Ondergedoken bij Mina en Dieks in Hengevelde

Van het een komt soms het ander. We publiceerden onlangs op Wegdam Nieuws verhalen over de bevrijding van 75 jaar geleden. Zo beschreven we de gebeurtenissen op de boerderij van Goselink op de eerste april van 1945 en de avonturen van Frans Babeliowsky die geëvacueerd was in Hengevelde en onderdak vond bij de familie Doeschot. Frans was een jongen van 16 jaar, maar hij sloot zich manhaftig aan bij een groep verzetsmensen die het leven van de Duitse bezetter zo goed mogelijk probeerden te ondermijnen. Ook Nies Goderie uit Steenbergen deed dat. Hij was ondergedoken bij Dieks en Mina Vonder, niet ver van de boerderij van Doeschot.
Goderie woont thans in Roosendaal. We kwamen hem op het spoor en vroegen hem naar zijn belevenissen in Hengevelde ten tijde van de bevrijding.

83 DAGEN NIET UIT DE KLEREN

Goderie is geboren op 29 april 1925 in De Heen bij Steenbergen. Hij is op de hoge leeftijd van 95 jaar nog altijd redelijk fit, hoewel zijn gehoor te wensen over laat. Niettemin kan hij e-mailen en via zijn vrouw telefonisch vragen beantwoorden. Zo kunnen we een mooi verhaal maken over hem en zijn Twentse avonturen die op 10 mei 1944 begonnen. Hij en zijn maat Jan Kil vetrokken die dag vanuit het West-Brabantse Steenbergen met de fiets naar het station in Roosendaal. Ze werkten bij de post als kantoorbediende. Op de drager zat een grote koffer. Ze hadden een oproep gekregen voor een tewerkstelling op het postkantoor van Leipzig. Daar hadden de jongens echter geen zin in en regelden via een organisatie die bemiddelde in onderduikadressen, een onderkomen in Twente. Ze moesten zich melden in Utrecht, maar bleven daar zitten in de trein en arriveerden vervolgens later op de dag op het station in Hengelo.

‘Wij hadden een geheim adres gekregen in Hengelo, waar we ons moesten melden. Dat was in de modezaak van Altink’, vertelt hij. ‘We gingen naar binnen en vroegen naar meneer Altink die niet aanwezig was, zei de winkeljuffrouw ons. Even later zei dat ze nog eens even zou gaan kijken. Toen kwam hij. Hij wist van onze komst. Hij zou twee fietsen voor de etalage zetten en voor ons uit rijden. Wij mochten hem niet kennen. We kregen een paar klompen en een overall en bonkaarten voor eten.’

ONDERDUIKNAAM
Nies kwam terecht bij Mina en Dieks Vonder (foto links). Zij hadden een boerderij niet ver van de Bentelosestraat, het bedrijf dat thans gerund wordt door Clemens Leferink.
‘Ik stelde me voor en noemde mijn naam. Toen zei Dieks dat ik Jan moest heten. Nies vond hij te moeilijk! Zodoende werd Jan Vonder mijn onderduiknaam. Zijn vrouw Mina en hij waren kinderloos. Later kwam ik te weten dat ze een Jantje hadden die op 4-jarige leeftijd in een put op het erf was verdronken. Hij zou ongeveer even oud als ik zijn geweest. Ik was de nieuwe Jan’, zegt Nies. ‘Omdat ze ook geen knecht hadden, heb ik die taak gekregen. Dat was wel even wennen, want ik was gewend postzegels te verkopen en geldzaken te regelen aan de balie van het postkantoor.’

Nies had het al snel naar zijn zin bij Mina en Dieks. ‘Ze waren heel aardig voor mij en leerden mij het werk. Ik liep op klompen en had een overall aan, die dikwijls met mest was besmeurd. Ze leerden me melken, met een koe naar de stier gaan of met een zeug naar de beer. Ik leerde biggen vangen, op het land werken, het paard inspannen en meer werkzaamheden die op de boerderij moeten gebeuren.’

TOOS
Bij Dieks en Mina kwam later ook een nichtje van Mina te wonen, die ik af en toe zag. Haar naam was Toos Bebseler. Ze kwam uit Weerselo. ‘Mina zei dan tegen mij dat Toos zondag zou komen, maar ik bleef daar niet voor thuis en ging liever met een drietal jongelui die in de buurt ondergedoken zaten, naar het café van Herman Roescher om te biljarten en bier te drinken. We bleven daar tot melktijd rond de klok van vijf uur. Maar zondags gingen we eerst naar de kerk in Hengevelde. Dan liep ik langs binnenpaadjes om niet gezien te worden.’
Want Nies was ondergedoken. Hij moest niet al te opzichtig rondlopen. Er waren in en rond het dorp meer onderduikers aanwezig. De onderduiklijn was opgezet door paters Jezuïeten uit Bergen op Zoom. Die hadden in het katholieke Twente een aantal boeren benaderd om ons op te nemen. Een broer van Christ van Kaam zat er in het verzet en kwam ons vragen of we wilden onderduiken. Zo is het gegaan. 

De 95-jarige Brabander herinnert zich nog dat bij Dieks en Mina een grote kast in de kamer stond met daarin verborgen een radio. ‘Dat was strafbaar. We luisterden stiekem naar Londen, naar het Nederlandse nieuws. Mijn maten Jan Kil en Christ van Kaam die in de buurt ondergedoken zaten, waren er altijd bij. Boer Dieks verbouwde zelf tabak en had dan een grote zak op tafel staan. Jan Kil vroeg hem dan of hij een sjekkie mocht draaien en vulde dan zijn eigen doosje ook. Dieks zag het niet. Na het nieuws ging de radio weer in de kast en Jan en Christ terug naar hun adres. Ik weet de namen van die boerderijen helaas niet meer.’

RAZZIA'S
Nies meldt dat hij het eerste halfjaar rustig was, maar dat vanaf oktober Duitsers en NSB-ers vanuit het zuiden ook naar Twente kwamen. ‘Al gauw hoorden wij van razzia’s bij boeren. Ze waren op zoek naar onderduikers. Wij hebben toen ergens in een weiland een schuurtje geschikt gemaakt om daar te gaan overnachten met strozakken om op te slapen. We zijn toen 83 nachten niet uit de kleren geweest. We verzamelden ons elke avond bij mij. Daar kwam een eind aan in december. Een boer uit de buurt waar we wel eens gingen kaarten, wilde een grap met ons. Hij kende de sluiproute die wij maakten en stond in het donker op ons te wachten. Plotseling flitste er voor ons een lamp aan en werd er geroepen: “Halt Landwacht”. Wij zijn alle drie uit elkaar gevlogen en in doodsangst gevlucht. Jan Kil  was pas om 6 uur ‘s morgens aangeland bij café Roescher. Christ en ik waren na een paar uur weer thuis.

Hoe kan iemand zo dom zijn,’ vraagt Nies zich 75 jaar later nog af.

Jonge onderduikers annex verzetmensen op een tank van de bevrijders. Vlnr Christ van Kaam, Frans Babeliowsky, Jan Kil, Piet Bakx, Nies Goderie en Frans Vervloet.>>

SPOORMAN
Er was ook nog een ander incident. Nies vertelt: ‘In die tijd was er ook een spoorstaking en werd ons gevraagd of we nog een plaats hadden voor een spoorman die wilde onderduiken. We hebben ja gezegd. Die avond was het aardedonker. Christ van Kaam liep voorop en stopte plotseling. Hij dacht dat er een koe liep en schopte zo hard hij kon tegen die koe. Er klonk een gil, het was geen koe, maar de spoorman die op zoek was naar ons. Hij had een flinke blessure en is terug gegaan. We hebben hem niet meer gezien.’

TE VOET
Nies Goderie kijkt met dankbaarheid terug op zijn Hengeveldse tijd. Hij had het bij Dieks en Mina naar zijn zin. Hij is er al met al een jaar gebleven. ‘Op 1 april werden we bevrijd. Een paar weken later zijn we vertrokken uit Hengevelde. Te voet gingen we naar Arnhem. Onze bagage lag in een oude kinderwagen. Na ontluisd te zijn, omdat we zogenaamd uit Duitsland kwamen, konden we per trein naar Roosendaal en verder per bus naar huis waar we eind april arriveerden. Onze familie was verrast en gelukkig gezond. Na september 1944 toen Brabant werd bevrijd hadden we niet meer van thuis gehoorde en zij ook niet van ons. Ze wisten niet eens of we nog leefden. Dus hadden we een geweldig mooi weerzien.’

ABC
De 95-jarige Brabander herinnert zich tot slot nog een deel van een ‘oorlogsalfabet’.

A is Adolf de bron van alle kwaad

B is de bevolking die de ellende ondergaat

C is de censuur die onze vrijheid smoort

D is het dieventuig dat in ons land niet hoort

E is de evacuatie waaraan we zijn ontsnapt

F is de Führer die het land heeft leeg gegapt

G is de Gestapo, het laagste vet der natie

H is de hoop op een snelle invasie
De rest ben ik vergeten.’

INDIË
Terug in Brabant ging Nies weer op het postkantoor van Steenbergen werken tot hij in juli 1946 werd opgeroepen voor militaire dienst. Het leger moest weer op poten gezet worden. Hij had de pech tot de eerste lichting te behoren die opgeroepen werd. In maart 1947 vertrok hij naar de oorlog in Nederlands Indië. Daar zou hij drie jaar verblijven. In maart 1949 raakte hij daar zwaargewond toen zijn groep beschoten werd vanuit een hinderlaag. Maar in een ziekenhuis en daarna kwam het uiteindelijk allemaal weer goed met hem.

Nies is één keer terug geweest in Hengevelde. ‘Samen met vrouw en kinderen heeft hij toen Herman Roescher ontmoet. ‘Hij herkende mij direct. Ook heb ik Toos Bebseler nog gezien en gesproken. Ik moest wel zoeken naar de boerderij van toen, want er was ruilverkaveling geweest, alles was veranderd.’ 

BRIDGE
Dat is het verhaal van Nies Goderie uit Roosendaal die thans op 95-jarige leeftijd nog altijd goede herinneringen bewaart aan zijn tijd in Hengevelde en aan zijn onderduikadres bij Dieks en Mina Vonder. Hij heeft 40 jaar bij de post gewerkt en is met 60 jaar in de vut gegaan. Daarna volgt een periode van 25 jaar waarin bridge een hoofdrol speelde. Hij heeft twee clubs opgericht en is daarvan 17 jaar voorzitter en wedstrijdleider geweest. Zo kwamen ze met een grote groep bridgers twee keer per jaar in Ootmarsum in hotel de Kuiperberg en leerden daardoor meer van Twente kennen.
Hij en zijn vrouw Annie zijn dit jaar 65 jaar getrouwd, hebben drie kinderen vier kleinkinderen.

PS. Mina Vonder-Bebseler is in 1961 plotseling overleden. Dieks stierf drie jaar later in Goor. Hij werd voor de woning van kleermaker Leemreize plotseling onwel, ging naar binnen en overleed daar aan een hartstilstand.
De boerderij werd toen al gerund door Mina’s nicht Toos en haar man Gerard Leferink. Gerard overleed in 2000, Toos op bijna 94-jarige leeftijd in 2017. Ze kregen negen kinderen.

Dieks Vonder metselt in 1954 een steen voor de nieuwe Petrus en Pauluskerk in Hengevelde  

Nies en zijn vrouw Annie anno 2020