Bommen op het dorp (deel 1)

Het zwaar beschadigde huis van de familie Lentelink

Het kan nu nog. Zeventig jaar na de rampzalige oorlogsdag, waarbij de dorpskern van Hengevelde door een regen van bommen compleet werd verwoest, kunnen we nog ooggetuigen spreken. De ramp hoort bij de identiteit van het dorp. Om het Hengevelde van nu te kunnen begrijpen, moeten we de geschiedenis kennen. Zeker van de zwartste bladzijde uit de geschiedenis van het dorp moet zoveel mogelijk vastgelegd worden. Mede daarom ben ik er op uit gegaan en heb ik met Wegdammers gesproken die erbij zijn geweest, die er midden tussen hebben gestaan, die getuige waren van de desastreuze dag die Hengevelde teisterde op 17 juni 1943.
Vandaag deel 1.

“Oh God meisjes, jullie leven nog”
De kerkklok bleef in het bommengeweld stilstaan op 10 over half 11. Het was zaterdag, heldere lucht, de zon scheen, de melkrijders brachten de melkbussen van de boeren fluitend naar de boterfabriek van de firma Brummelhuis en de kinderen speelden op straat. Maar midden op de mooie zomermorgen naderden van de kant van Beckum enkele tientallen Amerikaanse bommenwerpers.

De 21-jarige Annie Braakhuis was de ramen van haar ouderhuis aan het lappen. Plotseling kreeg ze de schrik van haar leven. De Amerikanen lieten de bommen vallen op het centrum van Hengevelde en ineens was het helemaal donker. ‘Wat overkomt ons nu?  Ik dacht: “De wereld vergaat” en ben naar de overkant gelopen, naar Assink.  Daar zat iedereen in het café onder de tafeltjes. Daar heb ik toen ook bescherming gezocht.’
Toen het afgelopen was, is ze naar huis gegaan. ‘De pannen lagen eraf, alles wat los zat, was kapot.  Toen ik naar Veehof liep, waar mijn vriendin Lenie woonde, ben ik ook nog op het kerkhof gaan kijken. Daar waren de verwoestingen heel erg. Ik zag overal lijken liggen. Verschrikkelijk.’ Annie en haar familie zijn wel thuis blijven wonen, ondanks dat ze het advies kregen de eerste nachten elders onderdak te zoeken.


Duitse soldaten kijken toe hoe jongemannen van de Landwacht bezig zijn met de herstelwerkzaamheden op het kerkhof

Op het kerkhof zijn in totaal acht bommen gevallen. Mannen van de Arbeidsdienst, die gelegerd waren bij de Schipbeek in Markvelde , moesten alles opruimen en egaliseren.

De 10-jarige Ans Veehof bevond zich achter het kerkhof, waar de familie Brinkman een groentetuintje had. ‘Opeens zag ik niks meer.  Mina Brinkman was erbij. Ze bleef rustig en zei dat ik op de grond moest gaan liggen. Toen het over was, ben ik snel naar huis gelopen. Daar lag het lichaam van mijn buurjongetje Harrie Varenbrink op het biljart. Hij was door het bombardement om het leven gekomen. Mijn jongere broer Harrie was bij de overburen, bij Brummelhuis. Hij is aan zijn hoofd geraakt door een scherf en moest naar het ziekenhuis. Ons huis was helemaal in elkaar gestort. Ik moet denken aan mijn  oma, de moeder van mijn moeder. Ze lag in bed. Men zei altijd dat je bij een bombardement op de trap moet gaan zitten. Maar de muur van haar slaapkamer was ingestort en lag over de trap. Gelukkig is iedereen er goed onderuit gekomen.’

Bewusteloos
De 23-jarige Ruud Stoop was aan het werk in het laboratorium van de melkfabriek waar hij gewoontegetrouw het vetgehalte van de melk onderzocht. Ook hij zag het ineens zwart worden en hij hoorde vlak voor de fabriek een bom vallen. Hij wilde vluchten en koos de weg door het ketelhuis. ‘Maar daar kwam ik niet verder. Overal vuur, rook en damp. Toen ging ik door de fabriek. De achterdeur zat op slot. Ik ben daar tegen de dorpel gaan liggen. Hopelijk was ik daar veilig. Maar ineens leek het even of ik mij in een soort vacuüm bevond. Ik ben toen bewusteloos geraakt, omdat ook daar een bom viel. Ze hebben me gevonden onder het puin. Ik moest naar het ziekenhuis in Hengelo, want ik had mijn arm op drie plaatsen gebroken en was gewond aan mijn  hoofd.’
De melkfabriek werd door twee bommen totaal verwoest. Bernard Roewen vluchtte door de voordeur, Johan Spekreijse, bijgenaamd de bottermaker, verschool zich in de kelder en Toon ter Doest in het boterlokaal. Hennie ten Buuren had veel geluk. Een zware elektrische motor viel met een enorme plof naar beneden, precies naast de plek waar Hennie stond. Hij zat onder het puin, maar kwam goed weg, had alleen een paar schaafwonden. Melkrijder Jans Hartgerink dook net op tijd onder het platform waarop de melkbussen geplaatst werden. De fabriek was één grote puinzooi, maar gelukkig bleef iedereen nagenoeg ongedeerd.


Rector Braakhuis, een huisvriend van de familie Brummelhuis, zijn zus Leida en Marie Brummelhuis (rechts) bekijken de situatie bij de melkfabriek

De bijna 7-jarige Harry Wegdam zag vanaf de boerderij op het Heggelerveld de eerste bommen neerkomen op de Bentelosestraat, zag dat de projectielen het huis van de familie Lentelink verwoestten en dat vervolgens talloze bommen in het dorp zelf terechtkwamen. Hij herinnert zich dat er paniek was. Waar was Bernard ten Breteler, de knecht van zijn vader en waar was zijn vader zelf? 
Harry: ‘Bernard bleek achter de weg op de grond te liggen. Hij was uitgeschakeld door een bommenscherf in zijn been en wist te vertellen dat mijn vader bij Withag was gesignaleerd, de plaatselijke politieman in het bekende huis aan de Bentelosestraat. Ik wilde ernaar toe, maar Jan Groothuis van de Rooze zei dat we in een sloot moesten gaan liggen. Toen er geen bommen meer vielen, zijn we langs bommenkraters gelopen, langs de enorme ravage die was aangericht op de Bentelosestraat.  Overal liepen paarden en koeien die allemaal richting de boerderij van Pelle liepen. Mijn vader lag naast het huis van Withag op de grond. Er zaten zestien scherven in zijn lichaam, voornamelijk in zijn rug. Mevrouw Withag was door één scherf getroffen. Jan Groothuis heeft hen verbonden. Daarna zijn ze naar het ziekenhuis gebracht in Hengelo. Bernard en mijn vader lagen daar naast elkaar.’
Wegdam sr, Jams Toone in de volksmond, had veel bloed verloren. Een van de verpleegsters, Grada Pierik (Doeschot), stond een liter af voor hem. Ze had dezelfde bloedgroep. Mevrouw Withag is zes weken later overleden.

School
Op zaterdagmorgen was er destijds ook vaak nog school. De kinderen van de hoogste klassen hadden buiten op het schoolplein les van meester Wassenberg sr.
Minie Klaver was 12 jaar. Ze herinnert zich dat ze de vliegtuigen wel hoorde, maar er niet op lette. Het was een geluid dat je wel vaker hoorde. ‘Opeens werd het donker en toen schrokken we. “Allemaal op de grond gaan liggen”, riep meester Wassenberg. Ik ben in de sloot gaan liggen en even later zijn we naar school gekropen. Toen alles weer stil was en er in de verte geen bommen meer vielen, zijn we gauw naar huis gelopen. Ik hoor mama nog zeggen toen we binnenkwamen: “Oh God meisjes, jullie leven nog”.  Omdat ons huis gerepareerd moest worden, heb ik een paar weken bij mijn vriendin Dinie Spekreijse gelogeerd. Sommige broers en zussen waren in die tijd bij bakker Scholten.’

Gerrit Rupert van de Bentelosestraat hoorde destijds nog bij de parochie Wegdam en zat die zaterdagmorgen ook op school. Die stond toen nog aan de huidige Wethouder Goselinkstraat. Gerrit zat bij meester Roorda in de klas. Toen daar doordrong dat Hengevelde gebombardeerd werd, moesten ze van de meester onder de banken gaan liggen.  Even later kwam Herman Nijhuis (Timmer Herman) op school. ‘Hij vertelde van de verwoestingen in het dorp en was ongerust over de toestand op school. Gelukkig stond de school buiten het rampgebied. Meester Roorda gaf ons opdracht om snel naar huis te gaan. Ik was met de fiets en ben door het dorp gegaan. Vanaf Veehof zag ik de enorme puinhoop. Bij Withag kwam ik mijn oudere broer Bernard tegen. We kregen weer het dringende verzoek om gauw naar huis te gaan. Voor kinderen was het niet goed om er met de neus bovenop te staan.’ 

Hulp
Annie Zwienenberg was ook op school en maakte hetzelfde mee. ‘Toen ik thuis kwam, vertelde mijn moeder wat er gebeurd was. Ze was in de schuur bezig geweest en meteen op de grond gaan liggen. Alle ramen waren eruit en het dak was kapot. We konden zo vanaf het aanrecht naar buiten. Thuis blijven wonen ging niet. We kregen onderdak bij Rupert aan de Needsestraat. Daar was alles behoorlijk heel gebleven. We sliepen op de deel. Daar waren bedden neergezet. We konden er slapen, hadden ’s nachts een dak boven ons hoofd. Eten deden we wel gewoon thuis.’

De Bentelosestraat, de Goorsestraat, de Diepenheimsestraat. Overal was de ravage groot. Overal hadden families in een mum van tijd geen dak meer boven hun hoofd of waren muren zwaar beschadigd. Maar gelukkig kregen ze hulp van alle kanten. De Zwienenbergs overnachtten bij Rupert. Sommigen konden bij familie terecht zoals de Klavers bij bakker Scholten, Gerard en Nico Smit in het ouderhuis van hun vader bij de Roosnieder, hun zus Ria bij haar tante Mina van Schoonaats en de zusjes Hermien en Annelies bij Diepenmaat. De kinderen van meester Roorda verkasten tijdelijk naar hun neven bij Ten Heggeler (de Bolscher).  Zo hielp iedereen elkaar.


Rudolf Braakhuis (links) en Antoon Kortenhorst, bakkersknecht bij Nollen, “poseren” bij de ruïne van de melkfabriek.

PS. Mocht u deze ramp ook van dichtbij hebben meegemaakt, dan kunt u uw ervaringen kwijt in het gastenboek. Het zal de geschiedschrijving hierover completer maken. U mag ook contact met mij opnemen.

(Volgende week deel 2 met het verhaal van de familie Smit die midden in het rampgebied woonde.
Daarna volgt nog het derde en laatste deel van deze serie over onder meer de slachtoffers van de ramp.)