Voor altijd Wegdammer?

Honderden Wegdammers hebben in de loop der jaren de vertrouwde grond in Hengevelde en omstreken verlaten. Ze vestigden zich elders in het land of emigreerden naar een ander land. WegdamNieuws zoekt ze op. Wat doen ze, waar wonen ze, zijn ze vervreemd van het dorp of zijn ze in hoofd en|of hart nog steeds Wegdammer? Elke twee weken een aflevering van deze nieuwe rubriek.
(door Milou Wolterinck)

Bijna twintig jaar woonde ze in Hengevelde, waar ze is geboren en getogen. Zal ze twintig jaar in Amersfoort vol maken? Met haar gezin heeft Carolien Koppelman – Pelle (35) het fijn in de wijk, die voelt als een dorp, zo zegt ze. Maar Twente lonkt. Ze heeft het er fijn gehad en misschien wil ze wel terug, voor de vrijheid en de rust. Vader Harm en moeder Marian wonen in ons dorp, haar zussen ook niet meer. Is de vrolijke en spontane Carolien nog altijd een Wegdammer?

Aflevering 23: Carolien Koppelman – Pelle

Hoe heb je je jeugd beleefd?
“Ik heb een fijne jeugd gehad in het dorp en in ons gezin. Ik vond het heerlijk, want ik had heel veel vrijheid. Vooral in het buiten zijn. Veel buitenspelen, struinen door weilanden, pony’s verzorgen en kikkers vangen. Dat heb ik altijd als heel fijn en vrij ervaren. Mijn vader is natuurlijk een rasechte Hengeveldenaar. Hij heeft jaren bij de voetbal gefloten en bij de zomerfeesten was hij niet weg te krijgen. Elkaar helpen heb ik wel echt meegekregen van hem. Ik vind het noaberschap echt typisch Hengevelde.”

Van huis
“Ik ben opgegroeid in de Nieuwstraat, toen nog een rustige straat. Er woonden in die tijd niet veel jonge kinderen. Ik had er veel familie. Ooms en tantes van mijn vader, meerdere. En mijn oma, die woont nog altijd op dezelfde plek. Ze is nu 89 jaar. Ik was veel weg van huis, bij vriendinnetjes spelen. En ook bij oma. Waar ik vaak hielp in de tuin of om samen te gaan fietsen.”

Ging je graag naar school?
“Ja, ik heb een leuke tijd gehad op de Petrusschool. Ik vond de klas die ik had sociaal en vriendelijk. We waren met z’n allen erg sportief. Ik vond de sportdagen heel erg leuk, de atletiekdagen, het samen zijn met de zomerfeesten. Alles samen met de klas doen vond ik fijn. In de les vond ik de muzieklessen en de muziek die gedraaid werd, een ontspannen toevoeging. Meester Hennie Lelieveld zette soms klassieke muziek op. In het begin moesten we er niet veel van hebben, maar later kon een grote groep het wel waarderen.’

Ook jij bent gaan handballen?
“Van jongs af aan heb ik bij WHC gehandbald. Dat ging goed. In de brugklas moest ik kiezen tussen de klarinet bij Amuzant en handballen. Ik ben toen met handbal verder gegaan. Beide blijven doen lukte me niet meer vanwege tijd. Ik heb in de Twentse selectie gespeeld en later een jaar mee mogen trainen bij Olympia toen die club nog in de eredivisie speelde. In de derde klas heb ik daarom bijvoorbeeld op vrijdag dansles gehad, in plaats van op zaterdag met mijn oude klas. Ik was ook niet vaak bij het nadansen en heb geen examen gedaan vanwege een Nederlands Kampioenschap de dag erna. Er werd me wel altijd gevraagd of ik meeging dansen, dat was wel heel sociaal. Ik ben tot mijn achttiende bij WHC gebleven, maar moest helaas stoppen door een blessure die een dubbele hernia bleek te zijn.

Hoe sociaal was je zelf?
“Ik heb altijd veel tijd doorgebracht met vriendinnen. Als kind op de basisschool speelde ik veel met Shirley Wolterinck. Maar ook met Mareit Wielens, Judith Schoneveld, Ellen Groothuis, Liana Velthuis. Met iedereen wel een beetje. Op de middelbare school werden de contacten met de oude vriendinnen minder, want er ging veel tijd in de sport zitten. Toen zat ik ook niet meer bij ze in het handbalteam. Daardoor had ik overal ook wel zo mijn vriendinnen, op school en op de sport. Wel grappig: een vriendin van de middelbare school is paar jaar terug in Hengevelde komen wonen en ik woon er al jaren niet meer.

Je woont een best eind weg.
“Na de opleiding anesthesie medewerker (gevolgd in ZGT Almelo) ben ik bij het Sint Jansdal ziekenhuis in Harderwijk terecht gekomen. Ik werk daar nu al met al alweer 13 jaar. Ik wilde verloskundige worden, maar werd destijds tot twee keer toe niet ingeloot. Maar gelukkig bevalt mijn baan me erg goed. Door mijn werk, en dat van mijn man, zijn we gaan samenwonen in Putten. Daar konden we een appartement huren. Antoine komt uit Haaksbergen en ik kwam uit Hengevelde. We gingen dus nog geregeld terug.

In de tijd dat ik uit huis ging, zijn mijn zus en zusje in dezelfde periode uit huis gegaan. Wij zijn alle kanten opgevlogen. Mijn zus Martine ging naar Aalten, ze woont nu met man en dochter in Ulft. En mijn zusje Chantal is toen al naar het buitenland gegaan. Ze woon nu in Jersey. Een eiland bij de kust van Normandië. Ze vliegt geregeld op en neer.”

Waar vermaak je je tegenwoordig overdag mee?
“Ik heb het fijn. Ik heb mijn werk en ben moeder van drie kinderen. Isa is 9 jaar, Esmee is 8 en Jesse is 5 jaar. We wonen in Vathorst, da’s praktisch een groot dorp. We voelen ons hier erg thuis. In het begin dachten we wel: gaan we het hier vinden? Uiteindelijk hebben we hier veel vrienden gemaakt. Elk weekend is er wel wat gepland, of we bedenken spontaan wat. Dit is een import wijk, mensen komen overal vandaan. Heel veel verschillende culturen. Die brengen ook allemaal hun eigen dingen mee. De een gaat daarin mee, ander niet. Dat is denk ik het voordeel dat iedereen niet van hier is, iedereen zoekt nieuwe sociale contacten. In plaats van een dorp waar alles al staat.”

Maar toch zou je wel terug willen naar Twente…
“Dat heeft vooral met de rust te maken. De rust van het wonen in meer landelijk gebied. Hier hoor je veel suizen. In de supermarkt maakt bijna niemand een praatje, want iedereen moet door. Je wordt ingehaald door elektrische fietsen. Hier is het nooit stil. Op het platteland is burgerlijk misschien meer de norm, dat je dat belangrijk vindt. Alles gaat hier altijd maar door. Ouders laten hier kinderen ook nog niet veel alleen, die gaan altijd mee naar de sport. In het dorp is dan sociale controle wel handiger, je laat je kinderen vertrouwd eerder los.”

Wat heb je nog met Hengevelde?
“Ik kom voor mijn ouders en mijn oma nog in Hengevelde. Da’s niet zo vaak. Mijn ouders komen vaker hier, dan wij daar. Als het nodig is, komt oma (mijn moeder) logeren. Mijn ouders gaan zeker niet weg uit Hengevelde. Ze klussen mooi door met het huis. Mijn oma rijdt zelfs nog. Maar niet naar ons toe hoor!”

Ben je nog altijd een Wegdammer?
“Poeh. Ja, ik denk dat ik dat nog wel ben. Ik lijk heel veel op mijn vader, dus denk ik dat ik dat wel ben. Grote verschil, hij is een man van weinig woorden, en ik niet.”