Ruth Semmekrot prefereert een goed leven in eigen omgeving

Wegdammers op Oerol, ze waren er weer. Net als vorige jaren. Ik kwam ze tegen bij voorstellingen, op het hoofdterrein Westerkeyn, in de kroeg, op terras. Ruth Semmekrot was er ook. De 47-jarige oud-Hengeveldse had een gezellig huisje gehuurd in Formerum. Zo verenigde ze op Terschelling als directeur van Kunsten op Straat het nuttige met het aangename. Ze bekeek theatervoorstellingen en legde contacten met de makers ervan. Daarnaast ontving ze vriendinnen en familie om een paar dagen gezellig met elkaar door te brengen op het eiland. En gelukkig had ze tijd voor een interview op Wegdam Nieuws.


Even uitrusten bij de Passage aan de Waddenkust van Terschelling, het landschapskunstwerk dat ontworpen is door Frans van der Horst.
Vlnr Joyce Janssen, Ineke (vriendin van Ruth), Ruth, Simon Janssen, Fien en Johan.

Het huisje is nog betrekkelijk nieuw, ziet er comfortabel uit en ligt midden op het eiland, maar toch een beetje afgelegen. Haar vader Johan en moeder Finie zijn er, hun vrienden Simon en Joyce Janssen die in Hengelo wonen, maar eerder een groot deel van hun leven in Hengevelde. Een viertal Enschedese vriendinnen van Ruth is er plus twee honden waaronder die van Ruth. Mooi initiatief. Ik zie haar genieten. ‘Zo krijgen we iedereen bij elkaar. We hadden vroeger in Hengevelde een klein gezin, maar ik was vaak bij Nollen, daar waren ze met veel en er werden spelletjes gedaan. Mijn ouders waren daar niet zo van. Daarom is het hier ook zo leuk met een grote groep. We zijn hier met mensen die elkaar niet allemaal kennen, maar dat geeft niet. We hebben het gezellig, koken samen en verder doen ze maar wat ze willen. Ze bezoeken een voorstelling, gaan een eind fietsen door de duinen of doen iets anders. Allemaal prima.’

Dat haar ouders Johan en Finie er ook bij zijn, is extra fijn voor haar. ‘Ja, ik ben de afgelopen jaren wel vaker op vakantie geweest met hen. Ze zijn geïnteresseerd in wat ik doe, dus wilden ze ook wel een keertje mee naar Oerol. Ik vind het leuk en zij vinden het leuk. Simon en Joyce zijn erbij met wie mijn ouders al veertig jaar bevriend zijn. Dat zijn een beetje mijn tweede ouders. En dan nog de vriendinnen uit mijn woonplaats Enschede. Zo hebben we een mooie mix. Ik ben er blij mee, dat het zo kan. Allemaal mooie mensen bij elkaar. Ik heb ook een vriendin die kanker heeft. Als je daaraan denkt, besef je extra hoe mooi het is om samen leuke dingen te ondernemen. Ik heb er door mijn flexibele baan tijd voor. Ik kan nu anders leven en mijn dagen indelen zoals ik wil. Ik heb de energie en ook de tijd ervoor om dat te doen en om zo een paar dagen op te trekken met de mensen die me dierbaar zijn. Ik kook elke week een keer voor mijn vriendin. Vroeger had ik dat niet op kunnen brengen.’


NIEUWSTRAAT
Ruth is geboren op 13 maart 1969 in de J. M. de Bruynstraat in Goor. Na twee jaar verhuisden haar ouders en de drie jaar oudere broer Stefan naar Hengevelde, waar Finies ouders, opa en oma Ten Buuren, een huis hadden gebouwd aan de Nieuwstraat. Daar woonden ze bij in tot de grootouders in ’75 verhuisden naar het verzorgingshuis in Delden. Ze herinnert zich nog goed hoe fijn het was om daar in de Nieuwstraat op te groeien. ‘Mijn opa deed vaak spelletjes met ons. De kleuterschool aan de Diepenheimsestraat was nog nieuw. Daar is mijn liefde voor lezen ontstaan. Ik kreeg een dik boek van Jip en Janneke waaruit mijn moeder me voorlas. Ik speelde veel met Wilma Kleinsman, later ook met Roeland Vonkeman, Adèle Pelle, Diane ten Buuren, Roeline Kuijer, dat waren mijn vaste vriendjes en vriendinnetjes. Roeline woont tegenwoordig in Nieuw-Zeeland en Diane in Engeland. Op school ging het goed, maar ik had wel het gevoel dat ik andere interesses had dan veel andere kinderen. Ik denk dat ik te weinig geprikkeld werd in de dingen die ik leuk vond. Meester Zegger voelde dat goed aan. Ik mocht van hem de telefoon van de school opnemen, daar vind je al een beetje mijn latere vak in de communicatie in terug. De musical in de zesde klas vond ik mooi. Ik handbalde, tenniste en las veel en ik vergeet ook nooit meer dat meester Weijermars zo mooi kon voorlezen.´

Omdat haar moeder overdag in de modezaak van Steenman in Neede werkte, ging ze vanaf haar tiende uit school naar Joyce Janssen. Ruth betitelt haar als haar nepmoeder. Na de lagere school meldde ze zich aan op de Bouwmeester in Haaksbergen, de middelbare school die een paar jaar eerder geopend was. Ze herinnert zich dat het een prettige tijd was. Cabaretiers als Paul de Leeuw en Brigitte Kaandorp kwamen er optreden. Er was veel muziek en sport, Ruth zat in de leerlingen raad, in de sportcommissie en kreeg ruimte voor de dingen die ze leuk vond. Ze noemt zichzelf wel een luie leerling. Een zesje, zeventje vond ze prima. Ze ging terug van atheneum naar havo, haalde als zeventienjarige het diploma en vertrok naar Eindhoven om daar de heao te volgen en woonde dus al op jonge leeftijd op kamers. ´Ik kwam eens in de drie weken thuis. Het studentenleven was leuk, maar daardoor kan ik dus weinig vertellen over Hengevelde, want ik was nog betrekkelijk jong toen ik er wegging. Ik was wel altijd op de Zomerfeesten. Eugenie Essink was destijds ook een goede vriendin van mij.'

Hoe kijk je terug op de opvoeding?
‘Ik kreeg veel vertrouwen om mijn eigen grenzen te vinden, maar ik was een kind dat de geboden ruimte kon verdragen. Mijn ouders lieten me ontdekken en mezelf redden. Ze volgden zelf ook hun eigen pad. Mijn vader bleef studeren en was druk, mijn moeder ook. Ze komt uit een groot gezin. Om je daarin te ontwikkelen is moeilijk, dus deed ze het daarna. Stefan en ik waren daardoor al snel zelfstandig.’


Hoe was je als puber?
‘Makkelijk. Stefan heeft wat uitgebreider gepuberd. Hij was links, droeg klompen en had een grote bos haar. Ik was een gewoon meisje. Een vriendin van mijn moeder zei altijd: “Die bewaart steentjes voor later”. Ik heb het later ingehaald. Toen met mijn dertigste mijn toenmalige relatie uitging, ben ik het leven pas gaan vieren. Toen ging ik me afzetten op mensen en hoe ze leven.’

Wat ben je gaan doen nadat je afgestudeerd was?
‘Toen was ik 21 en werd ik medewerker communicatie op de Saxion hogeschool. Drie jaar later werd ik er hoofd communicatie. Op mijn 26ste ben ik samen met Merete van Drooge een eigen communicatie-adviesbureau begonnen in het oude station van Delden. Dat hebben we verkocht aan Keizer Communicatie toen ik 33 was. Mijn twintig jaar oudere compagnon wilde stoppen. Het waren andere tijden. Er veranderde veel. We verdienden € 125 per uur. Het pionieren is de leukste kant van zo’n job. Het loopt ineens, je neemt medewerkers in dienst en je moet omzet gaan draaien. Daarom vond ik het uiteindelijk prima om ermee te stoppen.’

Wat kwam er vervolgens op je pad?
‘Ik werd hoofd marketing en communicatie bij Carint. Dat was een leuke tijd. Er was veel vernieuwing en innovatie in de zorgsector. Er was veel ambitie om dat goed te coördineren en om de verschillende onderdelen goed bij elkaar te brengen en in elkaar over te laten lopen. Want we wilden de patiënten betere zorg bieden. Ik heb in die tijd veel samengewerkt met Jos de Blok, de latere oprichter van Buurtzorg. Zijn visie lag me goed. Ik had veel plezier in het werk, kreeg veel ruimte en had de beschikking over een goed team van medewerkers.’
‘Toen Carint en Reggeland gefuseerd zijn, kwam ik als manager in de concernstaf. Ik was inmiddels 39 jaar en moest inhoudelijk sturing geven aan de taken die er liggen en aan het personeel wat er werkt. Leuk werk met veel ruimte voor vernieuwing. Maar er ontstonden enkele bestuurscrises, waardoor er een angstcultuur heerste. Er moesten mensen weg en dan denk je af en toe: “Ben ik ook aan de beurt binnenkort?” Ik moest ervoor vechten om niet pootje gelicht te worden. In 2011 stortte ik in en bleef ziek thuis. Een hartsvriendin van mij had zelfmoord gepleegd. Je snapt het niet, je bent boos, je bent teleurgesteld, je bent opgelucht voor haar, maar ze had ook een kind van 12 jaar, waarvan ik de peettante was. We hadden vanaf mijn zeventiende toen ik in Eindhoven ging wonen alles samen meegemaakt en beleefd.’

Maar na enige tijd moest je weer terug naar Carint.
‘Ja, maar toen ik na een half jaar terugkwam, bekeek ik het allemaal heel anders. “Wat is dit voor zooitje”, dacht ik bij mezelf. Iedereen is alleen maar aan het vechten om bij anderen in een goed blaadje te komen. Ik heb het een paar maanden aangezien en heb het ook gezegd. Ik zag dure directeuren die niet bezig waren met datgene waar ze mee bezig moesten zijn. En er waren mij taken afgenomen, waardoor de uitdaging minder groot werd om gemotiveerd te blijven. Ik heb toen gezegd dat ik weg wilde. Directievoorzitter Joke Mengerink was laaiend. Het eindigde met een vervelend advocatenspel, maar ik heb geen gouden handdruk willen hebben. Per se niet. Ik wilde geen misbruik maken van mijn positie. Ik had daarna gesprekken met een loopbaancoach en kwam tot de conclusie dat ik een levenskunstenaar wilde zijn en al pratend besloot ik dat het iets met kunst en cultuur moest zijn.’

‘Ineens belde Jan Eijsink, de directeur van Kunsten op Straat. Of ik belangstelling had voor zijn functie. Hij wilde ermee stoppen. We spraken elkaar en waren er al snel uit. Dat was in 2014. Ik doe dat werk nu 20 uur per week en daarnaast werk ik acht uur voor de Werkplaats Diepenheim. Ik doe de organisatie en productie. Ik wil wel graag wat meer uren, maar heb mezelf de ruimte gegeven om iets op te bouwen. Je bent niet één, twee, drie thuis in die wereld. Ik heb wat spaargeld en kan me dat permitteren. Beide banen zijn in Diepenheim. De tijden waarop ik werk zijn flexibel. Ik word heel gelukkig van dit werk en dat is heel belangrijk. Projecten oppakken, vernieuwen, organiseren, contacten met subsidiegevers zoals de provincie. Allemaal leuk en mooi werk.’

Je bent 47 jaar en nog steeds vrijgezel. Frustreert je dat?
‘Helemaal niet meer. Wat ik nu doe, had ik niet kunnen doen met een gezin. Zelfs met een partner zou het moeilijk zijn. Ik stel hoge eisen aan mezelf en ook in wat de ander brengt. Ik kan heel goed alleen zijn. Nee, ik ben ook niet op zoek, maar hoop wel dat ik hem tegen ga komen. Dat zou ik heel fijn vinden.’


2015. Ruth wandelt met haar ouders en broer op het strand van Vlieland.

Wat doet je broer Stefan?
‘Hij is directeur/eigenaar van Eelerwoude, een landelijk adviesbureau en rentmeesterskantoor met veel regionale kennis. Vanuit drie vestigingen werken zij aan de ontwikkeling, inrichting en beheer van het landelijk gebied. De hoofdvestiging zit in Goor, de andere twee bevinden zich in Zaltbommel en Diever. Ik heb een goede band met hem, maar in het verleden waren er wel periodes waarin we weinig tijd voor elkaar hadden.’

Jullie hebben beide geen kinderen?
‘Ja. Daardoor leven we ons eigen leven dat vaak op onszelf gericht is. We zien elkaar niet zo vaak. De verbinding die er zou zijn als we beiden kinderen hadden gehad, is er niet. Ik ben heel trouw in het bezoeken van mijn ouders. Vaak op zondag. Of ze komen bij mij. Stefan is meer op zichzelf. Ik bewerk hem om mee te gaan naar Brazilië, naar de familie van mijn oom Hennie en naar bepaalde steden en regio’s daar. We gaan in 2017 of anders in 2018 als mijn ernstig zieke vriendin komt te overlijden overlijden in 2017. Daar is het van afhankelijk wanneer we gaan. Mijn moeder is al vijf keer geweest en mijn vader vier keer. We willen graag nog verder kijken dan Holambra waar de familie woont. Patagonië en Vuurland staan ook op het lijstje. Wat zou het mooi zijn om daar samen heen te gaan.’

Volg je de actuele gebeurtenissen in de wereld op de voet?
‘Ik kijk er beperkt naar. Als ik er heel erg in meega, pakt het me. Ik kan het niet beïnvloeden. Ik heb vaak nagedacht over wat voor standpunten ik heb over bepaalde toestanden in de wereld. Ik geef er nu de voorkeur aan om in mijn directe omgeving goed te leven. Kijk eens rond hier op Oerol. Hoe fijn de mensen hier met elkaar omgaan. Je hoeft je fiets niet op slot te zetten, je ziet dat op de smalle paden iedereen rekening houdt met elkaar. Ik neem nu meer tijd voor mensen, voor gesprekken en zo. Ik vind het erg wat er op bepaalde plekken op deze aarde gebeurt. Helaas is het van alle tijden. Ik zeg niet dat je je er maar bij neer moet leggen, maar ik ben zo reëel om te zien dat al zoveel ellende hebben meegemaakt en dat er nog nauwelijks verbetering te zien is. Ik vind het mooi om te zien hoe de vluchtelingen geholpen worden en hoe ze in onze gemeenschap worden opgenomen. Zo is het goed. Er is hier heel veel wel, in plaats van niet. Er kan dus veel en dat is goed.’


Fien en Johan met Joyce en Simon, hun vrienden sinds jaar en dag.