Frank Boeiend: Het was zo mooi

Terug naar het jaar 1999. Locatie, ergens in Duitse Zwarte Woud, het één na laatste jaar dat ik met mijn ouders en familie op vakantie ging. Destijds was ik nog niet met de gedachten bij zwoele stapavonden met kameraden op witte stranden in Chersonissos, schaars geklede dames dansend op een bar of binnen vier uur zoveel mogelijk shotjes op een avond naar binnen werken zonder dat je daarna kotsmisselijk werd. Nee dat was niet aan de orde. Toen was alles nog vreedzaam,  koek en ei, pais en vree.

Ik liep ergens in een idyllisch stadje, volgens mij was het Triberg, naar bergen te kijken, dikke Duitsers in lederhosen en typische Duitse huizen met geraniums voor de ramen toen mijn oom ineens zei: Scheisse! We moeten opschieten de finale van het wielrennen is op tv! Natuurlijk ook op vakantie keken wij naar de Tour de France! En met de finale wist ik meteen wat hij bedoelde. De helden die al 2 weken door Frankrijk aan het ploeteren waren, fietsten die dag een zware bergetappe en zaten bijna in de laatste tien kilometer!!

We wisten niet hoe snel we naar huis moesten rennen en de tv aan te zetten om Lance Armstrong tegen Jan Ullrich te zien vechten op een kale berg! Tijdens het rennen naar huis, vloekte ik een keer en dacht ik had ik maar een bord spaghetti gegeten vanmiddag, want daar zitten nu die essentiële koolhydraten in om een portie hardlopen vol te kunnen houden. Net als die wielrenners die houden het daar ook 3 weken mee uit!

Maar ik had geen spaghetti gehad! En dus waren we te laat, het enige wat ik nog zag waren de twee armen met een geel bandje om de pols die de witte finish lijn van de Mont Ventoux passeerden. Getier en gevloek op de Duitse tv van de Duitse sportverslaggevers. Wo ist der Jan, Scheisse,  verdammt nog mal! Er verliert sekunden! Wo ist Jan Ullrich! Jan Ullrich was namelijk nog in geen velden of wegen te bekennen en zat waarschijnlijk achteruit op zijn fiets te harken, terwijl de geloofwaardige, sympathieke Lance Armstrong allang een nieuwe gele trui om zijn middel kreeg gehesen door twee mooie dames.

En daar gebeurde het, misschien ook wel door die mooie dames, maar ik was gefascineerd door de wielersport! En het eerste wat er moest komen als ik terug was van vakantie, een wielrenner en een pak van de Rabobank. Want Michael Boogerd was ook nog niet over de finish maar dat was wel een Nederlander en die fietste voor de Rabobank.

Alles werd aangeschaft! Zelfs de voetbalschoenen moesten een jaar lang in de wilgen hangen en wijken voor een spiksplinternieuwe wielrenner! En toen kon het losgaan. De spaghetti, pasta en shakes waren bij ons thuis niet aan te slepen en ‘s nachts droomde ik van het hoogste treetje van het ereschavot met twee bloedmooie ronde missen aan mijn zij.

Ik trainde knetterhard, fietste het snot voor de ogen, maar wat ik ook deed,  ik werd niet zo goed als Lance en gaf de hoop maar op.  En nu is het ook wel duidelijk waarom! Lance Armstrong, groot voorbeeld voor vele wielerliefhebbers is van zijn voetstuk gevallen. Van zijn fiets viel die haast nooit, maar dieper dan dit kan hij nu niet zinken.

Maar wie was er nu naïef dan? De wielrenners zelf, of het grote publiek die elke zomer weer zo snel mogelijk naar huis wilden om maar niets van de Tour de France te missen en geloofden dat het een schone sport was. Tuurlijk kun je niet alleen maar op een bord spaghetti en een pakje sultana, drie weken lang, elke dag 200 kilometer door Frankrijk met je ballen op een zadel zitten zonder kapot te gaan!

Maar wat geeft het! Ik moet mijn collega, columnist Karen Eshuis gelijk geven! Geef die doping toch vrij! Laat ze spuiten en slikken wat ze willen! Dan krijgen we tenminste weer mooie koersen!

En nu, na vandaag , heb ik een probleem. Een paar jaar geleden had ik mijn toen inmiddels te kleine Rabobank wielerpak verkocht voor een schijntje aan iemand uit Friesland. En laat dat nu net een collectors item worden wat waarschijnlijk net zoveel geld waard wordt als de Rotterdamse kunst die nu bij mij op zolder ligt. 

Tot volgende week!