipoog bij. Zo kwam dus dat verhaal tot stand, waarvoor de krant van Mendonça een hele pagina had ingeruimd.
Herman werd als Ajax-speler gepresenteerd en ik als semiprof van WVV uit Hengeveld, een stadje in het oosten van Nederland. We spraken over het Nederlandse en Europese voetbal, hij vroeg onze mening over het naderende WK in Duitsland en over de kansen van Brazilië.

Ik zal een paar citaten uit het artikel weergeven.
Herman: ‘Ik denk erover om mij definitief op Holambra te vestigen.’
Herman: ‘Als ik terug zou gaan naar Nederland, zal het moeilijk zijn om mijn plaats bij Ajax weer in te nemen. De Nederlandse topploegen zijn zo goed georganiseerd dat ze al een goede opvolger klaar gestoomd hebben.’
Gijs: ‘Het elftal van Brazilië zal in 1974 op het WK teleurstellen. Europa is superieur.’
Herman: ‘De Duitsers spelen thans het beste voetbal, daarna volgt Nederland. Op het WK zal de finale tussen deze beide landen gaan.’

U leest het goed. De beide Wegdammers sloegen tijdens het interview beslist geen pleefiguur met hun voorspellingen, oa dankzij onze tolk Hennie ten Buuren.