Oudejaarsdag
Oudejaarsdag 2012. Half 7 ’s avonds. Het is al een paar uur niet meer stil bij mij in de buurt. Prachtige vuurpijlen ontvouwen zich met doffe knallen boven de huizen tegenover mij. Om de tien seconden spreidt zich een kleurige vonkenregen in de vorm van een parasol uit boven de straat tegenover mijn huis. En links klettert een continue eruptie van knallen tegen de flats omhoog. Ze echoën bij mij de straat binnen. Ik mag graag luisteren naar dat luidruchtige gesputter in de donkere avond. De kredietcrisis bestaat vandaag niet in dit deel van Hengelo.
Bij sommige dagen van het jaar heb ik van die vaste associaties. Dan denk ik aan iemand die jarig is of aan een ander heuglijk of minder prettig moment uit mijn leven. Waarom weet ik niet, maar er is ergens een mechanisme in mijn bovenkamer, dat bijzondere data opslaat. Zo denk ik deze 31ste december meestal aan Jos Hafkamp. Ook denk ik bijna jaarlijks op oudejaarsdag terug aan een knallend einde van een korte, maar kansrijke verkering, eind jaren zeventig. Beide feiten hebben overigens verder niks met elkaar te maken.
Jos is jarig op de laatste dag van het jaar, maar ook zijn collega Jan Smit (beiden zijn ze zanger, zoals u weet), Mies Bouwman is jarig, Atje Keulen-Deelstra en de voetbaltrainers Barry Hughes en Alex Ferguson.
‘Ik kan altijd zeggen dat ik dit jaar jarig ben’, zei Jos vroeger toen we op de lagere school dikke vrienden waren. Elke zaterdag kwam ik bij hem over de vloer. Dan had ik eerst een half uur pianoles van Dinant Dijkhuis en later juffrouw Tielbeek. Maar, omdat mijn zus en broer ook nog aan de beurt moesten komen, bleef ik er rondhangen. Grote tuin, het meelbedrijf, de melkfabriek en de verdere omgeving, ideaal speelterrein voor schooljongens.
Die andere herinnering vindt zijn oorsprong op een oudejaarsdag van meer dan dertig jaar geleden. Rafael van der Vaart moest nog geboren worden, Silvie was een peuter. Deze opmerking past bij het verhaal, want oudejaarsdag blijkt een goede dag te zijn om relaties abrupt te beëindigen. Ik had destijds een vriendinnetje dat me heel erg na aan het hart lag. Ze had donker, ietwat krullig haar, was een halve kop kleiner en zag er in veel opzichten aantrekkelijk uit. Ze had in Winterswijk boven een grote textielzaak in het centrum een ruimte gehuurd. Prachtige woon- en slaapkamer, keukentje, badkamertje. Behaaglijk huisje dus. Ze kon lekker koken en maakte het altijd gezellig als ik langskwam. Zelf woonde ik toentertijd in Lichtenvoorde op kamers. Ik ging wel een keer of drie, vier per week naar haar toe. De wederzijdse liefde groeide en bloeide. Het was december, maar de zon scheen volop in mijn toenmalige leventje.
Op oudejaarsdag, de verkering was intussen een week of zes oud, had ze me uitgenodigd. ‘Kom dan om een uur of acht’, zei ze, ‘en breng iets lekkers mee voor bij de koffie. Ik zorg voor de rest.’
Wat wilde echter het geval. Ik was om een uur of vier die middag in de buurt van Lichtenvoorde bij kennissen verzeild geraakt die met carbid en melkbussen in de weer waren. Hoe ze het deden weet ik niet meer, maar ik vond het geluid van de knal uit zo’n melkbus fantastisch. Dat korte, doffe boem. Heerlijk vond ik dat. De jongens hadden de spullen goed voor elkaar. Ze experimenteerden met de hoeveelheden water en hadden uiteindelijk de juiste afstemming te pakken. Bij elke knal stonden de broekpijpen strak langs de benen. Ik voel het nu nog. Uiteraard werd er ook bier geschonken bij de happening in dat weiland.
Om half zeven ging ik naar huis. Een beugeltje of vijf had ik zeker op. Om fris en fruitig naar Winterswijk te kunnen gaan, ging ik even op de bank liggen. Om half negen schrok ik wakker, sprong halsoverkop via een flitsbezoek aan de badkamer in de auto en reed in vliegende vaart naar Winterswijk. Terwijl aan alle kanten om mij heen de rotjes uit elkaar spetterden, belde ik aan. Eén keer, een tweede keer en nog een keer. Toen deed ze pas open. Terwijl ik ergens in de vezels rond mijn hart een lichtelijke verontrusting voelde, ging ik de trap op. Ze stond bovenaan op mij te wachten en zei kort: ‘Hi’. Ik zag aan haar gezicht dat ze slecht te spreken was. Halverwege begon ik al excuses te maken. Kennissen, carbid, melkbussen, prachtige knallen, paar beugeltjes bier, in slaap gevallen, snel naar Winterswijk gereden. Duizendmaal sorry en nog eens duizendmaal sorry.
Het hielp niet. Niets hielp. Ik hoefde mijn jas niet uit te doen. U raadt het al. Tussen de knallen die duidelijk tot haar kamer doordrongen, was ons ambitieuze, steeds hechter worden contact in één klap voorbij. ‘Het is de derde keer dat je veel later komt, dan we afgesproken hadden’, zei ze kortaf. ‘Van mij hoeft het niet meer. Ik hou daar niet van. Ik stop ermee. En je hoeft morgen ook niet te bellen. Ik ga naar mijn ouders.’
De liefde was over. Van haar kant. Oudejaarsdag eind jaren zeventig.
Oudejaarsdag 2012 kende ook zo'n voorval ergens in Hamburg. En misschien was dat lang niet de enige scheiding van tafel en bed. De laatste dag van het jaar leent zich er kennelijk voor. Daar moest ik aan denken tussen de bommetjes en vuurpijlen die hier afgeschoten worden.