Meer dan 300 bommen op het dorp, 80 jaar geleden
Het gebeurde op de kop af 80 jaar geleden. Op zaterdagmorgen, heldere lucht, volop zon. De goedgehumeurde melkrijders brachten de melkbussen van de boeren naar de boterfabriek van de firma Brummelhuis. Maar midden op de mooie zomermorgen naderden van de kant van Beckum enkele tientallen Amerikaanse bommenwerpers. Pal boven het dorp viel de ene bom na de andere. De kerkklok bleef die zeventiende juli 1943 stil staan op tien voor half elf.
Het verwoeste kerkhof was voor Marietje Grefte verboden terrein
De Bentelosestraat, vooral de Goorsestraat, de Diepenheimsestraat. Overal was de ravage groot. Overal hadden families in een mum van tijd geen dak meer boven hun hoofd of waren muren zwaar beschadigd. Maar gelukkig kregen ze hulp van alle kanten.
Zes dodelijke slachtoffers, vele gewonden en nagenoeg het hele dorp kapot: dat waren de trieste consequenties van de catastrofe.
De meeste getuigen van de ramp zijn intussen overleden. We hebben er op WegdamNieuws en in het boek Wegdammers II met een aardig aantal Wegdammers die er destijds middenin zaten, op kunnen terugblikken. Daardoor hebben we vrij nauwkeurig verslag kunnen doen van die rampzalige zaterdag in juli van het jaar 1943.
NEGEN BOMMENGATEN
Een geluk bij het ongeluk was dat de kinderen tussen de 6 en 12 jaar op school zaten. Destijds moesten ze ook op zaterdagmorgen naar school. Het gebouw aan de voormalige Schoolweg, thans Wethouder Goselinkstraat geheten, lag buiten het rampgebied. Marietje Haafkes-Grefte (91) zat in de vijfde klas bij meester Roorda. Ze herinnert zich die zeventiende juli van 1943 nog goed. ‘We waren buiten aan het gymen. Toen we in de verte zagen dat het dorp gebombardeerd werd, moesten we naar binnen. We moesten plat op de grond gaan liggen. Samen hebben we een paar weesgegroetjes gebeden. Na een tijdje mochten we naar huis. Ik woonde aan de Kerkstraat. Mijn broer Henk en ik liepen altijd naar school. Onze vader kwam ons al tegemoet. Hij keek bezorgd. Wij waren veilig, maar hij was onze koeien aan het zoeken. Thuis zagen we dat de panelen van de deuren die tijdens de bommenregen dicht zaten, eruit geslagen waren. Voor en achter ons huis zaten negen bommengaten. Twee kippenhokken waren weg, daar waren bommen op gevallen. Ook de kippen waren weg. Ze hebben het niet overleefd.’
HELEMAAL KAPOT
Net als bij de meeste andere families in het dorp, moest het gezin van Jans en Hanna Grefte tijdelijk ergens anders onderdak zoeken. Er konden op het erf nog onontplofte bommen liggen. Dat moest eerst onderzocht worden. Marietje kwam terecht bij Roesink (De Visscher) op het Kwartiersdorp. Henk sliep op een ander adres. Jans en Hanna sliepen een paar nachten in een kippenhok dat iets verderop stond. Marietje bekeek de stand van zaken in het dorp in de dagen na het bombardement. Ze had de tijd ervoor, want de school zat voorlopig dicht. ‘Het huis van Herman en Siena Varenbrink was helemaal kapot. Hun zoontje Harrie was omgekomen. Ik kende de familie wel. Wij behoorden tot hun noabers. Herman was de postbode van het dorp. Veel contact hadden we niet met hen. Wij kwamen meer bij ’n Kloas en de Kraake aan de aandere kaante van de Bekke’, doelt Marietje op de families Ter Grefte en Waanders. Ze vertelt ook van de families Goselink en ’t Heggel (Wegdam).
Vlak bij het huis van postbode Varenbrink zag ze ook hoe de kerk en de pastorie een fikse schade hadden. Beide gebouwen konden niet meer functioneren. ‘Van de kerk was één helft finaal kapot. Later hebben ze daar een muur tegenaan gebouwd, zodat er weer diensten gehouden konden worden. Het huis van de familie Smit bleef nog tamelijk goed behouden’, zag Marietje hetgeen opmerkelijk was, want rondom het huis van de toenmalige kleermaker zaten overal bommengaten.
TELEFOONLIJN
Op het kerkhof vlak bij hij ouderlijk huis was voor Marietje de eerste dagen na het bombardement verboden terrein. ‘Dat vonden mijn ouders niet goed. Het kerkhof stond totaal op de kop. We waren nog kinderen.’
Haar zestien jaar oudere zus Riek die als zuster Nicodema toegetreden was tot de orde van Sint Jozef van Amersfoort, kreeg van de ramp in haar geboortedorp niks mee. Ze woonde destijds in het klooster te Doetinchem. Haar vader Jans ging naar Braakhuis, waar het postkantoor gevestigd was om haar te bellen. Daar was de telefoonlijn intussen hersteld. De meeste particulieren hadden toen nog geen telefoon. Marietje weet nog hoe het gesprek ongeveer verliep.
‘Goddank, we leven nog’, zei Jans tegen zijn dochter.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg zuster Nicodema.
‘Heb je niet gehoord dat heel Hengevelde plat gebombardeerd is?’
‘Nee. Ik weet van niks.’
Vroeger duurde het veel langer voor zulke gebeurtenissen bekend werden in de rest van het land’, zegt Marietje.
JETTIE UIT ZEIST
Net als bij veel andere gezinnen van Wegdammers had ook de familie Grefte in de zomervakantie een Amsterdamse zomerhulp in huis. Ze herinnert zich een zekere Wim. Hij was 18 jaar en kwam elke vakantie terug. ‘Later hadden we geen contact meer met hem .’
In de hongerwinter van 1944-’45 was de zestienjarige Jettie uit Zeist bij de Greftes te gast. Haar zusje Corrie logeerde bij buurman Wegdam. ‘Ik was niet zo blij met Jettie’, weet Marietje nog wel. ‘Misschien omdat ik het niet gewend was. We sliepen ook nog bij elkaar in bed.’
SCHILDERS
Na een half jaar moesten Marietje en haar broer Henk net als de andere schoolkinderen van het dorp weer naar de onbeschadigde school. Haar ouderhuis werd hersteld. Ze herinnert zich dat haar ouders veel moeite hadden met het vinden van een schilder. ‘Dat duurde een tijd. Er moest veel geregeld worden. ‘Klaver en Lentelink moesten overal zijn. Uiteindelijk hebben wij een schilder uit Beckum gehad.
Net als de boerderij van Jans en Hanna Grefte aan de Kerkstraat werden de huizen en schuren in het dorp herbouwd of hersteld. Bij de bevrijding op 1 april 1945, eerste paasdag, was er al veel gebeurd. Marietje herinnert zich dat de Duitsers die dag overal paarden probeerden te vorderen. Haar vader Jans had de twee zware paarden en een pony verstopt in een naburig bos. ‘Het ging goed. Maar spannend was het wel’, zegt ze. Gelukkig voor haar en alle Wegdammers waren ze sinds die eerste paasdag verlost van de Duitse bezetter.
MELKFABRIEK
Hoe verliep het leven van Marietje verder? Een kort overzicht. Na het bombardement bleven de schoolkinderen nog een half jaar thuis. Daarna volgde ze de zesde klas bij meester Wassenberg, deed een jaar huishoudschool en volgde nog een jaar de zogenaamde naaischool. ‘Je had na de oorlog haast geen gelegenheid om verder te leren en mijn ouders stimuleerden het ook niet. Ik kwam op het kantoor van de melkfabriek te werken en daar was ik blij mee. Ik was 15 jaar. ’s Morgens kwamen de melkboeren van alle kanten met paard en wagen en de melkbussen van de boeren. Ik moest dat allemaal noteren. Elke boer had een nummer. Bij ons hadden we nummer 23. Ik kreeg de gegevens door van de melkontvangst en schreef van elke boer het aantal liters op. Daarna maakte ik de uitbetalingen klaar. Theo Wegdam had me bij de familie Brummelhuis aanbevolen. Hij was onderwijzer op de lagere school en na schooltijd deed hij de boekhouding op de melkfabriek. Zo is het gegaan. Ik kon goed leren, mijn broer Henk trouwens ook. Ik heb op de melkfabriek een mooie tijd gehad. Heb het een jaar of vier gedaan. Elke dag werken van half 8 tot 6 uur.’
LINTJE
Op 2 februari 1957 trouwde Marietje met Gerrit Haafkes uit Zeldam. Hij was aannemer. Ze gingen in Goor wonen. Ze kregen drie kinderen en acht kleinkinderen. Zoon André woont in het Gelderse Geesteren, Robert woont in Goor en dochter Silvia in Beckum. Gerrit is in 2006 op 80-jarige leeftijd overleden. Marietje bewoont intussen een appartement in het centrum van Goor.
Vermeldenswaard is nog haar enorme inzet als vrijwilliger. Marietje was bijna haar hele leven actief voor verenigingen als de Katholieke Boerinnenbond, de Katholieke Plattelandsvrouwen, het latere ZijActief. Het Stoevelaar kon op haar rekenen, de Zonnebloem, ze was coördinatrice bij de Stichting Vrijwillige Hulpdienst en noem maar op. Geen wonder dat Marietje daags voor Koningsdag 2016 naar het gemeentehuis gelokt werd waar burgemeester Nauta haar een koninklijke onderscheiding opspeldde. “De zorg en het omkijken naar de medemens is u op het lijf geschreven”, zei de burgemeester. Mooie woorden voor de Wegdamse die door haar huwelijk het grootste deel van haar leven in Goor woonde.