Restaurant de Kolenbrander: ontstaan door houtskool branden

Harrie Wegdam alias Jamboer heeft in de loop van de jaren vele herinneringen op papier gezet. De komende tijd zullen enkelen daarvan op Wegdamnieuws verschijnen. Hieronder de aftrap met een herinnering aan zijn vader: de Kolenbrander:

De aankoop van het hout en de verkoop van de kolen die men gebruikte om houtskool te branden deed mijn vader, Jams Tone, in samenwerking met de compagnon Assink (café). Hij had het vak geleerd van zijn vader; Jams Dieks.(zie foto boven) Er waren in die tijd verschillende afnemers van houtskool, onder andere brandstoffenhandelaren voor gebruik van aanmaak en verwarming van haarden en kachels alsmede voor het verwarmen van strijkijzers om kleding te strijken. Ook werden kolen gebruikt voor toevoeging in enkele veevoeders voor een betere darmwerking. Tevens behoorden de jeneverstokerijen ook tot de vaste afnemers om de houtskool te gebruiken als zuiveringsmateriaal voor het drinkwater, want hoe zuiverder het water, hoe fijner de borrel. In het begin van de Tweede Wereldoorlog werd er vervangende energie gezocht. Vandaar dat vanuit het westen des lands vraag kwam naar houtskool. Zo werden in samenwerking met deze ondernemers in de duinen bij Heemstede en op de Veluwe bij het Loo o.a. vele kolhopen gebrand.

Maar midden in de oorlog kwam er van de Duitsers op aanwijzing van de N.S.B. ook dwingende vraag naar houtskool. Wat uitmondde dat onder bedreiging van revolvers, mijn vader Jams Tone en Jan Assink gedwongen werden toe te geven aan invordering van twee opgezakte kolhopen die waren opgeslagen bij Heimer in de schuur;

Jams Tone aan het kolen branden

Doordat de Duitsers er geen verstand van hadden, is mijn vader door hun plannen met onnozele praktijk bezwaren af te wijzen, gevrijwaard gebleven om onder dwang voor de bezetter kolen te gaan branden.Voor de rest van de oorlog is toen op beperkte schaal nog clandestien voortgezet.Na de oorlog toen gewone en nieuwe middelen weer ter beschikking kwamen, was het in begin vijftiger jaren afgelopen met het kolenbranden.

Houtskool branden zoals het in het verleden tot ongeveer 1955 plaatsvond in de vorm van kolhoop (meiler), is dus nu al jaren verleden tijd. Het ontstaan ervan in deze vorm is moeilijk te achterhalen, maar in zoverre na te gaan minstens enkele eeuwen oud. Het gaf de mogelijkheid voor boeren en boseigenaren met een overschot aan hakhout dat via het kolenbranden af te zetten en tot meerwaarde te brengen.

Tevens was het een aanvulling in werk voor de winterdag met kappen en op maat zagen van het hout. Alle houtsoorten werden ervoor gebruikt, maar het meest gangbare was zacht loofhout.

Het opzetten van een kolhoop, meestal meerdere tegelijk, werd richten genoemd.

De kolhoop werd in een cirkel opgezet ter grootte van ongeveer tussen de 3 en 5 meter doorsnee en werd aangegeven in aantal faams. Op de richtplaats, meestal in het bos, werd met het op de grond leggen van palen waarop takkenbossen een soort onderbed gemaakt. Hierop werd het op maat afgekorte hout verticaal opgezet in 3 lagen met boven een eivormige afronding. Van bovenuit werd er een ronde ruimte van zo’n 50 cm doorsnede en ongeveer 1,50 m diep gelaten dienende als zogenoemd stookgat.
Nadat het hout was opgestapeld en het richten was voltooid werd de kolhoop afgedekt met plaggen waarover een laag zand van ongeveer 10 cm dik werd gedaan. Hierna werd met het verkolingsproces begonnen door het vuur te ontsteken in de stookruimte waarvoor kort gezaagd hout werd gebruikt. Door het afdekken van de stookruimte met plaggen werd de vuurgloed naar de met de “kolstaakn” gestoken luchtgaten in het zand op de hoop geleid. De werkwijze was van boven naar beneden, via de kleur van de rook werd waargenomen dat de volledige doorgloeiing had plaatsgevonden. Dan werden die gaten gedicht en naar beneden toe nieuwe gaten gestoken. Op deze manier vond de volledige doorgloeiing plaats. Wat werd aangegeven met, “dat de hoop gaar was”. Hierna werd deze via het aanbrengen van een dikke laag zand (kolhoop oonder smieten) luchtdicht afgesloten om het vuur te laten doven.
Het branden duurde ± een week. Nadat het vuur eruit was werd de kolhoop weer ontdaan van het zand en de plaggen, (zgn. bleuten) en kon het in zakken maken van de kolen beginnen, het zogenaamde “kolnzakkn”.

Assink heeft destijds café de Witte overgenomen en zo werd het pand de Kolenbrander genoemd. Na de overname door Brian Kuipers is de naam behouden gebleven.

Harry Wegdam.