Bernard, Anna en anderen liggen op het kerkhof in een cultuurgraf

Af en toe loop ik even het kerkhof op. Daar liggen mijn ouders begraven tussen mijn groot- en overgrootouders. En verderop hebben veel familieleden en bekenden er hun laatste rustplaats gekregen. Het is een prachtige begraafplaats die er altijd verzorgd uitziet. Ik kom er graag.
Eigenlijk zou het graf van overgrootvader Bernard en zijn vrouw Anna allang geruimd moeten zijn. Bernard overleed in 1900, zijn echtgenote in 1918. Mijn broer die namens de familie aanspreekpunt is, had erin toegestemd. Wel wilde hij de steen dan graag ergens in zijn tuin in Markvelde bewaren. Maar de zwartgrijze steen bleef liggen op de Wegdammer dodenakker. Want de verzorgers van het kerkhof hadden opdracht gekregen het graf ongemoeid te laten, omdat het een bijzonder graf bleek te zijn.

De grafsteen van mijn overgrootouders Bernard en Anna Eijsink (links) is van Belgisch hardsteen gemaakt. Die van mijn ouders en grootouders ernaast is van Bentheimer zandsteen. 

Sommige grafstenen zijn kleine monumenten

Sinds een tijdje is dan ook bij het graf van Bernard en Anna Eijsink-Breteler een klein bordje geplaatst met het opschrift Cultuurgraf. Ook bij mijn grootouders Gerard en Mina Eijsink-Scholten is zo’n bordje geplaatst. Ernaast staat zo’n zelfde bordje bij het graf van oorlogsslachtoffer Jan ten Heggeler. Verderop zie ik dat ook het graf van een zekere Herman Brummelhuis en de hogere graven van de pastoors Kormelink en Van den Brink zijn aangemerkt als cultuurgraf. Zo zijn er nog een paar.

Het graf van Herman Brummelhuis is een mooie combinatie van steensoorten en een glazen gedenkplaat. De omranding en een deel van de kopsteen is van Belgisch hardsteen. De tegelvloer is van alta kwartsiet.

BIJZONDERE WAARDE
Dat vraagt om een verklaring. Jan Put, bestuurslid van de parochie en historicus Bennie Brummelhuis vertelden me over het hoe en waarom. Het gaat om graven uit een bepaalde periode. Daarom zijn ze van bijzondere waarde. ‘Het zijn eigenlijk kleine monumenten’, zei Jan Put. ‘Ze krijgen echter bij het monumentenbeleid van de overheid geen aandacht, zoals dat soms ook het geval is bij bijzondere grenspalen of gevelstenen. Toch is het belangrijk om ze te bewaren en niet te laten verdwijnen. Ze hebben een bijzondere waarde, omdat ze typerend zijn voor een bepaalde tijd. Daarom hebben wij ze op de parochiële monumentenlijst gezet. Ze blijven daardoor bewaard’, aldus Jan.
In Zweden wordt dit ook zo gedaan, zo vertelde hij en daar hebben ze ook een dergelijk bordje bij sommige graven geplaatst. ‘Wij hebben het op dezelfde manier gedaan.’

Het graf van pastoor J. A. Kormelink mag van het bisdom niet geruimd worden.

TOT 31 DECEMBER 2099
Bennie Brummelhuis schreef in 2005 een boek over de parochie en was toen al op het idee gekomen om bepaalde graven te handhaven. In zijn ogen mochten ze niet geruimd worden. ‘Ik zag er toen al een stuk of vijf die niet mochten verdwijnen. Het heeft me behoorlijk wat kuieren gekost voor ik gelijk kreeg. Je zou kunnen zeggen dat het nu geen graven meer zijn, maar monumenten”, zei Bennie. Hij vertelde nog dat het graf van Bernard en Anna, dat dus al  bijna 125 jaar oud is, nog een centimeter of tien opgehoogd is, zodat het er weer mooi bij ligt. ‘Alle graven met dat bordje zijn nu officieel tot 31 december 2099 gewaarborgd als cultuurgraf. Daarna moet men maar verder zien. Dan zijn we alweer een stuk verder in de tijd.’
Overigens is het zo dat de pastoorsgraven van het bisdom uit niet geruimd mogen worden. Ook de graven van oorlogsslachtoffers worden doorgaans bewaard en verzorgd door de gemeenschap.

NB. Genoemde vrijgezel Herman Brummelhuis (1924-1954) was afkomstig van Erve Snakenborg. Hij overleed op 29-jarige leeftijd. Eerder was hij zwaar gewond geraakt door een trap van een losgebroken paard. Hij maakte nog wel twee keer een bedevaart naar Lourdes, maar het mocht niet meer baten.

Bernard Eijsink (1839-1900) kwam uit Haaksbergen, waar hij opgroeide in Hotel De Moriaan, het pand waarin tegenwoordig Intertoys gevestigd is. Hij kreeg rond  1869/’70 een relatie met de toen 27-jarige weduwe Anna Breteler op Hof Kagelink in Markvelde. Ze trouwden in 1871 en kregen negen kinderen, waaronder mijn opa Gerard Eijsink.