Eerste paasdag 70 jaar geleden, in vrijheid verder

We vieren het op de vijfde mei, maar verreweg de meeste Nederlanders waren toen al bevrijd. Op de eerste april, de eerste paasdag van 1945, reden Canadese en Engelse redders door Hengevelde. Waarschijnlijk waren er ook Polen bij. En er was luchtsteun van de Engelsen. Ze verjoegen de laatste Duitsers en zorgden ervoor dat de ontgoocheling en de stress van de Tweede Wereldoorlog uit de lichamen van de dorpsbewoners wegtrok. Het is de dag dat een deel van de Achterhoek en Twente weer opgelucht door het leven kon gaan. De oorlog zat erop. Vrijheid, feest, wederopbouw.
Ik zit exact 70 jaar later aan de stamtafel van Café De Gebrande Waateren met vier krasse knarren: Miny Olthof-Veehof (84), Louis Smit (87), Ruud Stoop (95) en Theo Nollen (85). Ze waren erbij toen de Duitsers verjaagd werden. De eerste april van 1945, eerste paasdag, zal nooit meer uit hun geheugen gaan.

Foto boven: Miny vertelt. Van links naar rechts luisteren Bernard Varenbrink, Theo Nollen, Louis Smit, Ruud Stoop en Gijs Eijsink naar haar verhaal.

'De Engelsen zijn er'

Vier ooggetuigen van de bevrijding van Hengevelde op de eerste paasdag, 1 april 1945. Vlnr Miny, Louis, Ruud en Theo.

Verhalen vliegen over de stamtafel. Gespreksonderwerp is de bevrijding van het dorp. Inspiratie genoeg. Vragen hoeven nauwelijks gesteld te worden. Vooral Theo is er vol van. Hij heeft notities gemaakt om niets te hoeven vergeten. Het incident met de twee obstinate Duitse soldaten die de dans wilden ontspringen, komt enkele keren terug tijdens het gezellige koffie-uurtje bij Bernard en Ans Varenbrink. Theo en Louis zijn erbij geweest. ‘Ik ben die eerste paasdag niet naar de kerk geweest’, lacht Theo, ‘we waren op het Zwarte Water. Daar stond zeker veertig man. Anton Kortenhorst, onze knecht die tevens in het verzet zat, riep mij. “De Engelsen zijn er”, net als veel dorpsgenoten liep ik snel naar het het Zwarte Water, want daar gebeurde iets bijzonders’. 

Op het weiland van de familie Blokhorst (de Boonte), aan de rechterkant van de Haaksbergerstraat - de plek waar vroeger de plaatselijke ijsbaan was - stonden twee Rode Kruiswagens van de Duitsers. Engelse bevrijders hadden dwars over het Zwarte Water de motor eruit geschoten. Daar trof de 15-jarige Theo ook de twee jaar oudere Louis. Zeventig jaar later herinneren beide mannen zich nog helder dat in de ene Rode Kruiswagen wapens lagen en in de andere medicijnen en verband. Theo: ‘Die twee Duitsers wilden de wagens verdedigen. We hadden ze al met een mitrailleur door de straten van Hengevelde zien lopen. Het waren gevaarlijke jongens. Bernard Hemel, net als Anton een verzetsman, was ook een van de belangstellenden bij het Zwarte Water. Hij mocht van geluk spreken dat een schot van een van beide Duitsers door zijn hoed ging. De kogel schampte zijn kruin. Hij bloedde wel. Een paar centimeter lager of Hemel was er niet meer geweest.’
De situatie was gevaarlijk. Maar een andere verzetsman (hij ‘logeerde’ bij Roewen op de Bentelerhaar in een keet), trof een van de twee Duitsers met een geweerschot. Theo en andere nieuwsgierigen vluchtten zo snel ze konden naar de schuilkelder van de familie Pelle aan de overkant. De Duitse soldaat overleefde het schot van de verzetsman niet. Hij stierf kort nadat pastoor Buyvoets hem nog bediend had. Louis: ‘Ik zie nog het blote stukje buik voor me met het gaatje waar de kogel naar binnen was gegaan.’

OP DE VLUCHT
De andere Duitse soldaat ging er vandoor. Theo: ‘Zigzaggend vloog hij achter café De Witte langs, waar Jans hem met een broodmes in de mond achtervolgde. Bij Zwienenberg gapte hij een fiets mee. Op het kerkhof verstopte hij zich, maar een paar Hengeveldenaren ontdekten hem waaronder Anton Kortenhorst. De Duitser bekogelde hen met een paar dikke stenen en ontsnapte weer. Hij rende naar de boerderij van Goselink. Daar was een jonge verzetsman uit Losser in de bietnkoele een mitrailleur aan het opstellen. De Duitser schoot hem met één schot dood. Hij vluchtte te voet verder richting café Spijkerman, nam daar weer een fiets mee en ontkwam. Achter het kanaal bij Goor lagen veel meer Duitsers. Ze hielden daar nog vier dagen stand.’
Theo raakt niet uitverteld. Oorlogsanekdotes schieten hem continu te binnen, flarden van voorvallen op de dagen van de bevrijding. Hij vertelt aan Louis dat diens boer Tony uit de Rode Kruis-wagen op het Zwarte Water een paar geweren meenam. ‘Die konden hem misschien in die dagen nog van pas komen.’

De genoemde twee Duitsers waren niet de enige twee vertegenwoordigers van de vijand, die op die eerste paasdag in Hengevelde opgemerkt werden. Naast het huis van de familie Smit (thans Wolterink) bevond zich het zogenaamde keetje van schoenmaker Bets Brinkman. Louis: ‘Daar stonden Timmer Herman (Nijhuis) en Herman Hartgerink (de fietsenmaker) met een geweer in de hand de Duitsers op te wachten die vanuit de Kerkstraat kwamen. Maar ze hoefden geen schot te lossen, want die Duitsers staken de handen omhoog, gaven zich over en werden afgevoerd naar café De Witte dat intussen vol zat met gevangen genomen Duitsers.’

TANKS
De colonnes met bevrijders reden door de straten. Ze kwamen vanaf Neede, tanks en vrachtauto’s met infanteristen. Bij Varenbrink scheurden ze vanuit de Diepenheimsestraat de hoek om. Ruud wijst naar buiten. ‘De tanks draaiden daar de grond eruit. Het zand vloog hoog op. De bocht veranderde in een mum van tijd in een diep gat’, vertelt Ruud. Via de Kerkstraat en via de Bentelosestraat rukten ze daarna op richting Wiene en Delden, waar de strijd in alle hevigheid verder ging. ‘Sommigen hebben bij ons in de bakkerij nog staan koken’, vertelt Theo. Van hen is een paar dagen later nog een aantal gesneuveld.'

Een Engelse bevrijder op de foto met de Veehofs. Vlnr Miny, haar oom Herman Voorhuis uit Tubbergen, van boven naar beneden de al genoemde jongen uit Utrecht, Ans en Jan, dan Harrie met de helm van de Engelsman, Betsie Buiting (nichtje van Miny) en vader Johan.

CONFUUS
Miny vertelt dat bij haar thuis eerst de Duitsers in de zaal van het café een uitvalsbasis hadden en vanaf de bevrijding de Engelsen. ‘Ze gebruikten de keuken en verspreidden van daaruit het eten naar hun manschappen. Of we contact hadden met hen? Niet veel, dat was moeilijk. We konden geen Engels. Maar ik herinner me nog dat we die eerste Paasdag eieren hebben geruild voor chocola.’ Louis herinnert zich dat het bij café Assink groot feest was, toen het dorp weer vrij was. ‘Ik heb ze boven op het biljart zien dansen’, lacht hij. Maar dat was later. Ruud: ‘Op die eerste paasdag was het qua feesten rustig hier. Er gebeurde nog van alles. Ikzelf moest overal gewonden verzorgen en de meeste mensen waren nog confuus van wat er gaande was tussen de laatste Duitsers die hier nog waren en de bevrijders.’
De Engelsen sloegen op het weiland tegenover café Varenbrink een tentenkamp op. Vandaaruit hielden ze Delden in de gaten. Daar was een hevige strijd aan de gang, waarbij de bruggen over het kanaal werden opgeblazen. De Duitsers hielden daar nog enkele dagen stand. Vanuit de kerk vuurden ze granaten af op Hengevelde en vanuit oa Hengevelde en Markvelde beschoten de Engelsen Delden. Louis: ‘Bij ons thuis sliepen de hogere officieren van de Engelsen in de twee grootste slaapkamers en beneden in de huiskamer vergaderden ze. Maar ik was in die tijd de hele dag buiten. Er was zoveel te zien.

ONDEUGENDE VRAAG
Het was een spannende tijd. In de bakkerij van Nollen verstopte Anton Kortenhorst Engelse piloten in een ruimte onder de oven. Hij was lid van de ondergrondse en moest af en toe halsoverkop een schuilplek hebben. Ruud Stoop verstopte thuis een Duitse soldaat die gedeserteerd was. ‘Hij heet Wagner. Hij liep in burger bij ons over de vloer. Ik ben er later nog een paar keer geweest. Hij kwam uit Hamburg.’
Theo vertelt hoe hij met Gerard ten Heggeler (Bolscher), Gerrit Rupert en Gerhard Kleinsman (die later naar Nieuw-Zeeland is vertrokken) dagelijks naar de Mulo in Haaksbergen fietste. Ze pakten op een dag met één hand een Hanomag vast waarop 3 V2’s werden vervoerd. V2’s zijn onbemande raketten. Dat leverde de jongens in de buurt van de Hoeve nog een ‘schermutseling op met de Duitsers’, zoals Theo het noemt. Hij vertelt ook lachend dat hij een keer een ondeugende vraag stelde aan een paar Duitse soldaten. ‘Dat was in de buurt van de Grobbe. Ik vroeg aan hen “Wann kommen die Engländer?” Ze werden boos en namen me mee naar de barakken aan de weg tussen de Hoeve en Beckum, waar ze ingekwartierd waren. Maar gelukkig kwam ik na een paar uur weer los toen Bernard Screever zich ermee bemoeide en zei dat ze die jongen vrij moesten laten.’

BANG
Terug naar de spannende dagen rond de eerste paasdag. Miny vertelt dat de Veehofs zich samen met de familie Brummelhuis op de 31ste maart schuilhielden in de kelder onder de melkfabriek. ‘We waren bang. Het was spannend, Vliegtuigen vlogen laag over de Goorsestraat.’ Op de eerste paasdag zag ze dat het Utrechtse jongetje dat bij de Veehofs geëvacueerd was, van het kruispunt bij de Witte naar ‘huis’ kwam fietsen. Vol vuur vertelde hij dat hij twee tanks had gezien van de bevrijders.

DOORZEEFD
Ruud, Theo en Louis herinneren zich ook het tragische verhaal van een zekere Moerkotte uit Enschede die samen met zijn vrouw bij Wolbers ondergedoken zat en op tweede paasdag werd doodgeschoten door de Duitsers. ‘Dat gebeurde in een weiland van Wissink bij het kanaal in Kerspel-Goor. Hij en Johan Wolbers zochten daar het paard dat door de Duitsers gestolen was. Hij was doorzeefd met kogels van de Duitse scherpschutters die aan de andere kant van het kanaal lagen. Een jong meisje van een jaar of twintig kwam daar op dezelfde manier om het leven. Wolbers ontkwam aan de kogelregen.’ Omdat de toen 25-jarige Ruud bij het Rode Kruis was, moest hij de dode lichamen ophalen. ‘Ik kreeg hulp van Tony Smit en Piet Wassenberg. We hebben ze los op een tank gelegd. Met een touw bonden we ze vast, zodat ze er niet af konden vallen. We hebben ze daarna in een kist gelegd. Het meisje hebben we in een hoekje van het kerkhof begraven. Dat moest daar, omdat ze als niet-katholiek in ongewijde grond begraven moesten worden’, vertelt Ruud. ‘Tja, dat gebeurde in die tijd zo.’ Theo herinnert zich dat twee dochters van Moerkotte ook in Hengevelde ondergebracht waren. ‘Een bij ons en een bij Eetgerink. Voor hen was het natuurlijk buitengewoon tragisch dat hun vader omkwam.’

VERLIEFD
Het verhaal van de twee nichtjes van de familie Bekkers staat het viertal ooggetuigen ook nog helder voor de geest. Ze kwamen uit Delden en waren ondergebracht bij de familie Bekkers die de winkel runden waar thans de Bazar van Jon gevestigd is. ‘De meiden gingen graag met de Duitse soldaten om. Een van de twee had verteld dat ze verliefd was op een soldaat van de vijand. Een schilder die bij Brummelhuis in huis was en bij de ondergrondse was, heeft de twee zusjes samen met Johan Vossebeld kaalgeschoren. In optocht ging met naar de Koude Dijk, daar gingen de haren van de meisjes eraf en via de Bentelosestraat liep de meute met de meiden voorop terug naar Bekkers. Frans en Betsy Bekkers vonden het verschrikkelijk. Het waren hun nichtjes.’ Theo vertelt dat het vaker gebeurde. ‘Sommigen werden niet alleen kaalgeschoren, maar kregen ook nog een lik menie op hun hoofd.

JODEN
Andere herinneringen komen tevoorschijn uit het geheugen van het viertal. Ze verhalen van de Joden die vrij kwamen uit de huizen van de families Ten Elzen (Bouwman), Brummelhuis aan de Dorreweg, Schonenborg, Bauhuis en van de Smitbaas. ‘Dat was familie van mij’, vertelt Louis. ‘Daar zat de slagersfamilie Groenheim uit Delden. Mijn tante Hanna bracht ze dagelijks eten. Ze zaten verstopt op de hilde. Ze hadden daar ook een jongen in huis die vanwege de hongerwinter vanuit Amsterdam bij hen terechtgekomen was. Hij vroeg op een dag aan mijn tante waar ze toch steeds met dat eten naar toe ging. “Niet teveel vragen, jongen”, antwoordde ze streng, “anders ga je terug naar Amsterdam”.

Theo moest naast zijn huiswerk voor de mulo ook veel helpen in de bakkerij. Zijn vader was ziek en Anton Kortenhorst kon het niet alleen af. ‘Maar ik had ook tijd om rond te kijken en met andere jongens granaten los te draaien. Het kruit verstopte ik in de venterswagen. Ik ben nog een keer gewond geraakt toen het kruit in brand vloog.’ Toen de oorlog voorbij was, waren ze bij Nollen extra blij, omdat ze eindelijk weer over goed meel konden beschikken. ‘Toen konden we eindelijk weer lekkere broden bakken.’

VRIJHEID
Louis vertelt dat het zo vervelend was, dat ze na de bevrijding nog maanden door moesten met de bonnen in plaats van echt geld. ‘Ik herinner me nog dat er mensen waren die heel slinks het getal 6 uit de bonnen knipten om ze er weer omgekeerd op te plakken als een 9.’ Theo vult aan dat ze de bonnen van Kerkhofsnaatje aan de geur van de rook konden herkennen. En zo praten we door over de bevrijding op de eerste april, op de eerste paasdag van het jaar 1945 en over het leven in Hengevelde in de dagen erna, dat langzaam maar zeker weer op orde kwam. De verschrikkelijke tijd onder het juk van de Duitsers zat erop. Het dorp kon in vrijheid verder gaan met het leven.