Voor altijd Wegdammer?
Honderden Wegdammers hebben in de loop der jaren de vertrouwde grond in Hengevelde en omstreken verlaten. Ze vestigden zich elders in het land of emigreerden naar een ander land. WegdamNieuws zoekt ze op. Wat doen ze, waar wonen ze, zijn ze vervreemd van het dorp of zijn ze in hoofd en|of hart nog steeds Wegdammer? Elke twee weken een aflevering van deze nieuwe rubriek.
(door Milou Wolterinck)
Aflevering 19: Adéle ten Thije (62 jaar)
‘Tien gulden voor de hele zaterdag, jaren gedaan’
Net buiten de officiële dorpsgrenzen groeide ze op: Adéle ten Thije, tweede dochter van Krog Jan en Riek Leferink. In haar twintiger jaren vertrok ze uit Hengevelde, het dorp waar ze zich volkomen thuis voelde. Toen ze terugkwam en ging samenwonen, pakte ze het toch anders aan. Zo’n dertig jaar woont ze nu alweer op een idyllisch plekje, dat mogen we wel zeggen, in het glooiende landschap van Stokkum. Dat knusse huis typeert haar: “Mijn kleindochter, de kinderen, de ‘aanhang’, staan echt bij mij bovenaan. Als die een beetje om me heen zijn, heb ik het goed.”
Hoe was het om op te groeien in Hengevelde?
“Dat was leuk en vertrouwd. In het dorp kende je iedereen en je kon bij iedereen aankloppen. Het was heel gemoedelijk. Wij kwamen van buitenaf en waren gebonden aan kerkdorp Hengevelde. Ik zat op de kleuterschool en klas 1 en 2 op de oude school. Wat ik me hiervan nog goed herinner, is dat op mijn verjaardag tijdens het trakteren, ik Francis Nollen altijd op de gang tegenkwam. Zij is op de dag af net zo oud als ik en we mochten in elkaars klassen trakteren. In klas 3 ging ik verder naar de nieuwe Paulusschool. Dat was donders spannend, alles was nieuw, nieuwe leraren. Een verschil van dag en nacht. De leraren waren jong, heel aardig, ze maakten grapjes en we spraken ze aan met meneer in plaats van meester. Dat was ik allemaal niet zo gewend. Meneer Bergevoet vond ik erg leuk. Hij en zijn vrouw konden goed dansen, hij kon daar ook mooi over vertellen en hij speelde klarinet. Ik was mijn hele leven vaste vriendin met Helma Pelle (Goorden). Helma bleef jammer genoeg op de andere school, maar we bleven vriendinnen. We mochten op zondagmiddag patat eten bij Braakhuis, gingen later ook samen uit bijvoorbeeld naar de Roescher, Veehof en dansles.”
Wat deed je allemaal in het dorp?
“Ik had veel hobby’s. Eerst de wandelsport, ik zat op judo en jaren bij het jongerenkoor, er was nog een jongerenclub, ik was bij de dansmarietjes, deed mee in de revue, zat in het opgerichte damesvoetbalteam van WVV. En ik had samen met Helma een bijbaan bij Marinus Kuipers. Als elfjarige gingen we aan Marinus vragen om zaterdagwerk; we wilden graag wat verdienen. “Wat kun je dan?” vroeg hij. En wij: “Kant knippen kunnen we wel”. Tien gulden voor de hele zaterdag, jaren gedaan. Met dat geld spaarde ik voor mijn eerste Lois spijkerbroek. Ik herinner me natuurlijk ook nog naar de kermis gaan met mijn ouders, zussen en broer. Dat was een feest, mooie kleren aan, dat weet ik nog heel goed. De basis van mijn jeugd was goed, eenvoudig. Ik kijk daar heel fijn op terug. Alles was oké, familie in de buurt, allemaal veilig en vertrouwd en ik heb veel plezier gehad. Ik denk dat je mede door een stabiele jeugd, de toekomst aandurft en verder durft te kijken.”
En hoe is het leven na je jonge jaren verlopen?
“Ik moest naar de mavo, maar dat wilde ik niet, mijn zus deed de mavo. Die had me toch een dikke schooltas en was iedere dag huiswerk aan het maken. Na veel gesprekken is het me dan toch gelukt; ik mocht naar de leao in Goor, kantoor en winkelpraktijk. Met Marianne Semmekrot fietste ik vier jaar lang, via het Weldam. Vervolgens naar MSPO en uiteindelijk de opleiding tot kraamverzorgster, ging samen met een vriendin op een flat in Hengelo wonen. Ik heb bijvoorbeeld gekraamd bij de familie Rupert, toen de oudste werd geboren. En bij Gerda en Alphons Assink, bij de tweede. Na zes jaar ging ik de inservice-A opleiding doen op Ziekenzorg en heb ter afsluiting de aantekening obstetrie/ gynaecologie behaald. Rond mijn 21ste kwam ik Jan tegen en zijn we gaan wonen aan de Slotsweg, we wilden beide toch wel buitenaf wonen. Toen ik terugkwam ben ik niet weer zo in het dorp gezogen als ik als kind en tiener was. Jan ging wel bij de biljartvereniging van Café De Witte. We zijn jaren later getrouwd en vierden dit in een tent naast Cafe de Witte, anders dan anders. Wij, maar zeker ook Gerard, vonden dit erg geslaagd.
We hebben nog enkele jaren in Goor gewoond en toen, in 1992, verhuisden we naar Stokkum. Een prachtig oud huis, van het landgoed Weldam. Er moest een jaar grondig verbouwd worden en mijn vader was met name de verbouwer. Gelukkig heeft hij het eindresultaat nog kunnen zien, hij overleed toen het net af was.
In 1998 en 2000 hebben we onze kinderen mogen krijgen. Twee tweelingen: Joep en Jet en Piet en Nel.”
Waar vermaak je je tegenwoordig mee?
“Ik kom altijd tijd tekort, hou erg van lezen. Ik heb nog zoveel boeken die ik moet lezen: Ik zeg altijd: die mag je me wel meedoen in de kist. Ik heb twee hondjes, Boomertjes. De tuin, een must en ook hobby, zolang ik het nog kan. Ik voel na het tuinwerk wel dat ik een dagje ouder word. Ik werk nog twee dagen per week, als intake-verpleegkundige op asielzoekerscentra. Dat vind ik, na alle jaren als kraamverpleegkundige, geweldig. Dankbaar en indrukwekkend werk.
Mijn kleindochter, de kinderen, de ‘aanhang’, staan echt bij mij bovenaan. Als die een beetje om me heen zijn, heb ik het goed. Zoon Piet woont nog thuis en heeft een vriendin. Dochter Nel is sinds een jaartje het huis uit, ze woont met haar man en dochtertje in Goor. Het gezin heeft nog een jaar bij mij ingewoond. Ik was er erg blij mee om oma te worden en maakte dit ook nog van heel dichtbij mee. Het was een welkome afleiding, nadat Jan en ik na al die jaren uit elkaar gingen. Dochter Jet woont ook in Goor en werkt bij Nollen in Hengevelde. Joep woont met zijn vriend in Enschede en is over enkele maanden afgestudeerd. Allen en kleindochter Farah komen nog regelmatig thuis. Ik ben ontzettend blij met ze en heel trots op allemaal.”
Wat heb je nog met Hengevelde?
“Niet zo heel veel binding meer. Ik ben nog wel jaren naar de zomerfeesten gegaan, maar ook al jaren niet meer. Er wonen er nog veel die ik ken hoor, een greep: Helma, mijn broer Edo woont nog in Markvelde in het ouderlijk huis, mijn zus Myranda woont in Hengevelde, ome Herman (Effink) en mijn trouwe vriendin Annet Velthuis die al jaren met regelmaat naar me omkijkt.
Ik kom nog regelmatig op het kerkhof, waar mijn ouders zijn begraven. Het blijft een verdrietige plek ter herinnering. Beiden zijn veel te jong gestorven.”
Ben je nog altijd een Wegdammer?
“Nee en toch ook ja: de feeling ben je nu een beetje kwijt. Nu moet ik eerst tien keer kijken bij wijze van of ik mensen ken. Ik ben alles een beetje ontgroeid, maar natuurlijk liggen mijn roots daar en ik ben er zeker steeds nog trots op dat ik er vandaan kom.”