Grote Prijs

Drie weken geleden heb ik me opgegeven voor de Grote Prijs van Hengevelde. Haha, de Grote prijs van Hengevelde. Het klinkt als 3 weken lang topsport beoefenen. Met je tong op het stuur de Alphe d’huez op fietsen, een EK voetbal spelen in grote stadions of proberen zes gouden plakken te halen op de Olympische winterspelen.

Maar voor deze Grote Prijs kun je je gewoon opgeven in de plaatselijke kroegen dus van enige ernstige inspanning is geen sprake. Nee de Grote prijs van Hengevelde is gewoon een excuses om nog een paar extra avonden in je toch al drukke kroegkalender schema naar het cafe te gaan. Als we het hebben over de Grote Prijs van Hengevelde, hebben we het natuurlijk over biljarten.

Van de week kreeg het formulier in de bus met de poule indeling.  En op dat papiertje staat dan meteen hoeveel caramboles je moet maken. Want we spelen natuurlijk Libre. Caramboles, Libre, ja je hoort het al biljarten is geen sport voor de analfabeten onder ons. Libre is het soort biljarten dat je met de ene bal de andere 2 moet raken en wanneer dat gelukt is heb je een carambole. Ik zag dat papier en ik zag ook dat ik het minste caramboles van allemaal moest maken. Hahaha 21! Waarschijnlijk is dat aantal niet berekend op het aantal cafe uren van de deelnemers, want dan had ik er veel meer moeten maken.

Ik zag namen staan, Nico Wielens, Ronald Hafkamp, Alfons Pelle, Arjan van Til, Thijs Blanken, Jacco Kiezenbrink, Harry van de Krog, Geit van de Krog, Richard van Bekkedam, De Boezelaar, De Koele, Ronald Pelle en John KB. Ik dacht waar ben ik in godsnaam aan begonnen. Ik had weinig kans als deze titanen meedoen. Hoor die namen alleen al. De Koele, Boezelaar, De Krog, Bekkedam, en dan kom ik aan als mallepietje met als bijnaam Japie. Maarja, ik had me al opgegeven dus ik moest wel meedoen. Ik had geen keus.

En dat was meteen mijn volgende probleem, ik had helemaal geen keus. En dat is nu net dat ding wat wel van essentieel belang is als je een bal moet stoten. Ik dacht ik ga ook niet met een kroegkeu stoten die daar in het rek staat, want die wordt vaker gebruikt als gitaar als er weer eens een feestje uit de hand gelopen is. Van die kromme dingen dus. Dus hielp Koen Jongman mij uit de brand. Een keu was snel geregeld.

Op naar Assink voor de eerste partij. Ik stond daar als een ware Gladiator met de keu in de hand. Loat ze maar es komm’n dacht ik. Even de pomerans krijten, de pomerans,, weer zo’n prachtig biljartwoord. En doar ging hen. Ik kon aanleggen voor mijn allereerste afstoot in mijn carrière als Biljarter van de Grote Prijs van Hengevelde. Ik vond dat die lampen wel vrij kort boven het biljart hingen en dus moest ik me concentreren om en niet door het laken heen te stoten en niet met mijn keu te zwaaien zodat ik de verlichting naar de gallemiezen zou helpen.

De afstoot ging natuurlijk mis, maar ik had verder geen schade aangericht dus dacht ik gewoon breed van het biljart weglopen zodat de tegenstander niks anders kan voelen dan angst. Mijn tegenstander raakte al snel gepikeerd. Hij had het de hele tijd over de klos. Ik dacht dat hij mij bedoelde, ik dacht pas maar op straks ben jij de klos. Maar pikeren en de klos zijn ook al biljarttermen net als de trekstoot. Wist ik veel, ik zorgde er alleen maar voor dat de tegenstander niet aan zijn trekken kwam.  Ik was namelijk in deze partij de koning van het intimideren. Het ging vrij goed, en ik zag zelfs kans om een voorsprong te nemen. Ik dacht nu is het moment om het krijtje te pakken en bij de tegenstander op de neus te drukken, maar iemand een blauwtje laten lopen is meer iets voor in een discotheek, dus ik kon me inhouden.

Maar nu komt het mooie, ik heb beide partijen gewonnen. Ik mag dus nog even door in de grote prijs van Hengevelde. Eens kijken wie er volgende week de klos zijn!

Tot volgende week!