Goorsestraat – aflevering 22 familie Brummelhuis

Hij laat een boekwerk zien dat vol staat met de naam Brummelhuis. Wie werd waar geboren en wanneer. Met wie trouwde hij of zij, hoe heetten de kinderen. Joseph Brummelhuis (68) bladert er doorheen en vertelt dat zijn naamgenoten in de regio en ook in de parochie Wegdam allemaal familie van elkaar zijn. Al die Keenkelmannen, of de Bleume, Slotteroof en zelfs de slager die in de jaren zeventig vanuit Haaksbergen naar het dorp is gekomen: als je teruggaat in de tijd, zoals het boekwerk van de M.F. Niezing Stichting doet, zijn ze allemaal familie. Joseph zelf is geboren en getogen aan de Goorsestraat waar zijn vader Jan een melkfabriek en een meelhandel dreef en daarnaast achter de schermen een grote steun was voor menige Wegdammer die een probleem had of bijvoorbeeld een goed advies kon gebruiken. De laatste aflevering van de serie ‘Goorsestraat in de jaren vijftig’ gaat over de familie Brummelhuis.
(foto. 1952. Het gezin van Jan en Marie Brummelhuis. Vlnr Ria, Opoe, Jules, Jan met Joseph, Marie met Paul, Adéle met Elly en Ton met Frans voor zich)

De eerste melkfabriek van de regio

 

Zijn iPad ligt binnen handbereik. De websites van Wegdam Nieuws en WVV staan bij de favorieten. Joseph Brummelhuis woont al 36 jaar in Amersfoort, maar er gaat geen dag voorbij zonder dat hij het nieuws uit zijn geboortedorp heeft gelezen. De meest recente opstelling van WVV 1 (ooit stond hij er zelf in) somt hij moeiteloos op, de serie over de jonge Wegdammers die op wereldreis zijn, volgt hij op de voet en hij is op de hoogte van het nieuws over de boom die op het huis van naamgenoot André Brummelhuis is gevallen. Het lokale nieuws, groot of klein, neemt hij dagelijks tot zich. Ook al is hij al al jaren niet meer woonachtig in het dorp, Wegdammer is hij altijd gebleven. Het tekent hem en zijn verknochtheid aan de plek waar hij opgroeide. Ook zijn broers en zussen die net als hij al na de lagere school naar een kostschool gingen, zijn nog altijd begaan met de basis en vooral ook met hun geboortehuis waar anno 2016 de broers Ton en Paul nog woonachtig zijn.

GEEN STANDAARDGEZIN
Het leven van de familie Brummelhuis in het statige, rechthoekige herenhuis tegenover de melkfabriek kende in de jaren vijftig twee varianten. Tekenend was bijvoorbeeld het moment wanneer om een uur of half één de warme maaltijd werd geserveerd. Joseph: ‘In de vakanties, wanneer iedereen thuis was, zaten we dan meestal met zestien man aan tafel, buiten de vakanties
zat er vaak maar de helft; opoe, vader en moeder, de paar kinderen die nog thuis waren, de dienstmeisjes en Johan Vossebeld die bij ons in woonde (tot hij met Dien Diepenmaat trouwde) en werkzaam was op het bedrijf. Je kunt wel zeggen dat ik niet in een standaardgezin ben opgegroeid. Alleen in de vakanties waren alle kamers bezet. In ons huis voor de verbouwing in 1954/’55 sliepen we in de vakanties met vijf man op één kamer. Frans, Jules, Paul, ikzelf en ook Johan Vossebeld. Hij had in de mijnen gewerkt in Limburg en kon daar prachtig over vertellen. We luisterden graag
naar zijn avonturen, vooral als hij op vrijers pad was geweest. Als hij weer eens te laat thuis kwam en opoe hem toesprak was zijn antwoord: “Mens, je zou eens moeten weten hoeveel plezier ik heb gehad voor die vijf minuten gebrom die ik nu moet aanhoren”.
Johan hoorde als het ware bij de inboedel, net als de dienstmeisjes Annie Zwienenberg en Willemien Hutten die later trouwde met Frits Waanders uit Haaksbergen. We hebben heel wat flauwe kul uitgehaald in die tijd.’
Joseph herinnert zich hoe in de herfsttijd de kast op hun kamer vol met tamme kastanjes lag. ‘Die knuppelden we dan uit de boom die bij het kerkhof stond. Van pastoor Kormelink mochten alleen jongens die misdienaar waren daar de kastanjes oogsten. Dat was hún privilege. De rest moest toekijken, wat natuurlijk niet gebeurde.’

RIJKE ROOMSE LEVEN
Joseph en ook zijn broers waren als vanzelf misdienaar. Ze woonden op een steenworp van de kerk, maar dat niet alleen. De familie was buitengewoon “gelovig”. Het Rijke Roomse Leven, zoals het met veel rituelen beleden katholieke geloof van die tijd werd aangeduid, maakte onderdeel uit van de familie. In de jaren vijftig werd het geloof nog tomeloos in al zijn pracht en praal geuit. Twee keer per week ging je naar de schoolmis en als je die geen enkele keer had gemist, kreeg je daarvoor een 10 op je rapport. De plechtige nachtmis op eerste kerstdag om 4 uur ’s nachts was een feest, elke zondag ging je naar mis én lof, op hoogtijdagen ging je naar de plechtige missen door drie priesters, die soms meer dan anderhalf uur duurden, om de drie à vier weken biechtte je de kleine en grote zonden op aan pastoor of kapelaan in de biechtstoel. Je deed de kruisweg op goede vrijdag, liep mee in de sacramentsprocessie, werd geflankeerd door bruidjes in prachtige witte jurkjes bij de eerste en plechtige communie en je bad ’s avonds geknield voor een stoel gezamenlijk de rozenkrans. Bijna alle Wegdammers stemden op de KVP, de werknemers waren lid van de KAB, de katholieke arbeidersbeweging en de jonge vrouwen van de Maria Congregatie. Het was in die tijd ook niet ongewoon dat de pastoor invloed probeerde uit te oefenen op het aantal kinderen in een gezin. Niet zelden kreeg een gezin in die jaren meer dan tien kinderen.


De bruidjes in gelid op weg naar de kerk.

IN DE VOORSTE BANK
Veel families beleefden het Rijke Roomse Leven intens, ook de Brummelhuizen deden dat. Joseph: ‘Twee zussen van mijn vader zaten in het klooster evenals een zus en tante van mijn moederskant. Daarnaast was heeroom Braakhuis, die familie was van mijn vader en rector was van de fraters in Zeist, alle vakanties bij ons thuis ingekwartierd. Mijn familie had de voorste bank in de kerk gepacht naast de familie Ten Heggeler (de Bolscher). Mijn vader was de “rechtsbuiten” en kon tijdens de communiegang alles goed bekijken én controleren. Hij lette er bijvoorbeeld op of ze wel netjes liepen of ordentelijk gekleed waren. Mijn vader was namens de parochie armenmeester en mocht tijdens de jaarlijkse processie op en rond het kerkhof met een mooie sjerp om lopen. Daarnaast was er altijd intensief contact met de pastoors en kapelaans. Zo heeft mijn oudste zus Ria nog regelmatig contact met Joop Brosschot die van 1960 tot 1963 kapelaan was in Hengevelde. En inderdaad waren we allemaal misdienaar of acoliet, dus we waren volop in het parochiële leven aanwezig.’


1954. Een H. Mis met drie priesters. Hier draagt Wegdammer Ludger Brummelaar, neef van Marie Brummelhuis-Assink, zijn eerste Mis op, geflankeerd door twee priesters en een aantal acolieten en misdienaars.

Een gevolg van de roomse atmosfeer waarin de familie leefde, waren de keuzes die Frans en Joseph maakten voor het priesterschap, hoewel beiden uiteindelijk niet zover gekomen zijn. Ze gingen na de lagere school naar het aartsbisschoppelijk kleinseminarie in Apeldoorn. Frans is uiteindelijk wel bijna priester geworden. Hij is in 1968 tot diaken gewijd. Nog een jaar en hij zou priester zijn, maar daarvoor koos hij niet. Hij prefereerde een baan als pastor en leraar in Groenlo. Joseph haakte in 1966 al na vier jaar af, deed de HBS op het Pius X-college in Almelo en deed daarna een drietal universitaire studies. Met een royale glimlach vertelt hij hoe zijn oudste zus Ria op de kostschool benaderd werd om haar verdere leven ook ten dienste van God te wijden als non. ‘Ze zat op de kostschool in Groenlo en was daar een van de favoriete meisjes van de nonnen. Die wilden haar daar graag houden, maar mijn vader was daar faliekant op tegen. Hij nam haar mee naar huis. Moeder overste reageerde met de woorden Wilt udeze blanke lelie dan op de mestvaalt werpen?’

PIONIERSGEEST
De melkfabriek, waarvan Jan Brummelhuis directeur was, dateerde van 1894 en was daarmee in de regio de eerste. De bekende Coöperatieve Melkinrichting Enschede-Lonneker volgde twee jaar later, Weddehoen in Goor werd in 1902 geopend en Haaksbergen kreeg in 1908 een melkfabriek. Dat die van Hengevelde toen al veertien jaar draaide, was te danken aan de pioniersgeest van Josephs voorvaders. Zijn overgrootvader Arend Jan heeft in en rond het huidige dorp vele tientallen hectares ontgonnen en was vanwege zijn plannen en ijver en ook door zijn positieve invloed op de boeren een drijvende kracht bij de ontwikkeling van de regio rond het dorp. Diens zoon Antoon richtte de melkfabriek op aan de Goorsestraat en bouwde het woonhuis er tegenover, een van de eerste woningen van het dorp. De fabriek was wijd en zijd bekend. De bekende familie Van Heek en veel grote boeren van buiten Hengevelde leverden hun dagelijkse liters melk aan Brummelhuis.
Antoon was in het dorp en omstreken een gangmaker, een stimulator. Hij zorgde voor werkgelegenheid door mensen aan te stellen in de fabriek en melkboeren te charteren die bij de boeren de dagelijkse melk ophaalden. Brummelhuis adviseerde de boeren en daaruit kwam in de jaren dertig de maalderij en graanhandel voort die naast het woonhuis een plaats kreeg.
Antoons broer Jan runde het café en de boerderij die in de richting van de kerk aan beide kanten van de Goorsestraat lagen. Jan stierf in 1909, zijn vrouw nam het over tot haar dochter Santje haar opvolgde. Zij trouwde op 13 november 1929 met Johan Veehof uit Goor, waardoor het bedrijf vervolgens bekend werd onder de naam Veehof.

JAN
In 1930 overleed Antoon Brummelhuis, Zijn vrouw, Elisabeth Brummelhuis-Ten Heggeler, kwam er op 58-jarige leeftijd alleen voor te staan en zette samen met haar oudste zoon Arnold het bedrijf voort. Maar Arnold overleed plotseling in 1935. Hij werd slechts 32 jaar, terwijl hij bekend stond als een fysiek sterke man. Toen kwam Josephs vader Jan aan de beurt die eigenlijk van plan was veearts te worden. Hij deed de zuivelschool in Bolsward en nam eind jaren dertig de leiding van de fabriek over. Intussen was hij in 1937 getrouwd met Marie Assink van het welbekende café (zie de foto hiernaast).

In 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit. De fabriek draaide gewoon door met onder andere Theo Wegdam als vaste administrateur en Johan Spekreijse als chef van de botermakerij. Boter, yoghurt en room waren de belangrijkste producten van de fabriek. Tot het zaterdag 17 juli 1943 werd. Hengevelde werd verwoest door meer dan 300 bommen, zoals elders in dit boek al uitbereid
beschreven is. De fabriek was geruïneerd en moest herbouwd worden. Het puin werd geruimd door geïnterneerden die onder aan de Needse berg in een kamp zaten. De wederopbouw gebeurde met gezwinde spoed waarbij onder andere de barones van kasteel Twickel het benodigde hout leverde. Jan Brummelhuis was een goede bekende van haar. Een geluk was dat de kelder grotendeels
intact gebleven was. Tamelijk snel functioneerde de fabriek weer en werd ze feestelijk heropend.


Een beeld van de verwoeste fabriek op 17 juli 1943.

ACTIEF
Jan Brummelhuis mocht dan na medio 1943 een tijd directeur zijn geweest zonder fabriek, hij was wel degelijk actief. Samen met zijn moeder die tot op hoge leeftijd bleef meewerken in het bedrijf, zorgde hij ervoor dat de boeren hun melk bij andere fabrieken konden afleveren. Toen de fabriek weer draaide, was hij altijd al om 6 uur ’s morgens aanwezig. Joseph: ‘Hij zorgde ervoor dat hij goed personeel had en had bovendien een goede steun aan opoe. Zij hield tot op hoge leeftijd met haar kroontjespen de hoeveelheid en de kwaliteit van de geleverde melk bij en als het nodig was, liet ze zich naar een bepaalde boer rijden om hem de wacht aan te zeggen’, aldus Joseph.

In 1959 is ze op 87-jarige leeftijd overleden. Vier jaar later sloot de fabriek en werd enkele jaren later afgebroken. Door fusies in de buurt en landelijk moesten de kleinere zuivelbedrijven het onderspit delven, een ontwikkeling die ook in andere bedrijfstakken veel voorkwam. De toenmalig EG-commissaris Mansholt is eind jaren ’50 zelfs in Hengevelde geweest en om het proces in de zaal van café Assink toe te lichten.

<<Opoe Brummelhuis met op haar schoot een van haar kleinkinderen

VERZETSMAN
Nog even terug naar Jan Brummelhuis en zijn veelzijdige activiteiten in het dorp. Zo was hij in de oorlog ook zeer bedrijvig als verzetsman en bemiddelaar voor mensen die in de problemen waren gekomen. Een paar pond boter hielpen daarbij regelmatig om tot een oplossing te komen. Zo speelde hij een belangrijke rol bij de vrijlating van zijn neven Henk en Arnold ten Heggeler die in het Duitse Bocholt gevangen gehouden werden vanwege de ontdekking van twee gevluchte Poolse soldaten in de schuur van hun ouderhuis. Daarover stond op Wegdam Nieuws al eerder een uitgebreide reportage. Over andere activiteiten in het verzet tegen de Duitse bezetter en ook van zijn rol in de dagen van de bevrijding heeft hij nooit veel losgelaten, zoals de meeste verzetsmensen er na de oorlog het zwijgen toededen.


Een luchtfoto van het eerste woonhuis van de familie Brummelhuis met ernaast de maalderij. Links de melkfabriek, rechts de schuren van Veehof.

Na de oorlog moest het dorp weer opgebouwd worden en Jan was daarbij een belangrijk adviseur. Ook werd hij toen politiek actief, maakte deel uit van een aantal besturen, zat namens de KVP in de gemeenteraad van Ambt-Delden en in de Provinciale Staten en wendde zijn invloed vaak en graag aan om mensen uit de regio te helpen. Hij was er bijvoorbeeld een meester in om jonge mannen die thuis onmisbaar waren, te helpen met het krijgen van vrijstelling van de militaire dienst. Joseph herinnert zich goed hoe hij zich kon opwinden over ongerechtigheden. ‘Hij heeft veel voor Hengevelde betekend en samen met zijn partijgenoot Engelbertink uit Oldenzaal zette hij zich ook in voor Twentse zaken.

VADER
En als vader? ‘Prima’, reageert Joseph. ‘Mijn vader was een aimabele man. Hij lustte graag een borreltje en bezocht elke dag de plaatselijke cafés wel even. Ook ging hij elke dag even bij de pastoor langs. Hij was gek met zijn kinderen. Ik vertelde al hoe kordaat hij Ria hielp toen de nonnen haar bewerkten het klooster in te gaan. Neem mijn broer Jules die een fervente voetballer was. Hij was daardoor de enige die niet naar de kostschool wilde. Mijn vader stelde hem voor de keus dat hij of naar Oldenzaal zou fietsen om aan het Carmel College onderwijs te volgen of naar een internaat zou gaan. In eerste instantie koos hij voor de eerste optie. Maar als hij terugkwam van school, ging hij meestal rechtstreeks naar de voetbaltraining. Van huiswerk maken kwam niks en daardoor moest ook Jules naar een internaat. Het werd het bisschoppelijk college in Sittard. Daar had hij het geluk dat zijn gymnastiekleraar ook trainer was van Fortuna. Die zorgde ervoor dat Jules daar kon meetrainen. Het was destijds een van de beste clubs van Nederland. Ook de bekende oud-international Willy Dullens zat bij hem op school. Daardoor viel de school in Sittard nog wel mee voor hem, maar eigenlijk was hij liever in Hengevelde. Je kon in de vakanties altijd goed aan hem merken wanneer het erop zat. Ik weet nog dat hij altijd een pot pindakaas meekreeg naar Sittard.’

<<Jan Brummelhuis, zijn zwager Hendrik Bouwmeester en zijn buurman/zakenpartner Johan Hafkamp (vlnr)

Jules studeerde daarna levensmiddelentechnologie op de landbouwhogeschool in Wageningen en kwam bijna elk weekend naar Hengevelde om voor WVV 1 te kunnen voetballen. Joseph glimlacht. ’Toen hij nog in Sittard op school zat mocht hij met toestemming van mijn vader in het laatste jaar ieder weekend naar Hengevelde komen om in het eerste van WVV mee te doen. Daarbij moet je weten dat ze Jules wijs hadden gemaakt, dat ze hem nodig hadden, omdat ze nog kampioen konden worden, maar in feite moest WVV er alles aan doen om de degradatie te ontlopen. Jules was de beste speler. Hij nam de ballen met rechts en links op melkbussnheugte en had daarbij een heel zuiver schot. En ik herinner me ook nog dat mijn moeder na elk schooljaar naar Wageningen reed om daar Jules’ kamer op te ruimen.’

MOEDER
Aan zijn moeder Marie heeft Joseph eveneens fijne herinneringen. ‘Het was een sterke en wijze vrouw naast mijn vader. Ze zorgde voor haar gezin van acht kinderen en voor opoe. Zoals ik al zei woonden er ook twee dienstmeisjes bij ons in huis en Johan Vossebeld die zowel voor de melkfabriek als de maalderij werkte als chauffeur. Moeder had een vrije rol in het gezin. Ze had altijd best veel tijd voor ons om samen leuke dingen te doen. Ook in het dorp was ze actief. Ze was er geboren en getogen en kende het wel en wee van de meeste gezinnen. Als er ergens iets was, ging ze er meteen langs voor troost of advies of wat dan ook.’

Van Jules, Frans en Ria weten we al het een en ander. Graag geeft Joseph nog wat meer info over hen, over hemzelf en over de andere broers en zussen, waarvan dus alleen Ton en Paul na hun studies teruggekomen zijn naar hun geboortedorp. Hij begint met de oudste van de acht, Ria (78), die in Nijmegen/ Berg en Dal de MMS deed aan het internaat Mariënbosch. Daarna volgde zij een opleiding als maatschappelijk werkster in Enschede. Hier leerde zij ook haar latere man Gerard Leussink uit Enschede kennen. Daarna heeft ze gewerkt op het sanatorium Dekkerswald in Nijmegen en woonde ze samen met Adéle in Nijmegen. Ze trouwden in 1962 en verhuisden al gauw naar Brussel waar Gerard een baan kreeg bij de EEG, de latere EU. Ze kregen vier dochters en tien kleinkinderen. Gerard is in 2012 overleden.
Adéle (77) heeft ook op de kostschool gezeten in Groenlo en Mariënbosch in Nijmegen. Vervolgens deed ze de opleiding voor apothekersassistente te Enschede en ze was een fervent supporter van Sportclub Enschede in de tijd van Abe Lenstra en Helmut Rahn. ‘Adéle en Ria waren en zijn altijd heel close met elkaar’, vertelt Joseph. Adéle trouwde met Gerard van der Kamp. Ze wonen in Krimpen aan de IJssel en hebben twee kinderen en vijf kleinkinderen.


<<Jan en Marie Brummelhuis bij hun 25-jarig huwelijk.

TON
Ton (76) is de oudste zoon in de rij. Hij ging naar de kostschool in Oudenbosch, deed daarna de HBS aan de Pius X in Almelo en studeerde vervolgens rechten op de universiteit van Leiden. ‘Ton wilde notaris worden’, vertelt Joseph, ‘maar maakte de studie niet af. Hij keerde terug naar het ouderhuis in Hengevelde en kreeg een baan bij Seffelaar & Looyen in Oldenzaal waar exportslagerijen gemaakt werden. Ton was vertegenwoordiger voor het Oostblok, vooral in Polen.
Hij had daarbij altijd te maken met ingewikkelde en tijdrovende onderhandelingen en de keiharde concurrentie met bijvoorbeeld de Japanners. Het leverde hem daarnaast veel goede connecties op met Polen.’
Ton is ongehuwd en woont in de benedenverdieping van het ouderhuis alwaar bijna elke ruimte door hem benut wordt ten behoeve van zijn hobby genealogie (stamboomonderzoek) en het verzamelen van historische gegevens van boerenerven uit het dorp en omstreken. De hoeveelheid informatie en de wijze waarop hij het allemaal heeft opgeslagen en gerangschikt, mag zondermeer indrukwekkend worden genoemd.
Jules (74) is dus in Wageningen ingenieur geworden in de levensmiddelentechnologie. Daarna kreeg hij een baan bij Stork in Gorredijk en vervolgens bij Stork in Nieuw Vennep. Daarna heeft hij bij Hero in Breda en de Goudse Machinefabriek gewerkt. Hij woonde toen en nu nog in Nieuwkoop. Na zijn pensionering werkte hij nog een aantal jaren voor PUM, een non-profit organisatie die bedrijven uit ontwikkelingslanden en opkomende markten adviseert die geen commerciële consultancy kunnen betalen. Hij leidde op het gebied van zuivel verschillende projecten in allerlei landen. Jules is getrouwd met Marijke van de Mark uit Enschede. Ze hebben drie kinderen en acht kleinkinderen. Hun zoon Michiel is een van ’s lands beste professionele pokeraars, die intussen een aardig fortuin vergaard heeft. Zo won hij enkele jaren geleden in Las Vegas bij de wereldfinale nog een bedrag van 1.3 miljoen euro. Jules en Marijke hebben in Deldenerbroek een tweede huis.
Frans (van 21 juni 1944) werkte zoals gezegd na zijn wijding tot diaken als pastor in de Calixtus parochie en als docent op het Marianum in Groenlo. Later werd hij leraar op een middelbare school in Arnhem, waar hij afdelingsleider was. Frans is in 2010 kort na zijn pensionering aan longkanker overleden. Hij liet twee zoons en twee kleinkinderen na.
Elly (70) ging naar een kostschool in Nijmegen (Mariënbosch), ging daarna naar de MMS in Hengelo en werd uiteindelijk verloskundige min Duitsland. Ze trouwde met de Duitser Günther Hahn en woont in Schupbach bij Limburg am Lahn. Ze hebben twee kinderen en zes kleinkinderen gekregen en hebben ook een huis in de buurt van Bordeaux. Daar is Günther 1 september jl overleden.

Joseph haalde in Almelo het HBS-A diploma en studeerde daarna op de universiteit van Utrecht economische geografie, daarna op de Erasmus Universiteit in Rotterdam economie en vervolgens nog planologie in Amsterdam. Hij werkte één jaar op het geografisch instituut in Utrecht en daarna vier jaar voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het VNG in Den Haag. ‘Ik ben vervolgens gaan werken voor de vereniging van Kamers van Koophandel en heb samen met een collega een systeem van regionaal-economische beleidsadvisering geïmplementeerd bij 37 KvK’s. Dat lukte heel goed en ik ben er in 2002 weggegaan. Ik ging met vervroegd pensioen en kreeg een prima regeling mee. Sindsdien doe ik vrijwilligerswerk en advieswerk’, aldus Joseph.

Hij en zijn Almelose vrouw Maddy Rohof wonen in Amersfoort waar Maddy afdelingsleider is op eenmiddelbare school. Ze hebben drie kinderen en vier kleinkinderen. Ook Joseph heeft een mooi, maar kort verleden bij WVV. Hij was graag actief in het dorp en schopte het zelfs in 1973 tot Prins Carnaval (foto). 

PAUL
Paul (66) sluit de rij. Hij woont met zijn gezin op de bovenverdieping van het ouderhuis in Hengevelde en is nog altijd een bekend gezicht in het dorp. Met een glimlach vertelt Joseph over de nogal grillige schoolloopbaan van Paul. ‘Hij ging na de lagere school elk jaar naar een nieuw internaat. Hij wisselde vaak, omdat hij dan steeds weer iets anders wilde. Van Sint Louis in Amersfoort, ging hij naar Nijmegen en daarna naar Stevensbeek. Daar haalde mijn vader hem op enig moment weer op nadat hij een incidentje had gehad met een frater. Ik weet dat nog, want ik mocht mee. Vervolgens ging hij naarOssendrecht. Hij deed de Mulo en de LTS metaal, werkte een tijdje bij Lips in Drunen en kreeg toen een baan bij Bernard Bauhuis in Goor waar hij de eerste werknemer was, want Bernard was net met zijn machinefabriek van start gegaan. Paul, die intussen gepensioneerd is, is getrouwd met de Poolse Wiesia Kozak. Ze hebben twee kinderen. Sandrina (26) woont in Utrecht en heeft daar een Master Culturele Antropologie behaald en is momenteel als zzp’er werkzaam. Karin (24) heeft onlangs haar Master Criminologie afgerond. Zij woont in Amsterdam.


Kerst 2014. Paul en Wiesia in Istanbul. Hun dochter Karin studeerde daar een tijdje.


In Hengevelde opgegroeid, maar inmiddels uitgevlogen naar respectievelijk Utrecht en Amsterdam. Links Sandrina, rechts Karin.


De dienstmeisjes Willemien Hutten (links) en Annie Zwienenberg.

De hond van dokter Booijink krijgt een onderscheiding van Prins Joseph I. Links houdt Hennie Klaver de ceremonie in de gaten.