Goorsestraat – Aflevering 6 – Familie Roorda

 

Trots stond het huis van de Roorda’s daar in de jaren vijftig aan de Goorsestraat. Een mooi herenhuis, groter dan de meeste woningen in het dorp. Het gebouw van de Ottenschot Letselschadespecialisten was er nog niet, de woningen aan de rechterkant van het huis ook niet. Zo stond het daar riant en royaal; een sieraad voor de dorpskern. Daar woonde de meester, dat wisten we natuurlijk allemaal. Meester Arnold Roorda was in de jaren vijftig een prominente inwoner van Hengevelde. Talloze Wegdammers hebben bij hem in de klas gezeten, daarnaast was hij meer dan dertig jaar voorzitter van WVV, een van de grootste verenigingen van het dorp en adviseerde hij ook andere verenigingen.
De familie Roorda staat centraal in de zesde aflevering van de serie over de Goorsestraat in de jaren vijftig. Veel Wegdammers die aan de Goorsestraat opgroeiden, zijn naar elders vertrokken. Zo ook de Roorda’s. Alleen Toon woont nog in Hengevelde. Met hem sprak ik uitgebreid.

Zoon van de meester
De herinneringen aan Toons vader Arnold - door mij en veel andere Wegdammers meester Roorda genoemd - zijn talrijk. Ik heb er een jaar of vier geleden al eens wat opgeschreven ten tijde van het 75-jarig jubileum van WVV’34. Het verhaal staat in het boekje Wegdammers. Ik zat in de vierde klas bij hem. Ik weet nog dat ik in de rij aan de raamkant zat, in de derde bank. Naast me zat Gerhard ten Dam. Hij en ik en de hele klas smulden vooral van de aardrijkskunde- en geschiedenislessen. Hoe hij ons kennis liet maken met de ijstijd, hoe hij het ontstaan van de Sallandse, Veluwse en Utrechtse heuvelruggen uitlegde, hoe hij vertelde over de Batavieren, Friezen en Kaninefaaten en over de komst van de Romeinen naar ons land, dat was prachtig en leerzaam. Dan was de klas muisstil. Maar iedereen weet dat het ook wel eens anders was. Dan waren er een of meer ondeugende jongens (ik zou hun namen kunnen noemen) die zaten te klieren en dan vlogen de krijtjes of zelfs de borstels van het schoolbord door de klas. De meester kon driftig zijn en dan had hij zichzelf niet altijd in de hand.

GROOTOUDERS
Zijn zoon Toon, die als enige Roorda in Hengevelde is blijven wonen, weet het en herkent het. Ook thuis schoot de meester wel eens uit zijn slof. ‘Als de eigenwijze jongens niet goed luisterden’, lacht de 79-jarige Toon die alweer heel wat jaren aan de Hekkemansbeld woont, maar zich de periode aan de Goorsestraat nog goed voor de geest kan halen. ‘Mijn ouders werkten hard. Als we mijn vader in de tuin moesten helpen, was hij secuur. Alles moest schoon zijn. Ik heb als jongen ook vaak stukjes grond omgespit.’ Toon vertelt over zijn jeugd aan de Goorsestraat. Toen stond er op de plek waar nu de letselschadespecialisten werken een boerderijtje, waar Toons grootouders woonden.

Zijn grootvader Jozef die in 1871 in Friesland is geboren, was onderwijzer op de lagere school in Sint Isidorushoeve. Hij was aanvankelijk in de kost bij café Assink en kreeg er verkering met Diene Assink. Ze trouwden aan het eind van de negentiende eeuw en kochten het boerderijtje van de familie Wermers die naar Hengelo vertrok. Toon weet dat zijn grootvader vertelde dat hij uit school andere kleren aandeed en de klompen aantrok om de anderhalve hectare grond te bewerken en het huis op te knappen. De boerderij werd vooral gerund door Diene. Ze hadden een koe en een kalf, twee varkens en wat kippen. ‘Ik zie ze nog lopen’, zegt Toon. ‘Mijn grootouders leefden van het boerderijtje. Het loon dat opa op school verdiende, ging voor een groot deel naar de spaarbank. Daarnaast leidde hij ook nog een veeverzekering die hij op advies van een aantal boeren had opgericht. Hij deed dat samen met de Wegdams, maar na onderlinge trammelant begonnen die later met een eigen veefonds.’


Jozef en Diene

GEWONE MENSEN
In 1939 werd Jozef ziek en kwam op wachtgeld. Toen Hengevelde op 17 juli 1943 werd verwoest door honderden bommen, zat hij achter zijn bureau, kroop eronder en overleefde de ramp. Zijn vrouw Diene lag naast het boerderijtje en was op slag dood. Ze was toen 75 jaar. Het boerderijtje was compleet geruïneerd. Jozef trok in bij zijn zoon Arnold en zijn gezin. Hij overleed op 19 juni 1955 op 83-jarige leeftijd. Toon herinnert zich zijn grootouders nog goed. ‘Het waren heel gewone mensen. Je liep in dat boerderijtje vanuit de achterkeuken zo de deel op. Dan had je een grote keuken en een kamer aan de kant van Bekkers, maar daar zat nooit iemand. Dat was een soort pronkkamer, zo noemden ze dat. Ik kon trouwens bij grootvader niet veel goed doen. Mijn broer Jozef wel. Hij was zijn naamgenoot, dat zal wel meegespeeld hebben. Dan liet ik hem mijn lege portemonnee zien. “Nee”, zei hij dan. Maar gelukkig kreeg ik dan wel wat van mijn vader.’  


De Goorsestraat in de jaren vijftig. Rechts het huis van de familie Roorda.

8000 GULDEN
Arnold, de vader van Toon, was het enige kind van Jozef en Diene. Hij werd op 17 mei 1900 in het boerderijtje aan de Goorsestraat geboren.  Goed voorbeeld deed goed volgen, ook hij werd onderwijzer. Hij ging in Winterswijk naar de kweekschool en was doordeweeks bij een oom en tante in Neede in de kost. Vandaaruit ging hij met de trein naar Winterswijk. Die trein ging elke twee uur op en neer van Winterswijk naar Nijverdal en stopte in Neede. Hij deed daarna in militaire dienst de officiersopleiding, gaf een korte tijd zijn lessen op de lagere school in Brammelo en kreeg circa 1925 een baan aan de lagere school in Hengevelde. In 1931 begon de bouw van het herenhuis aan de Goorsestraat. De meester betaalde er 8000 gulden voor. Aarnink was de aannemer, maar viel tijdens de bouw uit een bovenraam, waarna Kiezenbrink het karwei afmaakte. In 1932 trouwde Arnold met Johanna Brummelhuis. ‘Ze was van de Bleume, van de melkfabriek’, vertelt Toon. Ze kregen acht kinderen. Toon was de tweede in de rij. Hij werd geboren op 10 juni 1934, op de verjaardag van zijn grootmoeder. Hij groeide voorspoedig op, hoewel na een ruim een jaar duidelijk werd dat zijn linkervoet niet goed functioneerde. Toen hij vijf jaar was, werd in de Nijmeegse Sint Maartenskliniek de achillespees verlegd en moest hij opnieuw leren lopen. Het been heeft echter nooit optimaal gefunctioneerd.

KLAPPEN
Op de lagere school zat Toon twee keer een jaar bij zijn vader in de klas, in de derde en de vijfde. In de eerste klas was juffrouw Ter Elst de onderwijzeres, in de tweede juffrouw Loonen, in de vierde wisselden enkele leerkrachten elkaar af en in de zesde en zevende was meester Piet Wassenberg zijn onderwijzer. ‘Mijn vader was voor ons hetzelfde als voor de anderen. Ik moest thuis vaak sommen maken en kreeg ook wel eens klappen van hem. Dat deden ze vroeger, maar meestal had het geen effect. Tegenwoordig is dat er niet meer bij. Als een onderwijzer een kind iets aanraakt, staan de ouders al op de achterste benen.’

Arnold en zijn vrouw Anna op 2 april 1964 tgv de trouwerij van Toon en Maria.

Maar Toon spreekt dankbaar en vol ontzag over zijn ouders. Vader Arnold stierf een jaar na zijn pensionering aan kanker. Hij zette zich bijna zijn hele leven in voor de dorpsgemeenschap, beroepshalve en in zijn vrije tijd. Hij deed overigens ook het veefonds van zijn vader erbij en nog een brandverzekering. ‘Dat leverde hem 1000 gulden per jaar op’, weet Toon, die zich zijn moeder Anna herinnert als een greutsevrouw. ‘Ze werkte dag en dag voor het gezin. Neem de oorlog, er was niks. De meeste mensen hadden wel geld, maar konden er niks mee. Mijn moeder maakte zelf de kleren, we verbouwden zelf groente en ook rogge en aardappels.’
Toons moeder is in 1978 gestorven. Ze woonde na de dood van haar man nog heel wat jaren op haar zelf in een deel van het herenhuis aan de Goorsestraat naast Toon en zijn gezin.
 
SCHOOL
Terug naar de jeugd van Toon. In het laatste oorlogsjaar gingen hij en zijn broer en zussen niet vaak naar school, zo vertelt hij. Dan was er gewoon heel vaak geen les. Na de zevende klas ging hij met zijn zus Dinie en met Annie Varenbrink naar de ULO in Haaksbergen. Zijn broer Jozef zat in Azelo op de kostschool en daar moest Toon na drie maand Haaksbergen ook naar toe. ‘Ik deed niks aan het huiswerk en zette daar alles op de kop. Maar in Azelo heb ik ook maar een klein jaar gezeten. Ik ging steeds naar huis, het interesseerde me niet.’ Toen Toon uiteindelijk een weekje of zes thuis was geweest, begon hij op de tuinbouwschool van de Leo-Stichting in Borculo. Elke dag fietste hij erheen. ‘Daar heb ik veel geleerd’, zegt hij dankbaar. Vervolgens liep hij acht jaar stage, vier jaar bij een kweker in Huissen, waar hij bij de baas zelf in de kost was en het megabedrag van vier gulden per week ontving en vier jaar in Venlo, waar hij de kost erbij had plus 25 gulden per week.

GROENTE
In 1955 begon Toon bij zijn ouderhuis voor zichzelf. Op één hectare verbouwde hij groente die hij naar de veiling bracht in Enschede. De rest was weiland. ‘Daar liepen drie guste koeien op.’
Toon vertelt dat zijn bedrijf acht jaar goed draaide. Daarna kwam hij in de problemen vanwege de ruilverkaveling in Brammelo, waardoor de beek bij zijn huis steeds overstroomde. Groentes staan niet graag onder water. De schade was regelmatig zeer groot en hij moest stoppen. Een jaar eerder was hij getrouwd met plaatsgenote Maria Epping die hem hielp met het bedrijf en de groente aan huis verkocht. ‘Het was een slechte tijd voor ons. We hadden nauwelijks inkomen in het eerste jaar. Ik wilde een schadevergoeding vanwege die overstromingen, maar de gemeente wilde dat ik ermee ophield. Ze dachten dat ik het niet vol zou kunnen houden’, zegt Toon die opnieuw behoorlijk kregelig wordt als hij erover praat.
Hij ging in loondienst, eerst een jaar bij Nijhof in Delden, daarna acht jaar bij De Graaf in Diepenheim en toen tot zijn pensioen bij de sociale werkvoorziening van de gemeente. ‘Daar verdiende ik beter. Het scheelde € 75 in de maand.’


Het gezin van Toon en Maria, gefotografeerd op 19-4-1997. Het was de dag dat Chris met Bianca trouwde. Hurkend links Hans, rechts Peter.

HEKKEMANSBELD
In het mooie huis aan de Goorsestraat bleven Toon, Maria en de drie zonen Chris, Hans en Peter tot 1981 wonen. Toen verkasten ze naar de Hekkemansbeld. Blij waren ze niet met de verhuizing, zo vertelt Toon. Intussen woont hij er alweer 32 jaar.
In januari is het vier jaar geleden dat zijn vrouw Maria plotseling in de gang van het ziekenhuis overleed. Toon slijt de dagen met fietsen, tv kijken en wat werken in de tuin. Zoon Hans (bijna 47 en timmerman bij Mobi Home) woont bij hem. Hij is niet getrouwd. ‘Hans is dag en nacht met voetbal bezig’, zegt Toon over de zoon die als rechtsbuiten honderden wedstrijden in het eerste van WVV speelde en overigens nog steeds op zondagmorgen zijn kunsten vertoont in een lager elftal. Chris (48) is timmerman bij de firma Ten Heggeler en woont aan het Wegereef. Hij is getrouwd met Bianca Siegerink. Ze hebben drie kinderen. Peter (42) is vrachtwagenchauffeur bij Hebo en woont in de Diepenheimse Veldhoek in een verbouwd boerderijtje. Hij is getrouwd met Hilde ter Balkt uit Zeldam. Ze hebben twee jongens.


Het huis aan de Goorsestraat anno 2013

GEBOORTEHUIS
In het geboortehuis van Toon en zijn drie zonen kwam aan de linkerkant de familie Jansen te wonen. In 2002 vertrok het gezin naar Neede en kochten Tonnie en Ria Lubberdink de woning. Ze gingen er met hun drie kinderen wonen. Tonnie overleed in juni 2011. Thans woont Ria er nog met haar dochter Michelle en zoon Mathieu. In de andere helft woonde tot 2006 de heer Turksma. Daarna stond het leeg, maar binnenkort gaan Bart Eshuis en Elke Kiezenbrink er wonen. Ze zijn druk met de verbouwing bezig. Bart is leraar in Nijverdal. Elke werkt als groepsbegeleider met kinderen die uit huis zijn geplaatst. Als Bart erin trekt, woont er weer een meester in het herenhuis, zullen we maar zeggen. Echte schoolmeesters heb je eigenlijk alleen op de basisschool, hoewel daar tegenwoordig de juffrouwen dik in de meerderheid zijn. Maar dat is een ander verhaal.

PS. Het gezin van meester Arnold Roorda, dat boven aan het verhaal op de foto te zien is, poseerde op de dag van het 25-jarig huwelijksfeest van Anna en Arnold in 1957. We gaan van links naar rechts.
Dienie. Nu 78 jaar. Haar man Roelof Halsema is onlangs overleden. Ze kregen drie kinderen. Dinie werkte in de verpleging. Ze woonde in Kloosterburen en sinds korte tijd is ze woonachtig in het West-Groningse Leens.
Lies (74) woont in Nijmegen waar ze werkte als onderwijzeres. Ze woont samen met Hans Möller.
Jozef (80) is de oudste. Hij was leraar in zijn werkzame leven en stond lange tijd op de mavo in zijn woonplaats Groenlo. Ook was hij een van de oprichters van WHC. Hij is getrouwd met Ans Meijerink, ook uit Hengevelde. Ze hebben drie kinderen. Jozef lijdt aan botkanker en is thans zeer ernstig ziek.
Daarna volgt Toon. Arnold en Hanna Roorda kregen eerst de beide zoons en daarna nog zes dochters.
Rosia is 71. Ze woont in Aadorp en is getrouwd met Wim van de Klooster. Ze hebben twee dochters.
Annie (76) woont in het Zuid-Limburgse Jabeek. Ook zij was onderwijzeres. Haar man Zef Bronnenberg is overleden. Ze hebben geen kinderen.
Mieke (77) woont in Goor, is getrouwd met Johan Oldenhof en zij hebben drie kinderen.
De jongste dochter van het echtpaar Roorda, Trees genaamd, is op 12-jarige leeftijd overleden in 1955.